Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 JANUARI 1929
No. 2694
No. 2694
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 JANUARI 1929
Nieuwe Duitsche boeken
door A. M. Buis
Egmont Coleru*. Die neuc
??«««<?. (Paul Zsolmty, M'ien).
Dit is wel echt een boek van en voor
dezen tijd. dat de absoluut
bandelooze erotische vrijheid laat zien. die
?vrijwel iedereen tegenwoordig ver
overd meent te hebben, maar waarin
hij toch tenslotte niet anders doet
dan wegzinken. Want ook in dit
op. . zicht geldt het ?in der Beschrankung
zeigt sich der Meister" (des Lebens
und der Liebe).
De prachtigste drogredenen worden.
natuurlijk voor dit ?zich uitleven"
aangevoerd: l edriegt een vrouw haar
man lichamelijk, dan heeft .haar ziel
daar geen deel aan. Wordt ze plato
nisch verliefd, dan gaat 'dat buiten
het lichaam om. En doet ze allebei
tegelijk, dan is dab een voorbijgaand
avontuur, dat haar persoonlijkheid
ontwikkelt en dus in laatste instantie
den echtgenoot ten goede komt.
Oswald Kirchhoff, de schilder, de
hoofdpersoon uit dit boek. is een
beschouwende natuur, die vaak de
treffendste opmerkingen maakt. Zoo.
bijvoorbeeld: ?Kunst ist doch nicht
Darstellung des Schonen, si(? ist
vielmehr schone Darstellung. Wobei'ich
unter schoner Darstellung eine
ursprüngliche. endgültige. vertiefte
verstehe". En elders: ..Ich weisz. über
haupt nicht, ob ein Künstler
lebensfahig im gewöhnlichen Simve ist.
Mauchmal scheint es mir, dasz er
allein die Wirklichkeit besitzt. und
dasz alle anderen Mengchen dammern.
Wenn ich meine Kunst wegdenke,
schaudeve ich voi- dein Vakuum. das
da zürückbliebe. Es tiiebe mich am
ersten Tag zum Selbstmord. D.ann
wieder denke ich das Gegenteil.
Kunst als eine Art von, Kranklleit,
als Vampyr. der das Leben friszt. als
ewiges Nichtfertigseiiv. ewige Schaf
fensmahnung. Kin luftigés Xiehts.
eine Ga.ukelei,, dein braven, tapferen
Leben zu Unrecht im -Ansehen und
Hang übergeordnet".
Dat is hetzelfde probleem'dat reeds
Thomas Mann zoo vaak heeft bezig
, gehouden (o. a. in '..KöiügUchu
Hoheit" en ?Tonio ? Kroger").' Hier
is ethter héterotische vraagstuk num
mer één. Kirchhoff peinst er voort^
durend over, maar hij tloet bijna altijd
juist, de verkeerde dingen, omdat hij
uitgaat van de onjuiste veronderstel
ling, dat. hij zich bij zijn tijd moet
aanpassen. En daaronder verstaat hij
maar al te vaak: dien tijd na
volgen, soms tegen beter weten in.
Hij zoekt de hemelsché- en vindt
steeds weer de' aardsche liefde. Het
einde, zelfmoord, verbaast, ons dan
?. ook niet. Toch had hij do vrouw al
ontmoet, die hem uit al zijn moeilijk
heden had kunnen verlossen. I lal f
onbewust heeft hij dat zelf ook wel
gevoeld en in zijn hoogsten nood
schrijft hij haar nog. Helaas is zij dan
juist op reis, zóodat zij niet meer
jbijdig genoeg kan antwoorden.
Het eigenlijke verhaal wordt ons
gedaan door Kirchhoff's vriend, dok- ?
.ter Haller, doch met de woorden van
den schilder. Het allérveriassendsto
gevolg daarvan is, dat/ wanneer
K irschhoff in den aanvang kennis
maakt met den ?man met het
tooneelspelersgezicht", wij pas vele blad
zijden verder merken dat dit Haller
zelf is.
1 Coierus heeft aijn moeilijke onder
werp uitstekend behandeld: recht
door zee, maar zonder eenig coquet- ,
teeren. met een zekere categorie van
lezers, ..die in een roman wel een
pikantigheidje mógen". Voor hen is
dit boek niet geschreven.
Afgescheiden van de ideëele be
doeling, is echter ook de roman als
roman uitstekend geslaagd. Kirch
hoff, de peinzer en zoeker: dokter
Haller, de scherpe opmerker en
formuleerder van moeilijke kwesties;
Margit, diens intelligente vrouw;
Marhold, de Amerikaansch georiën
teerde zakenman; zijn stuurlooze
vrouw Hella; en tenslotte Inez,
's schrijvers ideaal der nieuwe vrouwe
lijkheid. .. zij allen leven voor ons, en
hun nord?n en problemen ? die ook
de onze zijn ??- mét hen.
Een knap boek, dat om meer dan
één reden belangstelling verdient.
Stefan öeorge. Das neue Seich.
(Georg Bon d i, Berlin).
Ter gelegenheid van George's zes
tigsten verjaardag is een verzamelde
uitgave van zijn werken Verschenen,
waarin ook de hierboven genoemde
nieuwe bundel gedichten is opgenomen.
Over de ontegenzeggelijk groote
figuur van Stefan George is reeds veel
geschreven. Vooral zijn duisterheid is
hem vaak verweten.. En een ?moeilü'k"
dichter is hij zeker, doch dan in den
zin dien de Engelschen daaraan geven,
wanneer zij spreken van een ?poets'
poet", een dichter voor dichters,
zooals bijvoorbeeld Robert Browning
was. Maar tenslotte zijn toch zoowel
Browning als George niet .alleen en
niet in de eerste plaats duistere-,
maar ook knappe en belangrijke'dich
tere.
De Düitscher maakt het ons alleen
nog een beetje moeilijker door de
eigenaardige vormen voor letters en
leesteekens. Wat heeft het bijvoorbeeld
voor nut om de k en de t tot de hoogte
van klinkers te doen ineenkrimpen?
En waarom moet de beteekenis der ?
?overigens zeer schaarsche ? lees
teekens eerst door bewijzen uit het
ongerijmde worden vastgesteld? Ook
het in' het Duitsch ongebruikelijke
weglaten van hoofdletters''voor zelf
standige naamwoorden, vergemakke
lijkt de lectuur niet. Doch dit zijn
tenslotte slechts uiterlijkheden, die het
ons intusschen vaak moeilijk genoeg
maken om tot den innerlijken kern
der verzen door te dringen. En dat'is
jammer.
Aan den anderen, kant .ligt die
duistere uitdrukkingswijze nu eenmaal
in George's natuur, die hij
?natuur"lijk niet forceeren kan. Of hij dat
onder meer ook bedoeld zou hebben
toen hij boven zijn in dezen bundel
'opgenomen cyclus ?Das Lied" zette:
',. ,.Was'ich noch sinne und was ich
noch füge
Was ich n<ich Jiebe tragt.die gleichen
'?'.-',-'' zuge"?
In een der .gedichten van .dezen
cyclus ? eveneens ?Das Lied" ge
titeld?is sprake van een jongen man,
een soort geestelijken Kip van' Winkle,
die verdwaald is ?im wunderwaldV
(der poëzie) fcn bij terugkomst in zijn
dorp door niemand herkend; wordt.
Hij vertelt wat hij allemaal gezien
heeft, maar de menschen lachen hem
,uit ? zooals ze altijd iedereen uit
lachen die eons over iets anders wil
praten dan'zijn zaken of de bioscoop.
Men geeft hem de schapen te- hoeden
en houdt hem, voor krankzinnig.
En dan eindigt het lied:
MEUBELEN1
m
5TEUHZQIEN<££5»KHOI
HIT OPSTAANOCN BUITEN AAM»
HERSTELT
ü.A.
O.Z.VO
PLATVOET Tl
r SING. V
rUR6WAL 33*. flfoM
HMITJ
UltneAftTHUIftf
OVERHEMDEN
NAAR MAAT
FR.SINEMUS
20 Lddschestrfcat 22 - Aauterdam
ue oosterling
Het zentM-sloopende leven
Op de Vi-Spring ligt U volkomen op
Uw gemak, vrij van vermoeiende
spanning der spieren. Diepe, verkwik
kende slaap volgt spoedig. De zachte
veering van haar spiraaltjes (782 in
een matras van I M. x 2 M.) geeft
(n voorraad bij de voornaamste
bedden- en meubelmagazijnen.
Een geïllustreerde catalogi» wordt
op aanvrage gaarne toegezonden.
een mat
eischt M-S/ring- \
ontspdnning.
dien juisten steun, die zoozeer bij
draagt tot een gevoel van buiten
gewone behagelijkheid.
Eischt Je Vi-Sftring-matras en let er
op, Jat ze onzen geregislreerJén naam
en handelsmerk Jraagt.
B. M. L A. WILLEMSE
A& Tijm!»»! U . AailcrJ» ? T«L ZMIZ
Ernifc, f*bftkinlrn r
THE MARSHAL rATENTMATTRESS C», t",
Vi.Spriiic W.rk,, Vicl.rl. R..d.
JunctMK. Umi**. N.W. IO.
Vi-Spring Matrassen zijn te bezichtigen
en tevens verkrijgbaar bij de firma
KOLDEWEY & CORBIÈRE
Leidschestraat 30 ? Amsterdam.
VICTORIA-WATER
Uitstekend te
vermengen
OBERLAMNSTEIM
met wijn of
vruchtensappen
So trieb er t&glich in das feld
Und sass auf etnem stein
Und sang bis in die tiefe nacht
Und niemand sórgte sein.
Nur kinder horchten seinem.lied
Und sassen of t zur sei£...
Sie sangen's als er lang schon tot
Bis in die spatste zeit.
Zie, dat is toch werkelijk van een
eenvoud en klaarheid, die met George's
veelgesmade duisterheid niets meer
gemeen heeft. En wie weet, misschien
zal hét met zijn gedichten» die op het'
óogenblik nog lang niet algèmedn
erkenning vinden, in de toekomst
net [zoo gaan a's mat die van don
verdwanlde ,,im wUtulerwatd.''' ,
Wetenschappelijke Varia
Statistische verpoozingen
door Dr. P. van Olst
ONDOORDACHT beleeft een mensch heel wat
statistiek. Als we mopperen dat een onzer
^spruiten steeds du kamerdeur open laat staan of dat
we al honderd maal gezegd hebben dat de pantoffels
onder het bed moeten staan en niet bij de
waschtafel, dan doen we hier een statistische mededeeling.
Deze mededeeling heeft echter geen wetenschap
pelijke waarde omdat we ons door onze.i gemoeds
toestand laten verleiden tot het geven van onbe
trouwbare getallen, alleen omdat de deur weer eens
?open staat of de sloffen toevallig by de waschtafel
y.'ijn. terechtgekomen. Dergelijke ^onbetrouwbare
statistieken worden echter heel veel gemaakt en
de conclusies, die men eruit trekt, zijn verbazend
jhardnekkig. Een voorbeeld? Gaarne, en by 't
?dozijn ! Hoc komt men anders aan de meening dat
by wassende maan het weer verbetert, dat na een
-onweer het weer altijd drie dagen van, st:eek blijft,
dat tanden krijgen een gevaarlijke periode is (of
liever ?was'*) voor zuigelingen, dat menschen met
Tood haar onbetrouwbaar zijn, enz. enz.; ik spaar
TI de rest van het dozijn. . ?
* *
Gelukkig is er een centraal punt in ons land waar
ook betrouwbare statistieken worden gemaakt, n.l.
liet Centraal Bureau voor Statistiek in den Haag.
Bij de vele publicaties van dit bureau, die niet
dikwijls onder de oogen van leeken komen, geeft
dit bureaxi ook wel drukwerken uit, die ons aan
genaam en leerzaam bezig houden al zijn wij geheel
ondeskundig. Zoo verscheen onlangs weer (voor de
derde maal) het ?Statistisch Zakboek", thans
voor 192S. Voor een geringe som (/ 1.25) kan men
liet bestellen bij genoemd bureau, en er langer zoet
uifee blijven dan met menige andere
ontspanningsuitgave van hetzelfde bedrag. ? Met eenige grepen
uit den rijken inhoud zal ik dit toelichten.
Evenals ieder behoorlijk gesprek aanvangt met
de bespreking van den toestand van het weer, zoo
begint ook dit zakboek met weerkundige gegevens
?uit De Bilt. Daar slecht weer.de gezelligheid be
vordert, verbazen.we ons niet over de Hollandsche
gezelligheid nu we lezen dat er gemiddeld 200 van
onze 365 dagen per jaar tot de
regeJidagen.behooren. En dan zijn zelfs nog niet de dagen mee
gerekend dat er wel regen valt, maar minder dan
een tiende millimeter! Te verbazen is het dus
ook niet dat van de 4380 uren, die de zon hier per
jaar aan den hemel zou kunnen gloeien, slechts
.?gemiddeld 1483 uren tot hun recht komen, zóodat
we maar één derde krijgen van hetgeen ons toe
komt, en we daarom juist] dit ééne derde extra
dankbaar apprecieeren. afflf
* *
*
Terwijl dit gemiddelde ons geen zorg geeft, daar
liet tenminste niet merkbaar achteruitgaat, is er
wel een reden van zorg in de volgende rubriek waar
onze bevolkingsdichtheid ter sprake komt. Het
?zegt ons niet heel veel dat van 1829 tot 1027 onze
bevolking aangroeide van ruim 2.000.000 tot ruim
7.600,000, maai* een rechtgeaarde man ziet toch met
leedwezen dat er in 1829 nog 1045 vrguwen waren
op iedevè 1000 mannen en dat dit vrouwen-over
schot geleidelijk is gedaald totdat in 1927 slechts
1013 ?vrouwen aanwezig' waren 'op iedere 1000
mannen: Men krijgt de neiging ,om met een een
voudig rekensommetje uit te maken dver hoeveel
jaren deze vrouwen-vermindering zoover is
ge"komen dat et geen vrouwen zijn ' op iedere 1000
mannen, nadat er1 korten tijd. een periode, aan
vooraf is gegaan, waarin ?één vrouw was duizend
mannen te erg'r. :
Evon angstwekkend is de toeneming der bevol
kingsdichtheid. Dezó dichtheid was in 1820 nog
ruim 80 mcnscheh'per vierk. kilometer; in 1927 was
zij reeds toegenomen fyot bijna 234 m,enschen 'per
vierk. kilometer. Zette men deze I^ederlanders
gelijkmatig uiteen als de stukken op een schaak
bord, met gelijken onderlingen afstand, dan stond
ih 1829 ieder Nederlander 120 M. van zijtt naaste
buren af. In 1927 is deze onderlinge afstand reeds
ingekrompen tot 70 M., dus'nog maar ruim de
helft! Ook hier zijn, we geneigd een eenvoudige
rekensom te maken en'uit, te rekenen over hoeveel
jaar we op 35 M. uiteen staan, hoe lang daarna vvt>
onze landgenooten met uitgestrekte vingertoppen
kunnen aanraken, eindelijk hoe lang het duurt tot
wc vrijwel neus aan neus staan en ik alleen maar de
kamer uit kan gaan als er eerst getelefoneerd is met
,IJmuid.en, dat de menschen een stap verder in zee
loopen om hier in huis wat beweegruimte te geven,
en we overal in den permanenten toestand verkeeren
van een overvolle tram met lus-hangers op een
stortregendag. Misschien is het ivet onverstandig
om tegen dien tijd ons land van etages te'voorzienV
* *
Slechts even staan wij stil bij het eigenaardige
feit, dat er in 1849 bij de mannen van 15 ? 19 jaar
reeds 5 weduwnaars voorkwamen, wat in 1920 wel
verminderd is tot 3 weduwnaars, maar dat, o teeken
des tijds, daarnaast reeds 2 gescheiden mannen
(of liever' jochies) van dien jeugdigen leeftijd voor
komen. Tot nu toe zijn er geen gescheiden mannen
beneden de 15 jaar.
.Hoe kerkelijke quaesties de kalmste en meest
mathematische koppen nog overstuur kunnen
maken blijkt uit de statistiek der kerkelijke ge
zindten; immers volgens dit zakboek komen op
iedere tienduizend inwoners: 8234 Nederl. her
vormden, 7122 r. kathol., 1066 gereform'., 146 chr.
gereform., 318 Ned. israel., 959 andere kerkelijken
en 1555 kerkeloozen, du.s totaal tidnligdiiisend
menschen (blz. 2 rubriek 3 !). Dit begint te lijken
op de familie-klachten-statistiek, waarmee ik dit
artikel begon. ? Maar afgezien hiervan is het
stellig opmerkelijk dat het aantal menschén dat
tot geen kerk behoort aangegroeid is van O per
20.000 in 1849 tot 1555 per 20.000 in U»20. Het
passief-godsdienstige neemt dus af.
Verheugend is hut dat de hygiëne door
dringt in ons volk. Want clat zal toch wi>l de red«-n
zijn van het feit dat terwijl er in 187;") nog ruim
218 kinderen van iedere 1000 levend geborenen
reeds beneden het jaar stierven, dit bedrag gelukkig
verminderd is .tot ruim a8 in 1927. Maar dat mag
ook wel, gezieii het dalende geboortecijfer in deze
jaren. '
Opmerkelijk is ook di- verlenging van den
gemiddelden levensduur ? sedert de volkstelling over
1870 ? 1879. Want 'het is toch allermerkwaardigst.
dat in een periode van slechts veertig jaar, dus in
ruim één generatie, de levenskansen '/<)«> enorm ver
beterd zijn dat een jongen bij zijn fr«boort«! in
d<periode 1870 ? 1879 slechts 3S. l jaar voor. /ich.
had om te leven, en in de, periode 11)10? HUM
reeds 55.1 jaar ! Bij een meisje zijn deZe getallen
rc'sp. 40.7 jaar en 57.1 jaar. De . .menscheii leven
dus gemiddeld bijna ' 17 .jaar Immer ! Kn daar wij
reeds 1930 naderen, het .einde van een.' nieuwe
tienjarige periode, kunnen we do gemiddelde
levensduurverlenging van zoo'ii' periode, namelijk.
bijna vier jaar en ticee maanden er nóg wel bij op
tellen en zeggen: een pasgeborene heeft thans bijna
21 r» er levensjaren voor zich dan zijn lotgenoot uit
1H70? 1879, laat ons zeggen: dan V.ijn grootvader.
Gaat dit in hetzelfde tempo dooi' dan heeft. over
«jen «eeuw 'ieder Nederlander bij zijn ,of haar ge
boorte honderd levensjaren .voor zich, met het
vooruitzicht dat hun verre nakomelingen eenmaal
allen onsterfelijk zullen zijn. En niet alleen een
langer 'leven staat hem of haar voor de boeg bij het
.thans geboreh worden, maar ook een wijdec blik
op de wereld, want terwijl in 1805 slechts ruim
24 percent der lotelingen langer was dan 1-70 M.,
waren in 1927 reeds bijna 58 percent boven deze
maat, terwijl hét, percentage, (dat 1.55 M. niet
halen kon, ? afnam van ruim tien tot ruim één
percent. Wat zal Amsterdam dus ee/imaal voor een
indruk maken in de toekomst, bevolkt door onster
felijke menschen, allen met Westertoren-af metingen
behalve lotelingen, die ? afgekeurd worden omdat
zij de 50 M. niet h»len.
Maar ik mag de Groene niet geheel vullen; voor
verdere studie?, met leerzame en sprekende .ge
tallen op alle mogélijka gebied, verwijs ik naar het
boekje zelf. ' , , , , *
GOOSEN^WAGERHAN
f!
KRONIEK
Aman-Oelluir*
HET is niet goed geraan met Aman-Oellah,
Wijze menschen wijten, dat het zoo moest
eindigen. Het begon natuurlijk met de afschaffing
der veelwijverij en eindigde met de verplichting
van den dcukhoed. De Afghanen waren er ook
terecht niet op gesteld de vrouwen ongesluiérd
te zien rondwandelen. Waar bleef op die wijze
het mysterie, .dat ? meest zooveel aangenamer is
dan de naakte waarheid:' Oosterlingen zijn dichters,
die de realiteit maar al te goed kennen. In die
qualiteit gevoelden zij er evenmin voor hun
vrouwen en meisjes te hooren disputeeren over
sociale en politieke onderwerpen, of ? nog erger ?
hen tot kunstsnobs te zien verworden. De echte
vrouw behoort een beetje dom te zijn, tenniinste
lang niet zoo verstandig als de man (Afghaan).
En wie eenmaal aan de veelwijverij gewend is.
kan zoo opeens niet zonder, al decreteeren het
honderd Aman-Oellah's. Maar de moellahs zagen
ook de zegeningen van den militairen dienstplicht
riiet in en waren allerminst geneigd zich ridicuul
te maken. door het opzetten van een vulgair
hoedje. Als het nog een hqoge hoed geweest ware.
Evenwel, wie, den Afghaan goed kent, weet dat
deze uiterlijkheden afzonderlijk of gezamenlijk
hem nog niet zoozeer tot verzet brachten, als wel
de geheele hcrvonningsopzet, de idee en bedoeling
achter al deze brutale nieuwigheden. Er moge
dan iets roerends zijn in den onstuimigen ijver van
Aman-Ocllah. om zijn volk de zegeningen der
Westfi'schc beschaving te doen genieten, de wijze
moellah ? anders dan Oellah ?? waardeert di»>
zegeningen niet. Hij kan niet inzien, waarom het
gehee.lt> oosten, op Westersche ? /.eggen wij
Amenkaansche ?- manier beschaafd moet worden, met
autobussen, radin. koud- en wurm water, dienst
plicht en slappe hoedjes. Hij wenscht in de wereld
nog wat variatie te bewaren, in godsnaam eens
iets anders dan spoorstations, telephonen,'
landboiiwhunkcn en confecticwinkels. Hij 'meent, dat
met het voorvaderlijk geloof, ezeltjes, rooverbonden.
slechte wegen, hoogt: as'traknri mutsen, vuilheid.
ongedierte ook -een traditie vormen, die niet maar
zoo lichtzinnig t«t verwerpen is op bevel van een >
heerscherj die kinderlijk allen schijn voor het
we/en nam. toen men hem op reis enkel de heer
lijkheden van het matei'ieele leven toonde. De wijze
moellah acht al deze dingen voor het geluk der
menscheir geenszins essentieel'en gruwt bovendien
van de afschuwelijke uniformiteit, waarin de
menschheid langzaam vast raakt en die alle leven
doodt. Was niet IVrz'ié', met al wat daaromtrent
is, immer het sprookjesland, het onwaarschijnlijk
Kijk van den ?Shali", waar de \Vonderspreukeii
en ' do' mooie tapijten vandaan kwamen? En
'moeten wij'daar'nu onze eigen deukhoedjes tegen
komen in een nette gele autobus, Kaboel?Kandahar
Vic<- ?versa? Het is waarlijk een zegen, dat Aman
Oellah's aanslag op zijn volk nog bijtijds gestuit
en gefnuikt is. Dat het,in. Turkije gelukte, is al
erg genoeg. ,
: " ? F. r. .
iiiilli
Uliilil
N.V. J. S. MEUWSEN'S
Grootste kei|>«. . . . STCTSONS