Historisch Archief 1877-1940
r ,
. .ft',
?*':?.? ?' .' v-r" .'?''?>'?'??? '??????»" M?'.? ? . -^
eekb
voor- Nederlana
?Sinds meer dan vijftig
/aar aan de apita der
weekbladen ? . . . **
ONDER HOOFDREDACTIE VAN Mr. A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: H. BRUGMANS, L. J. JORDAAN, M. KANN EN
TOP NAEFF. ? Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
? KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM? C. ?
^
Soliditeit ongeëvenaard
OPGERICHT IN 1877
No. 2692
De roeping van den Groenen
Amsterdammer
\
WIE in Amsterdam geboren is, zijn jeugd in die
stad heeft doorgebracht en zijn academische
opleiding aan de Universiteit, van .Amsterdam
heeft genoten, dien wordt het wonderlijk te moede.
zooals Heine het heeft gezegd van zijn geboortestad
Dusseldorp, wanneer hij na oen afwezigheid ge
durende geruimpn tijd, zij het slechts voor enkele
uren, in die onvergelijkelijke stad terugkomt.
Hij begrijpt, dat Spinoza, hoewel door kerkelijke
en burgerlijke autoriteiten van' Amsterdam met
' smaad overladen, toch op het eenige belangrijke
werk, dat hij tijdens zijn leven onder zijn eigen
naam heeft uitgegeven, met zekeren trots bericht,
dat hij geboortig was uit Amsterdam.
Wat den vreemdeling trekt naar Amsterdam.
dat is in de eerste plaats: het verleden. Het ver
leden, dat spreekt uit de schilderijen in het Rijks
museum, uit den grachtengordel ? een uitbrei
dingsplan zoo groótsch, zoozeer passend bij de
gesteldheid van den bodem,. het karakter van de
woningen en de bezigheid van de bewoners, ab
maar zelden werd ontworpen ? en last not least
uit het Stadhuis op den Dam, dat een weelde van
schoonheid bijeenbrengt in een gebouw, waarvan
de schoonheid het meest tot haar recht komt
door. de soberheid. ,
Wanneer het ideaal van ieder rechtgeaard
Amsterdammer in vervulling mocht gaan en het
paleis op den Dam weder aan zijn .vroegere
bezou worden teruggegeven, om te dienen
tot repesentatief stadhuis,, dan zou duidelijk
spreken, hoe o?M»Wei die Amsterdam op dit
oogenblik doormaakt, aansluit bij den bloei in de
gouden<>euw in hot verleden.
Ik heb eenige jaren geleden een Fransen Minister
van Arbeid, die in het bijzonder belang stelde in
'woningbouw, bij een bezoek aan Amsterdam
ver' .i?c/eld. Wat dien vreemdeling het meest trof, was
dat de Woningbouw in het plan West en in het
plan Zuid aan het, oude Amsterdam een nieuwe1.
.stad hepft toegevoegd, welke in grootschheid van
.'.opzet niet onderdoet voor het schoonste gedeelte
uit .het tijdperk van den hoogsten bloei in het
verleden. Het stadsbeeld ';van Parijs is
onoVert roffen, voor wat betreft den aanleg van de Place
<l,e la Concorde, de Champs Elysées, de Rue Rivoli
<>n de boulevards. Wat men in de laatste 25 jaar
in Parijs h'eeft bijgebouwd, zinkt echter geheel in
het niet bij de oude stad. Gaarne zal ik u laten zien,
zeide mij die Franschó Minister van; Arbeid, hoe
wij in Frankrijk het woningvraagstuk trachten op
fe lossen. In Parijs kan ik u echter nagenoeg niets
veitoonën. Gij zult mee moeten gaan' naar het
verwoeste gebied in Xoord-Frankrijk. Die
mededeeling was de grootste lof, die men aan degenen,
ilie Amsterdam in de jongste 25 jaar hebben ge
regeerd, kan maken. .
Onder alle bijzondere dingen, die aan Amsterdam
??n haar bewoners» hun eigenaardig karakter ver-:
leenen* neemt het .weekblad de Groene Amster
dammer een zeer bijzondere plaats in. Mijn voor
gangers als hoofdredacteur, de Koo gedurende
.'{O jaar, Wiessing, van Hamel en Kernkamp gedu
rende respectievelijk 1, 5 en 9 jaar, hebben hun
stempel op ons weekblad gedrukt. Het is de gids en
vraagbaak geweest van de voqruitstrevenden van
diverse politieke pluimage in stad. en lande. Wie
van de artikelen van redactie en medewerkers geen
. kennis nartl, genoot althans van den humor in de
platen van Braakensiek. In een geestige prent
wordt de politieke situatie vaak beter geteekend,
dan in menig logisch gebouwd en stevig gedocu
menteerd artikel. Zoo ergens, is humor onmisbaar
in dé politiek. Het is soms het eenigfe middel dat
overblijft, om 'politieke tegenstanders temidden
van den feilen politieken strijd te doen beseffen?
dat zij te zamen werken aan de ontwikkeling der
zelfde gemeenschap.
Góéde journalistiek wordt gekenmerkt door een
wetenschappelijke ? behandeling van de stof. Bij
onze oostelijke naburen, en ook in ons vaderland.
zoekt men het kenmerk van wetenschap veelal in
de eerste plaats in de degelijkheid der documentatie.
Hoe gewichtig die documentatie moge zijn, zij is
in mijn oogen .niet de; meest kenmerkende eigen
schap van wetenschap. 'Welke materie men be
handelt doet er niet toe. Evenmin, of men het in
beknopten vorm doet, of omslachtig. Het
kenmerkepde is de wjijze, waarop men het doet.
Er gaat een oude anocdote van een hoogleeraar
in de staathuishoudkunde, die telken jare zijn
colleges placht aan tt« vangen met de behandeling
van de vraag, of de staathuishoudkunde een
wetenschap verdient te worden genoemd. Het
gewichtigste argument om te betoogen, dat inder
daad de staathuishoudkunde op dien naam aan
spraak kon maken, luidde: wanneer de staathuis
houdkunde geen wetenschap was, zou ik haar dan
doceeren?
Er schuilt een kern van juistheid in dit argument,
dat een argumentum ad hominem kan worden
genoemd. .
Niet de onderwerpen die men behandelt, niet
de mate van omslachtigheid waarmede het ge
schiedt, .maar de methode, die men volgt, het ant
woord op de vraag, of men. een objectief beeld
geeft van het vraagstuk, beslist omtrent het weten
schappelijk karakter der verhandeling.
. Diezelfde eigenschappen kenmerken goede jour
nalistiek. Een politiek hoofdartikel, in nog sterkere
mate een overzicht, «n Keker het meest een verslag,
dienen' een beeld te geven zoowel van het vóór,
als van het tégen. .
Xiet in dien zin, dat goede journalistiek kleurloos
zou moeten zijn. De méening van den schrijver
kan er duidelijk in aan den dag komen, maar ook
de argumenten van hen. die een andere opvatting
zijn. toegedaan, behooren er oen in het kader
passende .plaats in te vinden. Goedei journalistiek
dient niet in de eerste plaats de propaganda» doch
de voorlichting van het publiek.
Het onderwijs in het staatsrecht van mijn
voortreffeiijken leermeester Struycken *? de beste
herinnering, die, ik aan de Universiteit van Am
sterdam heb behouden ?? voldeed aan de hoogste
eischen eener wetenschappelijke methode. Wannéér
de grondslagen van ons staatsrecht, of de wijs
begeerte de£, rechts werden behandeld, kon zelfs,
aan den meest naleven toehoorder niét verborgen
blijven, wat de persoonlijke opvatting was van den
leermeester. Maar toch was de behandeling van
de stof zoo objectief, als voor een mensch met een
krachtige, persoonlijke overtuiging mogelijk' is,
Wie het niet met prof. Struycken eens was ? hij,
kon aanstonds op het college interrumpeeren en
hu kon dat laten blijken! bij het respondeeren ?r
vond. jn. het betoog tevens de kiem der argumenten,'
waarmede het weerlegd kon worden. En Ik betreur
het \n hooge mate, dat de zich steeds Uitbreidende
splitsing op het gebied van het hooger onderwijs,
ZATERDAG 5 JANUARI 192$
De inhoud staat op pag, 20
2>e beschaafd/e smaak
Vraagt Bonbons
R/NGERS
Let op den naam
aan een'hoe langer hoe geringer aantal studenten
in de rechtswetenschap ? de toekomstige leiders
van onze politiek ? het voorrecht zal deelachtig
doen worden, dat ik'heb genoten: het onderricht/
in het staatsrecht te ontvangen van" een politiekeaj
tegenstander. . j
Hoe zelden voldoet de journalistiek aan
dergelijke hooge eischen. Ik heb eenige weken geleden
in den gemeenteraad van 's Uravenhage een uit- =='
voerig debat medegemaakt over het in die gemeen*, p
geldende erfpachtstelsel. Het vraagstuk.
dai>ijeen' daarbij werd aangeroerd, houdt verband met tfiar het
van gewicht i ce politieke, sociale, economische tv, is de
juridische problemen. Ten einde mijzelf, die i£n' dat
het punt stond de eerste schreden te zetten op «»schien.
journalistieke loopbaan, een beeld te vormen vaanVeel
de wijze, waarop journalisten werken, heb ik
vrij->ewawel alle politieke overzichten van die zittingena-ein?
van den gemeenteraad in alle politieke bladen in af.
gelezen. Ik heb daarbij herhaaldelijk ontsteld i
begestaan over de gebrekkige, voorlichting die d« entie
pers somtijds gn.eft. Dat een overzichtschrijver een*n ?
eigen meening heeft en die laat blijken, spreekt" door"
vanzelf. Maar dat somtijds een overzicht in
zo»teitssterke mate ontaardt in een pleidooi, waarbij »uwe
nagenoeg alleen de argumenten, die pleiten vó<>r jring
de opvatting van den schrijver ? ook de feitelij K raken
'onjuiste, in hot debat weerlegde ?worden vermeld. . '
terwijl van de argumenten van zijn 'tegenstander*; schen
slechts één karikatuur wordt gegeven, dat was'voor .1 van
'mij een diepe teleurstelling. ionale
Gaarne Wil ik aannemen, ctat het- hier eenig«et het
uitzonderingen gold op den regel. Déze kritiek
gaaook zeker niet op voor alleoverzichten van'datdebat .'jn de
Ongetwijfeld voldoet een groot deel der Nederland ?. geen
sche journalistiek aan zeer hooge eischen. En steil i t; emen.
zij n vele hoofdartikelen van mijn voorgangers ivefden.
? den. Groenen 'Amsterdammer een .voorbeeld vyiézellde
zulk een journalistiek. .'???? jnvader
Ik gevoel het als een plicht der dankbaarheJdid ook
zulks in het bijzonder omtrent mijn «mrniddellijkentheneB
voorganger prof. Kernkamp te getuigen. Zijnrs van
artikelen droegen in den zin, waarin ik dat woor^iingen
gebruikt heb, een wetenschappelijk karakter. Zhn hun
werden gekenmerkt door het streven ook aan d jenblik'
argumenten van de tegenpartij recht te do»r sociale
1 wedervaren. Het is mij een v.oorrechti te kunit ee'iwig,
mededeelen, dat prof. Kernkamp bereid blijft .'-f.-ale
forin den vervolge aan dit weekblad mede te wèrJ t Jj«behpeft
Gaarne zal de redactie hem in onze kolonui^ Hranging
gastvrijheid verleenen. >'.. itellisnae ?
Zal de Groene Amsterdammer onder de ni^/afiet terug
leiding aan het hooge ideaal, dat ik schetste. \v nst, dan
te voldoen? Het tijdstip is\nog niet aangebmk'^ben
geom dié vraag aan de orde te stellen en ik ben t kunnen
laatst geroepene om haar te beantwoorden. Ml lèn er w.-l
degene, die in de toekomst dat oordeel uitiitoe moet
spreken, gedachtig zijn aan het woord van Ka*.
dat niets ter wereld voor goed geb ouden kan woi-det
dan één goede wil. Zijn ideaal te verwezenlijke.
heeft 'Thorbecke gezegd, is slechts weinigen v
?geven, doch waarheen stuurt hij, dié het niet
oogen. houdt?
A. C. JOSEPHUp JFJ
\
l