Historisch Archief 1877-1940
t
r
?: l
KRONIEK VAN DEN DANS
2700
GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 MAART 1929
Karsavina in Giselle"; een attitude
LV. Thamar Karsavina
NA wat de balletkunst tot nu in Nederland to
zien gaf en er mag wel eens met nadruk op
gewezen worden, dat het in enkele jaren tot een
ruime erkenning voerde, by een oorspronkelijk
geheel anders ingerichte belangstelling beginnen
wij. langzamerhand plus royaliste que Ie roi en
meer balletomaan dan het ballet te worden: wij
verwachtten alle wonderen van den dans, waar er
maar een ballerina verscheen.
De min óf meer teleurstellende laatste dansavon
den van een Moskóuer balietgroep en van Thamar
Karsavina kunnen dan ook alleszins dienen om
ons tot cenigen inkeer te brengen en te doen er
kennen dat, nu de eerste roes der wonderen voorbij
is, de ware liefde voor het ballet ook met scherper,
zy het niet minder tot bewondering genegen oogen
zien gaat. De Moskouers dansten hier blijkbaar
onder ongunstige omstandigheden, Karsavina niet
onder de beste; dat neemt niet weg, dat beiden ons
voor de vraag stellen of, als de groote oudere Rus
sische generatie over eenige jaren het veld zal moe
ten ruimen, de toekomst niet vrij duister wordt.
Het schijnt van niet: in Parijs, in Moskou en Pe
tersburg, in Londen en Berlijn groeit een jonge
generatie op, voor wie de kerngedachten van den
klassieken dans levende waarheid zijn, en dat is
meer dan de verstoktste balletomaan voor een
kwarteeuw dorst hopen. Wat de volgende kwart
eeuw brengen zal weet niemand; maar in ieder
geval is de groote traditie ter juister tijd gered,
ea wij hebben af te wachten of Terpsichore's
gesternten gunstig staan, of er de ware dansers
verschijnen om die erfenis te aanvaarden.
Juist bij een prima-ballerina als Thamar
Kavsavina waarin me'h die groote traditie nog leven
ziet zonder dat ze steeds even gaaf en volledig tot
grooten dans wordt, past het ons nog eens reken
schap, te geven van de klassieke waarden.
* * *
Uit de Fragmenten van Sapho glanst ons alle
schoonheid tegen eener volmaakte poëzie, een
verminkt Grioksch beeld kan eop gratie behouden
die spreekt voor heel een eeuw; waarom zou men
niet, uit de enkele minuten dat Karsavina volmaakt
was, de volmaaktheid van haar dans mogen doen
herleven, die ons op die wijze oneindig veel mér
te leeren heeft dan de korte teleurstelling, dat vroe
gere .toeschouwers ,hier een schoonheid zagen die
Smalfilm Amateur-KInematografie ondet
Kino-teohnische leiding van Joris Ivens
FOTO*, PROJECTIE- EN KINO-HANDEL"
C A P l
116 KALVERSTRAAT AMSTERDAM
Importeurs «n vertegenwoordiger» van
BtJ CAPI vakkundig» raad en voorlichting.
DOOH
J. W. F. Werumeus Buning
wij nog verwachtten, en die reeds fragmentarisch
bleek geworden.
Vage speculaties? Ik geloof het niet, en al ware
het zoo: ze zyn niet vager dan die waaruit ons
Taglioni en Elssler, £allé,en Camargo voor den
geest kwamen. Wat wij hier dan zien, uit de klas
sieke adagio's van Sylvia" en Itaymonda", uit
de wyze waarop een lichten dans inzet met de
rest van eene fervente, bliksemsnelle danslust,
uit de speolschheid van een Kussischen boerendaus,
dat schijnt een kunst d:e men naast Pawlowa's ijle
un brandende helderheid van lijn als het ware
lichamelijker van pracht, zinnelijker van harmonie,
lóomer en droomeriger, kleuriger en wereldscher
vermoedt. .
En zelfs dat veronderstelde verschil van natuur
leert ons iets, dat onmisbaar is en te weinig erkend:
do oneindige schakeeringsmogelijkheden der
zoogenaamd-starre en onveranderlijke balletfiguren:
de onbeperkte uitdrukkingsmogelijkheden van de
meest abstracte danskunst.
Want n ding kan men den oudsten
Westerschen dans niet ontzeggen hij spreekt een
bewegingstaal duidelijker en rijker, dan eenig
andere waarmee een jongeren tijd het woord wilde
voeren. Tegenover zijn heldere, strenge strofen
is de jonge dans zeer vaak een Babelscho spraak
verwarring.
liet gaat or nu maar om, zoo onpartijdig mogelijk
gesproken, of men meer vertrouwen stelt in d
krachten die de aloude constellaties van den dans
tot nu toe regeerden (en dio hoe verschillend van
uiting ook, toch in het klassieke en moderne
Oosten, het klassiek en moderne Westen, in Java,
Thamar Karsavina
Cambpdsja, Griekenland en klassiek ballet, on
miskenbare gelijkenis van uiting vertoohen) of dat
men enkel hoopt op de toekomst van een twintig
jaar oude ster, die, min of meer wars van al deze
wetten bewegend, plotseling meer kansen op vol
maaktheid zou hebben.
Zakelijker en beknopter gesproken: een der ge
makkelijkst te herkennen vaste balletfiguren is
de arabesque", een figuur die mij met al haar
varianten opnieuw de oude omschrijving yan den
danshieroglief te baat doet nemen. Want indien
eeuwen danskunst ons, niets gelaten hadden dan
zulk een volmaakte vorm, waarin alle streven on
alle, harmonie van het lichaam tot evenwicht komt,
dan nog zou daaruit een eeuwig principe van dans
Arabesque"
te winnen zijn, gelijk n volmaakt Indisch,
Giieksch en Egyptisch beeld ons drievoudig de
eeuwige mogelijkheden van menach en beeldhouw
kunst zouden kunnen leeren, al waren verder
continenten vergaan en beschavingen onbekend.
En nu schijnt dit tenminste de les voor wie moge
lijk bij Karsavina te weinig zag: haat arabesques
in Sylvia" en die in Raymonda" 'waren als het
ware twee interpretaties van eenzelfde figuur.
Denk er u, bij deze volle hartstochtelijk ademende
gratie uit Sylvia", bij de slechts even als met een
etsnaald getrokken lijn uit Haynv nda," eenige
arabesques van Pawlowa en Nemchinova bij,
deze ijlheid, ranker dan eenig andere, en deze
jongere kracht: en gij beseft dat het hier gaat om
evett zoovele interpretaties van een onuitputtelijke.
dansfiguur.
Laat ik u thans een citaat mogen geven van een
der jongere Engelsche balletcritici, A. L. Haskell:
,,De figuren van een dans zijn als de noten der
muziek: zij zijn beperkt in aantal en het hangt
er slechts van af hoe zij worden samengesteld en
uitgevoerd." (,,De danser drukt geen klassieke
geest uit misverstand van velen maar do
klassieke geest helpt hem zich uit te drukken."
Eerst als inen de techniek meester is kan de
kunstenaar zijn persoonlijkheid uiten")
.,Ecn eenvoudige pirouette kan door een onbe
perkt aantal dansers yan gelijke technische be
kwaamheid gedanst worden, en even zoovele ver
schillende indrukken maken. Ze kan technisch
virtuoos gedanst worden en den toeschouwer koud
laten; een zekere bekrompenheid in de beweging
kan ze vulgair en hinderlijk doen schijnen; ze
kan poëtisch genomen worden, aristocratisch,
hartstochtelijk, spotziek, kortom op zoovele wijzen,
als .er karakterschakeeringen zijn."
Balletdansen is dan, in zijn 'diepsten zin, het
doen spreken van aloude hiërogliefen van beweging
wier-, vorm zich natuurlijkerwijze mettertijd
\vijzigde, maar daarmede tevens levend bleef, en Lij
hedendaagsch streven aantepasstn. Tenslotte leef t
er in n volmaakte arabesque van Thamar Kar
savina, temidden van teleurstellingen, meer van
de eeuwige vaste waarden der danskunst dan in,
duizend en een experimenten die déze grondslagen
niet erkennen. Het gaat,'in dezen tijd, misschien
evenzeer jjom de principes als om de dansers;
het gaat vooral om den dans. l
En ik ben overtuigd, dat ook aan Thamar
Karsavina vóór alles een ding ter harte gaat: di
erkenning van principe en rijkdom van don klas
sieken dans. En dat zij ons, 'hoe dan ook, tot die
erkenning dwingen kon, was een overwinning,
zoo men wil op de puinhoopen; maar, een
zegevierende banier staat overal goed waar men haar van
verre ziet en eerbiedigt.
Kunstzaal van Lier
Rokin 126 Amsterdam*
Oostersche & Europeesche antiquiteiten
Oude en Moderne schilderijen en plastieken
Negerkunst & Ethnographica
Een nieuw boek
Menno ter Braak. Cinema Mllltuiut1'.
De Gemeenschap. Utrecht
WANNEER men tot de veteranen behoort, die
meehielpen den weg tot een nieuwe gedachte
te banen, dan kan het g> beuren, dat men niet zon
der afgrijzen de uitwerking van dit, zijn prille bedrijf
gadeslaat.... zeg: navier, vijfjaar. De gewaagde
strjjdleuzen, waarmee in de hitte dor eerste gevech
t .-n, het logge organis
me publiek" werd
geprikkeld on
uitge? daagd, zijn versleten
gemeen-plaatsen ge
worden. De in geest
drift gelanceerde ver
heerlijking van een
miskende en vervolg
de
uitingsmogelijkheid, ontaardde in
vulgaire satisfactie
over een makkelijk
verteerbaar amuse
ment. Ja, de termino
logie zelve, welke
eens als panache
in blanke oorspronkelijkheid op den helm werd
gedragen, ontmoet men thans, verfomfaaid en
beduimeld, op alle kapothoeden. De ouderwetsche
bpnisseurs-welsprekendheid der bioscoopadverten
ties, die de geachte clientèle rillingen van sensatie
en tranen van den lach beloofde, maakte plaats
voor een valsche, maar deftige litteraire rhetoriek.
Het Machtigste Kunstwerk Der Artistieke Cine
matografie" heet het thans of ,,Emil Jannings,
De Titan Van Het Witte Doek!" Ach lieve hemel,
ja.... dat Witte Doek wét wat, tegenwoordig !
Men vindt het in de obscuurste dagblad-bioscoop
rubrieken terug, naast daverende vervloekingen
yan het Amerikanisme" (met gepaste reverentie
overigens voor Vader" en Het Laatste Com
mando !") mitsgaders beschouwingen over beeld
vlak" en rythme", die iemand het schaamrood
naar de kaken jagen. En wat de melancholie van
Chaplin betreft.... men denkt er niet zonder
huivering aan.
Al deze verschijnselen nu, wijzen op een zot
misverstand, waarvan de propaganda voor de film
langzaam maar zeker het slachtoffer dreigt te
worden: het malentendu, als zouden wij indertijd
den strijd hebben -aangebonden, niet voor de
film, maar voor de amusementsbioscoop. De
streelende gedachte den jongsten uitingsvorm der
moderne cultuur" te dienen, al vrijende en noi
cokauwend in een doodgewone variét<v deed de
adepten van zulk een aangenaam en comfortabel
kunst"-genot bij horden toestroomen. En er is
alle aanleiding deze plotselinge en tamelijk redelooze
genegenheid voor de film-als-kunst te vreezen als
oen noodlottige apenliefde, die het voorwerp
harer teederheid in grove liefkozingen dreigt te
smoren. Het is daarom, dat wij een op zichzelf
onschuldige publicatie als Max Tak's De groote
kunstenaars van het witte doek" te dezer plaatse
signaleerden, als de bespotting en de vulgarisatie
eener oorspronkelijk schoone en nieuwe gedachte.
Het is ook om die reden, dat wij Ter Braak's
Cinema Militans" met vreugde begroeten, als de
antipode van dit soort populariseerende
cincmalectuur en als een teeken van bezinning bij hen,
wien de film vóór alles ? ook vóór de bioscoop
ter harte gaat.
?"..: ' ' - *'* * " ' ?-.'? '-' '.
Want dit koele, hautaine werk is wel zeer tegen
overgesteld aan de hartelijke, f ideële journalistiek
van dezen tijd, die zich zoo gaarne beroemt op het
begrip en .de sympathie van duizenden liefst
GENEBAAL AGENTEN VOO1J
AMATEUR-KINO-UITRCSTING
FOTO-SCHAAP & Co.
SPUI 9 AMSTERDAM .
honderdduizenden. Het onthoudt zich zorgvuldig
van die joviale medeplichtigheid, welke de botheid
en de gemakzucht der menigte als gezonden
eenvoud" aanmoedigt. Het stelt zich zeer gedeci
deerd op een standpunt van ongenaakbaarheid,
dat de vlotte levensnormen dier menigte onver
biddelijk terugwyst. Nu is het voor vele belang
hebbenden stellig het makkelijkst en misschien
ook het wijst een dergelijke geesteshouding als
pedantisme" af te doen. Wie zich echter de
moeite en de onvermijdelijke inspanning getroost,
deze verzameling opstellen aandachtig to
bestudeeren, ontdekt al spoedig achter dit gereserveerde
hooghartige uiterlijk de kuische, waarachtige
liefde voor een ideaal naast de onverzettelijke
wil, dit ideaal zuiver te houden van iedere
vulgarizeerende bezoedeling. Deze schrijver, die het
zichzelf, blijkens sommige zijner essay's om den
dood niet gemakkelijk maakt, denkt er niet aan,
om een uitgebreiden lezerskring ter wille te zijn,
door coulance en tegemoetkomendheid. Veeleer
provoceert dit boek soms bewust en met
zooveel woorden, maar altijd en overal door
taal en houding een scheiding. Een scheiding
naar de steile formule: Wie niet met ons is, die
is tegen ons l" En het object van deze antithese is
de film niet het varióté-amusement, niet het
technische curiosum, niet het platonische onder
werp voor gelegenheids-mooischrijverij, maar'de
film, die men liefheeft, zooals men de muziek lief
heeft, zonder reserve en zonder voorzichtig te
retireeren achter enkele standaardwerken.
Door deze liefde gedreven, keert de schrijver zich
met woede en hoon tegen negen-en-negentig van de
honderd fciosco:»pp: odvic en, maar gaal ze alle honderd
zien t omdat ook de minste iets van het superieure
in zich kan dragen. Door deze liefde gedreven, rekent
hij af met de ,,'cuast"- illusies van een inert amuse
mentspubliek, maar geeft nieuwen moed aan hen,
die gelooven, dat de film voorbestemd is, hoogere
waarden in ons gevoelsleven te realiseeren.
Om deze zuiveringstendenz om deze krachtige
poging, de film tot kunst op te heffen, in stede van
het begrip kunst" pasklaar te maken voor het
bioscoopproduct om deze algemeene eigenschap
alzoo, is het werk ons in de allereerste plaats
welkom.
Ook al zijn de overige kwaliteiten niet gering.
..Ideeon over de film geven wil zeggen: oude
meeningen herzien en zich opnieuw vergissen".
Aldus TerBraak aan het slot van zijn eerste studie.
Inderdaad als wij iets geleerd hebben, in den
strijd om en vóó; de lilm, is het deze bittere waar
heid, die overigens voor het ttrevon op alle gebied
geldt, meenen wij. En alleen philisters en dwazen
zullen zich om-deze reden over de zockers-quand
inême vroolijk maken. Zoo neemt men, ondanks
deze vergissingstheorie, met belangstelling kennis
van het eerste deel dezer essay's, dat over de alge
meene vraagstukken divagecrt, door het verschijn^
sel: film, opgeworpen. In een vijftal studies:
Cinema militans Grondslagen der fHmaesthethiek
Ithf/tme en Vorm Het grensgebied en Ia de
film een gemeenschapskunst, tracht de schrijver
met afwisselend succes te benaderen wat wij allen
als de kern van het filmprobleem voelen. Men zou
hiernaast zonder moeite, nog ? een honderdtal
andere onderwerpen kunnen aanbevelen, die de
moeite van een afzonderlijke studie zouden loonen,
maar Ter Braak heeft door deze f electie getoond,
in een uitteraard summiere behande'ing, de stof
op de belangrijkste en meest vitale plekken te
willen sondeêren.
Het eerste stuk: ,,Cinema militans" zou men als
een algemeene inleiding tot hetgeen volgt kunnen
beschouwen. Het geeft, in/den klaren, praegnanten
stijl van den schrijver een analyse van de film als
expressievorm, van de film?geestdrift" en van
de, uit den tijd zijnde, filmverachting. Reeds aan
stonds formuleert hij hier zijn standpunt onom
wonden: Zonder opzettelijke inperking zal de f ilm
komen tot de erkenning, dat alle kunstuiting een
voorrecht is voor bevoorrechten, en alte toewijding
aan de kunst een vereenzaming. Opzettelijke for
ceering der uitverkiezing leidt tot snobisme en
sterïteit."
Het tweede hoofdstuk: Grondslagen eener
filmaesthetiek" toont reeds de opmerkelijke me
thode (rara avis in de filmlitteratuur!) van den
schrijver om langs den weg van algemeen
wijsgeerige conclusies te komen tot de bijzondere,
zijn onderwerp rakende. Een film-aesthetiek be
staat niet, zegt hij, er is slechts de mogelijkheid
een aesthetische, algemeen geldige beschouwing
der kunstvaardig geordende stof toe te passen op
dit bijzondere geval." En aldus tewerkgaande is
het verrassend te ervaren, hoe Ter Braak's deduc
tieve conclusie die der inductieve theoretici
de theoretici der practijk, om een paradox t*
gebruiken vrijwel dekt.
In het derde artikel: Rythme en vorm" wordt
zijn deductieve redeneering wel het sterkst door
gevoerd. De schrijver wil hier niets minder dan
een definitie geven van de uitingen rhytmo" en
vorm " waarin zich het oer-element: levensgevoel,
manifesteert. Hier zullen tal van lezers het
opgeven" en zich misnoegd afwenden, vragende
wat deze pedante geleerdheid nu met de zaak te
maken heeft. Alsof, om te beginnen, het ernstige
zoeken naar een definitie dezer twee berucht
geworden termen pedanter ware, dan de
klakkelooze en.... pedante toepassing! En verder
moeten wij niet eindelijk eens in het reine komen
ten aanzien van imponderabilia, die wij meer
voelen, dan omschrijven kunnen en die met het
wezen der film zoo nauw samenhangen? Dit,
wat den opzet betreft wat de uitwerking aan
gaat, geeft het artikel wel zeer sterk den indruk,
dat de auteur boven zijn macht gegrepen heeft.
Het is een voortdurend worstelen met de zware
materie, een hardnekkig trachten, om een nog
ongeordend en niet ten volle beheerscht idee
ncomplex onder woorden te brengen. Niettemin
behoort deze als geheel minst-geslaagde studie,
tot de iespectabelste en belangrijkste fragmenten
van het boek.
Met het Grensgebied" begeeft de auteur zich
op het terrein, waar de artistieke, bewuste com
positie en de zakelijke reportagefilm elkander
ontmoeten een onderdeel, laatstelijk in deze
rubriek bij De documentaire film" behandeld en
vrijwel tot dezelfde gevolgtrekkingen leidend.
Tenslotte het hoofdstuk: Is de film een gemeen
schapskunst?" een beschouwing met sterken pole
misch en inslag, waarin de exclusiviteit van den
auteur nog eens nader gepreciseerd en toegespitst
wordt.
Het tweede deel: Karakteristieken" behandelt
uitsluitend concrete filmonderwerpen en vormt zon
der twijfel het dankbaarste materiaal. Met de bondig
heid en de raakheid, welke de jongere generatie
kenmerkt (helaas! hoe lang is dit artikel alweer !)
karakteriseert de schrijver achtereenvolgens ver
schillende prominente filmproducten, voornamelijk
als representatieve uitingen van filmkunst. Er
worde hier verder over gezwegen zij laten zich
uistekend lezen ! Alleen vestigen wij speciaal de
aandacht op de studie over Pantserkruiser
Potemkin," die een model van beschouwende
kritiek genoemd mag worden. Alle psychologi
sche gedetailleerde gelaatsstudie werd hier (in de
Potemkin" n.l. J.) vermeden" zegt de schrijver
o.m. ..velen van de acteurs zijn
middelttiatigheden. Maar men voelt dwingend; zij zijn
bedwongen en getemd in een groot verband,
zij dienen een organische' beweging. Em ma~
troos van de wacht, die met gerichte gen-eren
het vuursignaal tegemoet ziet, kijkt even. gedempt
vreemde dingen vermoedend, om; en hij verraadt de
verborgen spanning...." Dit laatste vooral, is
voortreffelijk van observatie en teekent een ge
spannen, liefdevolle belangstelling bij dezen
gereserveerden criticus, welke men bij vele hartelijke
hoera-reCensies maar al te pijnlijk mist.
* *
Tenslotte nog een citaat uit het boek: .'.-. .Als
de vergankelijke marginalia der theoretici don
strijd voor eon mishandelde en miskende kunst ten
goede komen, zyn zij niet vergeefs geschreven."
Hetgeen Ter Braak met het volste recht op zijn
werk kan toepassen.
. Verdun. Vfslons d'HlatoirF
Gaarne vestigen wij er de aandacht op, dat de
merkwaardige en vaak zeer goede oorlogsfilm
Verdun" vau den jonge i Fransthen cineast Leon
Poirier, welke wy indertijd van uit Parus be
spraken, te beginnen, met l Maart a.s. in het
RoTy-Tneater te Amsterdam draait.
V.KOS5EM
.'f: