Historisch Archief 1877-1940
P)e Groene Amsterdammer
fec_yVVeekbIad voor Nederland
DE VREDEVORST
door Dr. J. Th. de Visser
HET is een merkwaardig samentreffen, dat ongeveer in denzelf
den tijd het lied des vredes in Rome's straten en in Bethlehem's
velden werd gehoord.
Onder de regeering toch van keizer Augustus werden de schoonste
verwachtingen omtrent wereldvrede gekoesterd. Voor de tweede
maal sinds de stichting van Rome, was aldaar de oorlogstempel
gesloten In de handen van den machtigen Cesar was het zwaard
in een schepter des vredes veranderd. Het opschrift van een eere
penning, geslagen ter eere van den goddelijken keizer, luidde: Vrede
in de wereld; heil het menschelijk geslacht." Men verwachtte dat
de menschheid nu rustig zou kunnen voortweven aan de taak, haar
gesteld, en onder het machtig schild van Augustus handel en nijverheid,
kunsten en wetenschappen zich heerlijk zouden kunnen ontwikkelen.
Men zong als het ware het vredeslied langs Rome's straten en door
gansch het Romeinsche rijk.
Ook in dat kleine land van Judea, in de landelijke omgeving van
Bethlehem, klonk eene roerende hymne op den vrede. Maar niet van
menschen-lippen, doch uit engelenmond. En niet als de prijs van veel
vergoten menschenbloed, maar als een liefdesgeschcnk van den
hemel. Niet als de vrucht van het overwinnende zwaard en dus van
het geweld, maar als de vrije daad van God. Want Deze schonk aan de
wereld den waren Vredevorst. Daarom stond in dien zang voorop het
Eere zij God". En terwijl de vredeszangen, door Rome eens aange
heven, sinds eeuwen zijn verstomd, klinkt de engelenzang nog steeds
van Oost en West, van Noord en Zuid. Ja, meer, terwijl dat wereld
rijk des vredes, eens door Augustus gebouwd, reeds lang, zeer lang
geleden gevallen is, gevallen door eigen uitputting en de tweespalt
der natiën, die het omvatte, bestaat Gode zij dank! nog altijd
dat andere wereldrijk des vredes, hetwelk eens de Xazarener stichtte;,
en ontplooit zich nog steeds zijn alles-overwinncnelegeestelijke kracht.
Niet alleen in, maar ook buiten den mensch. Want in laatsten
instantie is elke vredesbeweging een vrucht van Zijn arbeid, van
Hem, die den menschen de ware broederschap leerde, en is zij
alleen van blijvende beteekenis, voor zoover zij innerlijk uit Hem
hare krachten put.
Want men vergete niet dat onvrede eigenlijk 's menschen geestelijke
kwaal bij uitnemendheid is.
Hij is op het Eeuwige,den Eeuwige aangelegd; zooals de
Oud-Testamentische dichter zoo diepzinnig zegt: Mijne ziel dorst naar den le
venden God, gelijk het gejaagde hert naar het water. De zoon, de
dochter gevoelen krachtig in zich de trekking des bloeds naar dien
Vader. En tegelijk deinzen zij angstig, huiverend voor dien God terug.
Alle godsdiensten zitten als verward in dien strijd. Zij zijn als de mag
neetnaald, die in den storm hare vaste richting naar het noorden heeft
verloren, en nu voortdurend heen en weder trilt. Men wil naar God
en is bang voor God. Dien innerlijken onvrede ve>ert het mcnschelom
met zich mede, totdat zijn oor dien hemelschen klank heeft
e)pgevangen: In menschen een welbehagen" en in en door Christus zich ele
vergevende, verzoenende hand Gods ziet toegereikt. En bij elie
zalige omarming van Vader en zoon dauwt nu de vrede in het
menschelijke hart. De liefde sluit de vrees buiten.
Maar ook binnen in den mensch wordt een spel van tegenstrijdige
krachten gespeeld. In ieder onzer is veel onevenwichtig*, en wat wij
willen, doen wij telkens niet en omgekeerd. Eéne opwelling, ne
bctoovering, n hartstocht breekt zoo gemakkelijk den innerlijken vrede.
Ons temperament strijdt zoo dikwijls met ons karakter. Vleesch en
geest mengen zich niet zelden verwarrend dooreen. Telkens zijn wij
van binnen knechten inplaats van heeren. Wat hapert er veel aan,
dat wij mensehen uit n stuk zijn ! Ik bedoel daarmede niet, dat er
weinig menschen zijn, die op hun geloof, op hun inzicht, op hunne
meening staan en daarvoor met al hun hartstocht strijden. Maar ik
heb hen op het oog, die innerlijk zulk een eenheid vormen, dat eenzelfde
geestelijk en zedelijk richtsnoer steeds hun geheele wezen bestuurt.
Welnu, dat heerlijk evenwicht tusschen die in ons werkende krachten,
en dus den innerlijken vrede, bewerkt alleen in ons het gemeen
schapsleven met de machtigste geestelijke en zedelijke figuur, die de
aarde ooit heeft gehad, namelijk den geborene in Bethlehem. Ook
in dit opzicht is Hij de Vredevorst.
Doch ook is de mensch zoo dikwijls in strijd met zijn lot. Verwach
tingen blijven onvervuld; kruisen moeten worden gedragen. Wat men
verlangd had, krijgt men niet en wat gevreesd werd, moet worden
doorgemaakt. Menigeen weent bij de puinhoopeii van zijn eens met
geestdrift gevestigd gebouw; op lateren leeftijd verbleeken vele ide
alen, die eertijds den moed er in hielden. En dan sluipt zoo licht
in het binnenste des menschen de wrevel, de ontevredenheid, de
bitterheid. Zijn leven dreigt voor hem zei! een ramp en voor zijn
omgeving een ergernis re worden. Soms is de vloek op de lippen.
Di' spanning tusschen den wil en de onmacht is ook zoo geweldig.
Onvrede wordt de voortdurende toestand in 'iet hari. Totdat de groote
Viedevorst zijn intocht in dat hart doet e:i hem met zijn lot verzoent,
door hem de vormende kracht voor zijn persoonlijkheid van het leed
te lecren kennen en hem te doen verstaan, dat het kruis geen straf van
een rechter, maar de heilzame opvoeding van een vader is. En u-vens
doet die Vredevorst hem een hoopvollen blik in de toekomende wereld
slaan, waar alle raadselen opgelost en in heerlijke harmonieën alle
wereldsche wanklanken opgenomen zijn. Daarmede verdwijnt ook
de onvrede met den dood, dien deze Vredevorst tot een poort des levens
maakt.
Zoo sticht deze koning in waarheid een vrederijk in het hart van
al zijn dienaren.
En dan breken de macht en de schoonheid van dit vrederijk vanzelf
naar buiten uit.
Wie in zich den zegen van dien vrede smaakt, moet als van zelf
apostel der vredesbeweging worden. Maar als apostel zal hij voort
durend de waarheid verkondigen, dat ook hier alles van binnen naar
buiten moet gaan. Want menschen, die innerlijk geen vrede hebben
gevonden en in allerlei strijd verkeeren met zichzelf, met hunne
naasten, met hun lot en met hun God, zullen ieder oogenblik inderdaad
den vrede verstoren, dien zij met den mond prediken. En zoo knielde
onvrede gedurig nieuw voedsel.
Daarom is Kerstmis voor de wereld en den wereldvrede van zoo
overwegende beteekenis.
Het Christendom, een mengsel van het goede en het verkeerde,
brengt dien niet.
Maar wel de heerschappij van Christus in ons, v;m Hem, die sprak:
Vrede laat Ik u; mijn vrede- geef Ik u," en die den vredelievender!
de belofte deed toekomen: Zalig zijn de vredelievende;!, want zij
zullen Gods kindereu genaamd svorclen."