De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 9 maart pagina 7

9 maart 1929 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

t. t j>, J'.*«* AM ST E RD AM SC H E B IJ Z ON DE RH E D E N De Brandweer door Prof. Dr. H. BRUGMANS Teekeningen })de Groene Amsterdammer' door G. Westermam ? i-v *,?-J J N onze oude Xederlandsche steden behoorde de zorg voor de veiligheid van huis en have tot do eerste plichten der stadsregeering. Daar onder bekleedde de beveiliging tegen brand ecu allereerste plaats; brand was nog veel meer dan in onze moderne centra in on/e oude steden het ergste euvel, dat de menschheid kon treffen, haast een openbare ramp. Dan kon worden beslag ge legd op de hulp van iederen burger; bij brand moesten de burgers hulp verleenen. zoowel bij de blussching als bij de handhaving der orde. Intusschen ondanks de vele assistentie was de blussching zeer weinig effectief. In Amsterdam vinden wij in. de middeleeuwen als technische hulpmiddelen niet anders dan emmers van hout of van leer, haken, touwen, ladders en zeilen. Immers men kon weinig anders doen dan emmers water in en op de bran dende hui/en werpen, du belendende gebouwen ne/t houden en als uiterste redmiddel het omverhalen van hui/en. Elk burger was verplicht zich onmid dellijk op het brandalarm naar het bedreigde punt te begeven; hij was verplicht den ketelhoet" of helm op het hoofd te zetten en alles mede te brengen wat dienstig kon zijn, emmors. ketels, truggen. bijlen, haken enz. Kik burger moest in. het bezit zijn van twee troggen en twee brandhaken met touwen. De huizen aan de noordzijde van de stegen en aan de watorzijde moesten nog een ladder hebben. Dat alles ging natuurlijk niet zonder zekere leiding. Er is sprake van twaalf guede knapen", die niet alleen de leiding bij brand hadden, maar ook de controle hadden op de naleving der brandkeuren. Want ook onze middeleeuwsche stads regeering wist even goed als een modern stads bestuur, dat het beter is brand te voorkomen dan brand te blusschen. Strenge bepalingen moesten wel worden gemaakt in een stad van nog veel houten huizen en rieten daken. Met kracht be vorderde de, regeering het bouwen van steenen huizen met harde daken. Maar ook zoo bleef er nog brandgevaar genoeg; vandaar dat allerlei voorschriften werden gegeven over het gebruik van vuur en licht, vooral in werkplaatsen. Hoe noodig dat was. Wijkt wel uit het feit. dat Amster dam in de vijftiende eeuw nog tweemaal, in 1421 en in 1452, voor een groot deel is verbrand. In het begin der zestiende eeuw vinden wij voor het eerst brandmeesters vermeld; het zijn blijk baar de guede knapen" van vroeger. Maar hun getal wordt uitgebreid on hun organisatie gep'erfectionneerd. Tegelijk bleek men het ondoelmatige te voelen van den samenloop van zeer velen bij een brand, wat allicht tot verwarring aanleiding gaf. Daarom kwam. men reeds vóór vier eeuwen tot wat men haast een beroepsbrandweer zou kunnen noemen: de bluschdienst werd door de stadsregeering opgedragen aan daartoe bepaaldelijk aangewezen georganiseerde groepen, de bierdragers, de korenmeters en merkwaardig ge noeg do religieusen, die blijkbaar op dit gebied een zekere ervaring hadden: bepaaldelijk worden genoemd de minderbroeders en de St. Paulus broeders. Behalve deze georganiseerde blusschers mocht niemand naar den brand gaan dan de zet naaste overburen en do zes naaste zijburen, aan wie men trouwens ook geen huisarrest redelijk kon opleggen. Allo andere burgers moesten thuis blijven; wel moesten zij hun emmers buiten de deur zetten. De leiding bij brand berustte bij do genoemde brandmeestcrs, die werden bijgestaan door den fabrieksmeester, den stadstimmerman, den stadsmetselaar en het stadswerkvolk, met andere woorden door do afdeeling publieke werken. Xog werden emmermeesters benoemd, die na den brand de emmers hadden te verzamelen en ter bestemder plaatse terug te brengen. Men mag aannemen, dat dat niet altijd even regelmatig zal zijn gegaan, liet aantal emmers werd naar de be hoefte van den tijd natuurlijk geregeld uitgebreid; in 1072 waren er in Amsterdam niet minder dan 12.000 brandemmers. Toen was men in Amsterdam, evenwel al veel verdei' gekomen. In 1650 had de Neurenberger Hautsch de brandspuit uitgevonden; in 1657 werd zulk een spuit te Amsterdam voor het eerst ge bruikt; in 1070 waren er al zestig in dienst van de brandweer. De/e brandspuiten hadden ovenwei geen slangen: zij moesten met emmers worden vol gestort ; boven op de spuit was een draaibare straalpijp; twee mannen brachten de perspomp in beweging. Dat was wel een groote verbetering. Maar intusschen leefde de man al in Amsterdam. die de brandspuit eerst goed bruikbaar en doelmatig zou maken, Jan van der Heijden. Van der Heijden was directeur van de lan tarens van de stad"; het is bekend, hoe hij in die functie do verlichting van Amsterdam heeft ver beterd. Maar hij was gesneden uit het hout der uitvinders, een knap en ingenieus technicus, boven dien een fijn schilder van aantrekkelijke stads gezichten. Wij hebben hier alleen te spreken van de groote uitvinding der slangbrandspuiten. Die uitvinding kan worden gesteld op 1670, toen. op 25 Maart de eerste brand bij don llegulierstoren met een slangbrandspuit werd gebluscht. Als gevolg daarvan werd Jan van der Heijden samen met zijn broeder Nicolaas in 1073 aangewezen als opzichter van het bluschmateriaal der stad. Sedert heeft van der Heijden zijn uitvinding steeds meer volmaakt. Hij bracht vooreerst een slangpomp aan, die het water uit grachten of putten opzoog en naar de spuit perste; het is de later zoo bekende aanjager: daardoor verviel het storten van het bluschwater met emmers in de spuit. De spuit zelf werd zoo verbeterd, dat zij niet meer een afge broken, maar een continuen waterstraal kon voortbrengen. En .eindelijk verbond van der Heijden aan de spuit lange slangen, waardoor de straalpijp geheel los werd van de spuit ,en door den brandweerman overal, op muren en daken en zelfs binnenshuis kon worden gebruikt. Deze verbetering was zoo gewichtig en zoo klaarblijkelijk, % dat de stadsregeering in. {fej^V lü"Übesloot de' oude spuiten op te rui- ^^^ men en nieuwe aan te schaffen. Ueen wonder ook, dat de beide van der Heijden's in datzelfde jaar werden be noemd tot generale brandmeesters en stadsbrandspuitfabrikanten. In 1Ü77 kregen zij octrooi voor hun uitvinding van de Staten-lJeneraal. Jan be schreef zijn uitvinding niet zonder trots in zijn beroemde Beschryvingh der Slangbrandspuiten." van 1090, kortweg het Spuitboek genoemd, oen der aantrekkelijkste reclames, die ooit zijn uit gegeven. Het ligt voor de hand, dat dat alles een reorga nisatie der brandweer noodig maaktei Zij kwam ook inderdaad tot stand. In ieder der zestig wijken werd een spuit geplaatst; bovendien waren op het IJ vijf schouwen, ieder met twee/ spuiten. gestationeerd. Bij elke spuit werden twee brand meesters aangesteld: zij hadden een brandstok met het stadswapen, teneinde bij brand ..gekend, be hoorlijk gerespecteerd en gehoorzaamd te worden". Voor de bediening van iedere spuit waren 3(5 mannen aangewezen uit .de betrokken wijk: /ij werden geaf f eet eerden genoemd; natuurlijk koos men hen uit de voor dit werk meest gequalificeerden. waagdragers, bierdragers, turf dragers. korenmeters en dergelijke aan de stad verbonden lieden: uit de geaffecteerden werden weer twee assistenten der brandmeesters gekozen. Natuurlijk werd ook in bijzonderheden het brandalarm ge regeld. Voor de afzetting bij brand kwam de schutterij In het geweer. Voortdurend is van der Heijden be/ig geweest aan de verbetering van zijn spuiten. Zijn figuur beheerscht feitelijk de Amsterdamsche brandweer. pok nog na zijn dood in 1712. De reizigers, die Amsterdam bezoeken, laten nooit na in hun reis? beschrijvingen met ingenomenheid melding te maken van de stedelijke brandweer, wier oefe ningen men gaat bijwonen als een van de grootste bezienswaardigheden der, stad. Het is ook wel karakteristiek, dat de brandweer ongeveer twee eeuwen lang op dezelfde wijze georganiseerd is -gebleven als zij was in de dagen van Jan van der Heijden. Maar zij teerde in de tweede helft der negentiende eeuw nog wel alleen op' den. ouden roem; karakteristiek is het toch, dat omstreeks 1870 er in Amsterdam nog brandspuiten in ge bruik waren, die door van der Heijden waren gemaakt. Historisch is dat aandoenlijk genoeg. maar technisch was het toch minder in den haak. Ook het personeel begon te wenschen over te laten; blijkbaar waren de goede elementen voor dezen'wel betaalden, maar toch vrij willigen arbeid niet meer zoo gemakkelijk te vinden. Toch zou de aloude organisatie misschien nog lang hebben be staan, zooals zij te Rotterdam nog steeds is ge handhaafd, ware het niet, dat er ernstige onge lukken gebeurden» De burgerij kreeg een gevoel van onveiligheid. Bekend ,is gebleven de brand in den Kippenhoek aan het Rembrandtplein in den nacht van 5 op O Augustus 1870. die een veel te gruoteu omvang kreeg duor het late optreden der brandweer en haar slordige organisatie. Deze brand werd druk besproken in de dagbladen van dien tijd, natuurlijk een dankbaar onderwerp voor ingezonden stukken. Ten slotte kwam de /aak ook iix den gemeenteraad ter sprake, dit naar aanleiding van een adres xiit de burgerij, dat uiting gaf aan de vrees van niet Voldoende beveiliging der stad tegen brandgevaar. Burgemeester en Wethouders zeiden een onderzoek toe; burgemeester Den Tex interesseerde zich persoonlijk /.eer voor de/e /.aak. Inderdaad bleek van ernstige tekortkomingen: vrij /ware .straffen werden dan ook opgelegd. Tijdens het verdere onder/.oek werd'de burgerij opnieuw opgeschrikt door nieuwe, ernstige branden. De Nieuwe Walenkeik werd geheel in de asch ge legd; het pakhuis Welgelegen op de Prinsengracht bij de Prinsenstraat brandde /A*»O goed nis geheel uit. Ook onder den indruk van de/e gevallen dienden Burgemeester en Wethouders den 2Sen Februari 1S71 bij den raad een voordracht in ..betreffende de reorganisatie van het brandwezen". Dit voorstel ging. in navolging van hel buitenland, in de eeiiig mogelijk*- 'richting, de afschaffing der vrijwillige brandweer en de vor ming van een bet-oepseorps. Dit voorstel kwam in de raadszitting van 25 Juni aan de orde. Men zou. gezien de algemeene klachten, hebben verwacht. dat het niet algemeene stemmen /onder veel discussie /on worden aangenomen. Maar. wat ook wel van /elf sprak. d<» hooge kosten voor dien tijd althans begonnen velen, af te schrikken. Zoo kwam het dat onder de sterke pressie vaii burgemeester Den Tex ten slotte de voordracht na lange discussie werd aangenomen met 10 tegen 11 stemmen. Deze principieele beslissing werd in Augustus aangevuld door de behandeling van de onderdcelen der nieuwe regeling, lïelukkig had een nieuwe brand, in de Warmoesstvaat."opnieuw de geheele ontoereikendheid der oude brandweer be wezen. Nog was er zooveel te regelen, dat de jaren 1872 on 1S73 voorbij moesten gaan mot voorbe reidende maatregelen. Den 21en Augustus 1872, benoemde d« raad P. W. Steenkamp tot comman dant der brandweer; hij aanvaardde den lüen September zijn ambt. Maar het' Zou nog bijna twee jaren duren, voordat. alles geheel in orde was. Niemand zal zeker de oude brandweer t enig-. wenschen. Integendeel, bijna van don aanvang af is de nieuwe brandweer populair geworden in Amsterdam. ? BRANDBLUSSCHER HOLLANDIA SPANJAARD&C2 FABRIEK ESPANA UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl