De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 62

22 december 1928 – pagina 62

Dit is een ingescande tekst.

62 Kerstnummer Keizersgracht 525 Amsterdam POLISSEN aan 8 T A T I O X N en BEISBURE AUX direct verkrijgbaar. * * ??;?? In geval van schade kan men zich wenden tot de EUROPEESCHE" te Amsterdam, Barcelona, Belgrado, Berlijn, Bern, Boedapest, Boekarest, Brussel, Constantinopel, Helsinglors, Keulen, Kopenhagen, Lissabon. Londen, Luxemburg, Madrid, Mfinchen, Oslo, Parijs, Praag, Rome, Stockholm, Warschau en Weenen. Kelvinator Electr. Koelkast houdt Uw boter, melk, vleesch, enz. goed. Werkt auto matisch zonder waterkoeling. Kelvinator gaat bederf tegen voor ca. l dubbel tje aan electrische stroom per dag (kl. model). Kelvinator geeft U vanzelf ijs blokjes, terwijl U zelf Ice-Cream kunt maken. Alle modellen in ^e' voorraad in SHOWROOMS TE DEN HAAG Vraagt onverplichte catalogus V.O.P. ?. VERKOOP ORGANISATIE PALTHE 6, KORTE VIJVERBERG DEN HAAG Showroom te AMSTERDAM Vijzelstraat 64 Showroom te ARNHEM, Nieuwe Plein35 (l min. van Station) HAARLEM Groote Markt 14 ROTTERDAM Bergweg 330 GRONINGEN . , . . Praediniussingel 53 Lucullus en de Kokoskrab (Vervolg van pag. 16} De electrische lichten weerspiegelden in drijvend nat dat heen en weer stroomde tusschen de spuigaten aan bakboord en de spuigaten aan stuurboord. Boven zijn hoofd sloeg de regen een roffel op houten trom. Hij trok zijn beenen op den stoel, den plaid over zich heen en voelde zich hoog en droog te midden van het zwalpende geweld. Het gevoel van zeeziek worden was over. Het blik van de klapperkrab stond stevig vastgesjord, zag hij. Hij mompelde: Maar goed ook !" Stopte de plaid in onder zijn rug, geeuwde dat het hem de tranen in de oogen perste, en schikte zich weer tot slapen. Als een reuzenkind in reuzenwieg lag hij in het schommelende schip. Minder heftig werden de schommelingen; allengs verrustigden zij tot een deinend wiegen. Het flauwe wit dat voor den dageraad uitgaat, verscheen aan de Oosterkim. De duistere zee werd bleek, achter floersig zwart van wolken scheen blankheid. De storm was voorbij. De stuurman op de brug zag de lichten uitgaan en de dingen op dek hun dagkleur krijgen. De slaper van wien de plaid was afgezakt lag daar in gebatikte nachtbroek en kabaal: een heuvel van vroolijk bont en wit. Roode kapellen en blauwe, boven wijdopen, wasgele bloemen zwevend, rezen en daalden zachtkens met de deinende bolte mede van zijn buik. Door den opengevallen mond ging zijn adem een gerusten gang met beurtelings rochelen en geblaas. Zijn rechterbeen waarvan de broekspijp was opgestroopt in het afglijden van den stoel stond met zijn blooten voet op dek, enorm en argeloos. De opgaande zon bescheen het met rozige glansen. De slaap, dacht de stuurman, des rechtvaardigen. Hij had zich omgewend en tuurde over het eindeloos glorend golvenvlak naar purper en blauw van kustgebergte dat oprees ver in het Westen, toen een ontzettende schreeuw hem deed verstijven van schrik. En dadelijk daarop een tweede nog woester, het gegil van een mensch in doodsnood. Een man over boord? Neen ! het gegil kwam van het dek. Hij sprong de trap af en sloeg achterover. Iets geweldigs was tegen hem aangebonsd, dat brulde. Nog half verdoofd vanden slag, met zijn hoofd in beide handen bleef hij zitten. Daar zag hij Lucullus brullend als een getergde stier, in razende vaart over het dek galoppeeren. Aan zijn eene been waarmei; hij schopte en trapte of hij het van zich af trappen wou, hing vastgeklauwd de kokoskrab. \-- De stuurman rende hom na met uitgestrekte handen, in hetzelfde oogenblik dat d<' kapitein half ontkleed uit zijn lint geloopen kwam. Sta >til man, dat wij het kreng van je afhalen !" Wanhopig weerde de gefolterde man hen af. Neen, neen, neen ! Niet aanraken, niet aanraken ! dan wordt hij nog venijniger! Hij zou mij het vleescli uit mijn neen rukken! O ! O ! O !" De schreeuwen braken uit hem. Tranen drupten over zijn aschvaal akelig vertrokken gezicht. De twee mannen stonden radeloos, starend op het ongure beest en op de twee kronkels bloed langs liet bruine been. Daar kwam een timnierman.snijptang open in de hand, Arnat aan gerend. De in hellepijnen stampende en schoppende stond sidderend stil. Achter hem neergehurkt greep de Maleier de krabbenscharen tusschen de stalen kaken van de nijptang, en kneep uit alle macht. Met een geluid dat door merg en been ging knarste en brak ver brijzeld dat levende gesteente. De krab viel af van haar prooi. Drie man tegelijk droegen den bezwijmende naar een langen stoel. Amat trok de scharen uit het vleesch, zuiverde, zalfde, verbond behendig de wonden. De kapitein schreeuwde naar champagne. De spen kwam aanloopen met een flescli waar de kurk knallend van afsprong, de kok zette een emmer vol ijs neer. Met de ronde tranen nog op zijn ronde wangen liet Lucullus zich. achter elkander vier glazen champagne ingieten. Toen, met een sidderende!! zucht van weer bekomen zijn, stiet hij uit: Zoo'n Judas !" De kapitein riep: Waar is dat duivelsche dierage.'" Iemand had het over boord geslingerd:, Naar de haaien."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl