Historisch Archief 1877-1940
GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MAART 1929
A/o. 2702
Dramatische kroniek
door Top Naeff
Kotterdatnseh-IIofwtadtooneel: De bluuwt'
van tien keizer, door Frans Moliiar
Ht't zou mij niet verwonderen als Molnur op
den inval voor dit hofsprookje gekomen was
terwijl hij Der Schwan" schroef, en dat het de
gedachte «AH Frau Bleibtreu's vorstin" van een
vergaan tijdperk daarin geweest ia, welke, den
vlotten dramaturg verlokte dien inval uit te wer
ken. De. hoofdrol in De blauwe oogen van den
keizer" is in elk geval die van de Vorstin-moeder.
een rol, waarin behalve Bleibtreu ook Adèle
Saudrock zou kunnen schitteren. Het Weensche
Hofburgtheater is daarbij altijd zoo nauw met het
Hof verbonden geweest, het moet voor een schrijver
al om de/e banden een teniptatie zijn, die nu wel
radikaal legendarisch geworden sfeer op het
tooneel te doen herleven. Te meer, waar hij de
acteurs gedeeltelijk nog uit de oude garde
recruteeren kon, uit hen die de hofcomedie in natura heb
ben meegespeeld. Terwijl het publiek sinds
Xathalie von Eschtruth in zijn dierbare belangstelling
voor het gegalonneerd lief en leed het mag lich
telijk geparodieerd worden nog niets veranderde.
Een en ander zal ongetwijfeld hebben geleid
tot het groote succes dezen laatsten ..Molnar"
een wat te ver gedreven ,, Aprilgrap" te
beurt gevallen. Een succes, ietwat onevenredig
aan dat zijner vroegere werken. Vooropgesteld.
dat Molnar de brillantste, misschien wel de be
gaafdste tooneelschrjjver van zijn tijd moet worden
genoemd, dan heeft hij met dit werkje toch niet
meer dan een virtuozen-streek uitgehaald, waarbij
zijn beste talent de poëzie van zijn hart, die in
de verte zelfs de vergelijking met Shakespeare
wel eens rechtvaardigde - hem in den steek liet.
Van Molnar's fantastische wereld was deze poëzie
de realiteit, zijn weergaloos verweven techniek
kon bij de brutaalste persiflage niet het innige
gemoedsleven van den auteur verbergen, daar
was altijd het dichterlijk kcrnlichtje, dat ons in
het doolhof van zijn vernuft den 'Weg wees. Dit
maal echter is het bij de goochelt oer gebleven. ,,De
getemde feeks", waaraan wij bij dit lesje"
aan de hooghartige Olympia natuurlijk denken,
toont ; duidelijk hoeveel liever Shakespeare de
vrouw, met al haar gebrekpn, heeft gehad dan
Molnar in de gedaante van ritmeester Stefan
Barna. En menige oude klucht, waarin de stok
op den rug van een kwaad wijf aan stukken splijt,
eindigt nochtans met een verzoenenden epiloog
omdat die vrouw ten slotte toch ook een mensch
is, aan wie wat vergeven moet worden. Molnar,
meedoogenloos in de persiflage van de vorstelijke
onbenullen, die vóór den oorlog ..plus royalistes
que Ie roi" waren, strekte die wreedheid over de
individueele mensch (vorstin Olympia) te ver uit,
n maakte bij vergissing een officier zonder eer
of geweten tot een held.
Ritmeester Barna; afgewezen door de schoone
Olympia op de krenkendste wijze,, wreekt zich
door zich na dit affront uit te geven- voor een
berucht oplichter, louter en alleen om de familie
met wie hij op vriendschappelijken voet verkeerde,
. in de op het punjt der etiquette ongenadige blauwe
oogen van den keizer te comprometteeren. Hij
dreigt daarbij met publicatie van zijn ,, mémoires."
met naam en toenaam, in de groote bladen, en drijft
de chantage zoover, dat hij van Olympia n
liefdenacht durft eischen, wil hij van deze booze
plannen nog afzien.... Daarna werpt hij het
masker van oplichter weer af, en vertrekt met
opgeheven hoofd in zijn onberispelijk uniform van
huzaren-ritmeester, latende het vorstinnetje ver
slagen achter, Voor ons blijft hij echter een op
lichter, zij het dan niet n, die slechts ju wee Ie n
steelt, een ploert zonder hart of geweten. Aan de
arme ledepop Olympia mag niet veel verbeurd
?/ijix geweest, op de verzachtende omstandigheid,"
«lat zij de d9chter was van een ontaard vorstelijke"
Uw Haar
Ats men zoo nu en dan des morgens slechts
een weinig Purol even tusschen de handen
wrijft, dan wordt dit bij het uitstrijken door
het haar onmiddellijk daarin opgenomen; en
het gevolg hiervan is dat Uw haar mooier en
dikker wordt en bovendien den geheelen dag
keurig blijft zitten.
i
mama, opgevoed in de benepenste verhoudingen,
had zij haar menschelijk recht gehad. Ku nadat
ritmeester Bama zijn zin gekregen had, zou hij
loyaal ..quitte" hebben moeten erkennen. De afloop
laat ons te onbevredigd, niet alleen omdat zij
..elkaar niet krijgen," wat in een rechtgeaard
..sprookje" al een fout is, maar omdat hier eett
onrecht aan het leven zelf, met zijn schuld en boete
zijn dwaling en verzoening, wordt gepleegd. Kn
men behoeft geen feministe te zijn om het spijtig
te vinden, dat Molnar de vernederde vrouw ten
slotte niet n intuitief woord van verweer in den
mond heeft gelegd, waardoor de aftocht van dezen
miscrabelen officier iets minder zegepralend zou
zijn geworden.
Onder den mantel van het sprookje" laat zich
geen onwaarachtigheid verbergen; het
eerlijkmenschelijkèvan de oude sprookjes is er de eeuwige
kracht van, omdat een kind de waarheid het
zuiverst voelt, en zij ' eenmaal voor kinderen
groote of kleine, geschreven werden. Het moderne
sprookje kan op dezen regel geen uitzondering
maken, zelfs niet wanneer het schitterend vernuft
alleraardigst was die in het nauwgedreven
vorstelijke familie! van een Molnar de vlag is,
Avelke de lading dekt.
Op de eigenaardige verwantschap tusschen den
Hongaarschen dichter en den Xederlandschen
directeur van het Hofstadtooneel mochten we
meermalen de aandacht vestigen. Met de samen
werking kan men beide kunstenaars slechts geluk
wenschen. Daar gelaten, dat het gezelschap niet
altijd over de krachten beuchikt, die het moeilijke
werk uit kunnen voeren, de intenties van den re
gisseur zijn boven allen twijfel verheven, het is
een les in de regie-kunst, waarbij men aan het eind
nog even wijs is als bij het begin. Mij althans blijft
het altijd een boeiend raadsel hoe de regisseur,
zwevend tusschen deze werelden, langs de kron
kelwegen van Molnar's wonderlijke fantasip, een
pad vindt, een vorm, en een eigen stijl, waarin het
geval ons aannemelijk voorkomt.
Door de verdienstelijke, maar te zwakke en te
conventioneele - vertolking van. de moederrol,
door , Julietto Boos, ging ditmaal veel van de
distinctie verloren. Haar fout was, dat zij de
onnoozele phrasen, die den vollen nadruk 'krijgen,
niet scherp afscheidde van de dingen waar het op
aankomt, en die daarom onopgemerkt van de
lippen moeten glijden. Zoo werd alles nadrukkelijk,
als in de klucht. Het is opzichzelf een spiritueel
spel om deze dwaze tegenstelling tusschen het
es&entiëele en het diplomatiek-niets-zeggende op te
wekken. Roemer, Louise Kooiman en Ludzer
Eringa hadden er zich aardig in geoefend, zonder
dat ze erin geslaagd waren aan de bijfiguren meteen
een marquante gestalte te geven. Van der Lugt
zelf, uiterlijk niet de veroveraar", dien men zich
in de rol voorstelt, was van dictie meesterlijk.
En bijzonder knap de vreugde van de voorstel
ling r-, heeft Annie van Ees Olympia" uitgebeeld.
Jaren geleden, ook in een stuk van Molnar
,,Hof. maarschalk", heeft zij in een dergelijke rol, maar
kleiner van omvang, getoond dat el' nog een heel
andere actrice in haar stak dan de allerliefste
,,gamine" die men haast te goed van haar kent.
Met dit andere, streng,.bijna koelbeheerscht talent
overtuigde zij ook thans, en in nog sterkere mate.
Een tooneelspeelster van den eersten .rang, in een
rol,1 die door geen mindere vervuld zou kunnen
worden. Deze hertogin", een marionet, welke tot
leven komt, met haar wazigen blik, oogen waarin
de droom door de leegte gloort, met haar smal
gesloten mondje, dat nauwelijköeen glimlachje
doorlaat, en met haar rijke' gamma van zuivere,
koele, als in den mist verglijdende intonaties....
het is moeilijk na te vertellen waaruit tooneelspelen
bestaat. Hier zou men,' terwijl Annie van Ees
minutenlang met haar rug naar het publiek stond,
opstarend naar het portret van haar geduchten
,,keizer", gemeend hebben, dat het geheim van
haar kunst tusschen haar nerveuse schouderbladen
lag.... als het niet was in den pauwestaart van
haar. witsatijnen baljapon, of in de hulpelooze
kinderoogen, die wij niet zagen, omdat zij op de
schilderij de blauwe" zochten, voor goed- of af
keuring van hooger hand" gespannen tot het
. uiterste.... .
IDEN MAAG
IWONJNGINRICHTINGEN
SPREEKZAAL
Den Heere Dr. //. l F. rrt/i Lonn,
Zeergeleerde Heer !
Vergun mij, die, zooals u misschien bekond i*,
vroeger als internationalist, ja Rus bekend stond
hoe vaak is het mij in de Kamer toegesnauwd
? naar aanleiding van uw ontboezeming in du
jongste Groene: De waanwijze Hollander getiteld,
een vraag te doon, door welker beantwoording
u misschien ook anderen een dienst zoudt bewijzen.
Ik heb uw stuk met groote instemming gelezen.
Hpt is mij om zoo te zeggen uit het hart gegrepen.
Ik ben al jaren gewoon om, als mij iets bizonder
dwaas voorkomt, het als echt-Hollandsch te
qualificeeren. U beschouwt ons thuis-zittende
Hollanders in tegenstelling tot de vogels, die
het nest ontvloden en die allemaal valken schijnen
to zijn als wat men vroeger wel eens de
Chineezen" van Europa placht te noemen. Zoo onge
voer als de heer Graaf Keyserling ook. Nu de
Chineezen bezig zijn, sinds zij de Republiek hebben
uitgeroepen en den Mandsjoe-staart afgeknipt.
zich tot de hoogte der ware cultuurvolken te
verheffen, is het voor een Hollander ongepaster
dan ooit om zich met hen te 'vergelijken. U doet
het dan ook niet. Maar terecht qualifioeert u ons,
thuisblijvers, als een soort uilen, vogels, die uit
munten door kortzichtigheid en bekrompenheid.
Blijkbaar heeft het geval van de onthulling"
door het bekende Stichtache blad u gedreven tol
deze uw zoo rechtvaardige qualificatio.
Maar nu mijn vraag. U is een internationaal
beroemd man en bij uitnemendheid geroepen om
ons er zijn- er zoo enkelen) die hier in dit land
der uilen versmachten en ook zoo graag valken
zouden zijn als wij maar konden, de bange vraag
te beantwoorden, die wij zoo telkens en telkens
stellen. Hoe komt het toch, wat zijn de historische,
psychologische, ethnologische, economische of
andere omstandigheden, die dit verschijnsel van
onze waanwijze uilerigheid tot stand hebben ge
bracht? Waarom zijn wij waanwijzer, bekrompenei',
uilerigcr dan een gemiddelde Belg, Deen, Noor,
Zweed, Zwitser. Om nu alleen maar de kleine
WestEuropeesche cultuurvolken te noemen, waarmee
wij eenigszins onszelf mogen vergelijken? Want
het spreekt vanzelf met zoo hoogere wezens
als Amerikanen, Engelschen, Franschen en
Duitschers kunnen wij ons niet in n adem noemen.
Zie, waarde heer, indien iemand dan kunt u
deze vraag beantwoorden. Uw werken, die u
internationale beroemdheid verschaften, geven er
getuigenis van. Zou het, o zou het te veel gevraagd
zijn om ons, de enkelen, die zich hier ook niet
thuis voelen, maar er niet uitgevlogen zijn, de op
lossing te bieden van dit raadsel dat ons kwelt;?
U zult er in ieder geval den dank van die enkelen
door verwerven. En al is dit niét veel, ja niets,
vergeleken met den bijval der millioenen die bij v.
in Amerika u waardeeren, zelfs kleinigheden ver
smaadt de wijze niet. '
Met de meeste hoogachting
Uw dw.
W. VAN RAVESTEYN
VAnnEERUOVCR
MEUBELEh DEhKT
DEMKT U VAMZELF
AAM
l
l
MESKER
PARKSTRAATirY
DEN HAAGlU
No. 2702
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MAART 1929
MUZIEK D STRIJKINSTRUMENTEN D SNAREN
r-ïDAÏ-4D Achter St. Pieter 4 Q
P o. ivr\orc utrecht a TA i« a
PIANO'S D D VERHUREN G VLEUGELS
SCHILDERKUNST
door A. Plasschaert
Bu*e ftojbertaon in Plctura te Groningen
Suze Robertson's werk is altijd een tocht, en
zelfs een verre tocht waard; zeker is dat deze
tentoonstelling van haar schilderijen, teekeningen
en aquarellen te Groningen. Opnieuw bleek uit
deze verzameling, dat zij ten opzichte van hare
belangrijkheid is miskend (en hoe !) en opnieuw
waren de redenen daarvoor te gissen. Want de
diepe ernst van haar werk heeft nooit eenige
behaaglijkheid vertoond in den zwakken zin van
dat woord en de daarmee tesaam gaande ruige
schildering, moet de gemakzuchtigen en die be
haaglijkheid zoeken afschrikken,
Deze kunst van het hart eischt eerbied en toe
wijding, en wordt niet benaderd door speelschheid
of lust tot het sierlijke, dat een halve oprechtheid is.
In dit werk is meer van het eeuwige brood dan
velen vermoeden; er is nooit en te nimmer iets
va.n het taartje aan. Dat was hier voor wie zien
kon, openbaar; openbaar was ook haar rijke,
dikwijls donkre, klinkende kleur; haar vollen en
tragen vorm. De voorstellingen, dat weet ge toch,
zijn menschen bezig met de gewone daden, de
moeilijke, weerkeerende daden; de actie is altijd
uit en naar het innerlijke; de bouw gewoonlijk
eenvoudig, alleen in de hüizencomplexen meer
geschakeerd, meer samengesteld. De kleur is
natuurlijk eveneens zóó; sterk en in stellige vlakken
gezet tegen malkander, en altijd, haast altijd, als
een zware toon. De tentoonstelling te Groningen
heeft daarenboven de verdienste van alle uitingen
genoeg te doen zien; zij was hierdoor ne der
zeer goede. Ten eerste zaagt ge er, hoe belangrijke
voor Suze Robertson het wit was naast het blauw,
het geel naast het zeldzamer rose en het meer
voorkomend rood. Het wit is bij Suze Robertson
altijd een beteekenisvolle kleur" even goed in de
schilderijen als in de teekeningen en aquarellen. Het
is n der duigen, die haar werk steeds typeeren
evenals zijn ware tegenstelling: het diepste zwart.
Dat zwart zaagt ge in de Dorpsstraat" (No. 7), het
werk, waar de praal, de flonkering van Suze Ro
bertson's kleur was duidelijk. In Broodsnijden (10)
was de grootere rankheid van de staande figuur
en het levende blauw, het iets minder tragisch
zijn, het iets gemakkelijkere, voelbaar tegenover
de andere schildergen. De flesch met peren, een
klein schilderij naar de afmetingen, was inderdaad
een stilleven zooals ik er uit die periode weinig
ken.- Dit belangrijke schilderij (No. 19) zal de
blijvende waardeering genieten van iederen kenner.
Een door-kijk te Kampen, met.de gelen en rosen,
was door een bepaalde meer luchtige samenstelling,
een verrassing; een zwarte flesch met appelen weer
de volle Suze Robertson.
Naast het schilderwerk zijn haar teekeningen,
persoonlijk, een innerlijke rijkdom (zie 37, 40,
42, 44). De koppen hebben daar dien tragischen
aard, die gewis is voor dit werk; wanneer wij daar
bijvoegen de aquarellen (45, 48 en 51) dan hebben
wij een overzicht over de kracht van dit talent,
over de persoonlijkheid.over het zicht op den vorm
dat haar eigen was, op den tragischen hartslag
van deze vrouw, die grooter blijken zal binnen
kort, dan de nu nog heerschend e miskenning zou
doen vermoeden*
Thol«n, bij Kleykamp, den Haag
Hoewel Tholen zoo goed als alles geschilderd
heeft, tot stillevens in de open lucht toe (alleen, en
Kunst zaal van Lier
Rokin 126 ,?- Amsterdam»
Oostersehe & Europeesche antiquiteiten
Oude en Moderne schilderijen en plastieken
Negerkunst & Ethnographica
De Museum-Schouwburg van de baan
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
Eénjtarretje keert er behouden weer
Het andere heeft er geen voerman meer,
Waar mag hij zijn gebleven?
'k Wed3 dat ge hem op den zandweg vindt
Of mogelijk wel daarneven.
Hij komt niet meer thuis, die vrind, die vrind
Hij komt niet meer thuis, die vrind!
dit is te betreuren, geen naakten?) is hij toch
bovenal bij de menschen bekend als de schilder
der oude hollandsche stadjes, havens, bij dag en
des avends, en als schilder van de Zuiderzee en de
schepen daarop, holen weet wat water is, hoe
een schip is, hij weet wat een schip in het water
doen kan, en hoe de bevolking van een havenstad
zich geneert en hoede schippers aan boord en aan
den wal zich houden, loopen, of hangen en
baliekluiven. Van het schip en Van water en van het
schippersvolk is deze tentoonstelling bij
Kleyfcamp; van de bezeilde en van de leege Zuiderzee,
waar bruin en blauw zoo kenmerkende kleuren zijn.
Van de leege zee is hier het voorbeeld het groote
schilderij met de trillende kim. Het is een respec
tabele Tholen en een respectabele zee, maar het
is toch, het schilderij, geen groote
menschenbekentenis zooals Permeke's apokalyptische
zoegezicht was te Rotterdam. Tholen kan een schilder
zijn van een teedere innigheid in tiet licht. Hij
is daar persoonlijk, zeker, en zijn kleur maakt daar
geen zwaarte, maar maakt alles tot een muziek
van licht. Twee kenmerkende schilderijen dadrvan
zijn: Het Park met de twee kinderen er in, en, nog
ongerepter, het water (bijna materieloos en toch
water van materie) mot het ne schip erop, een
klein schilderij uit 1922, maar van zoo zuiver
lichtmoment als Haverman er ook een bezat.
Luchtig met zijn gele boomen in het werk met de
zandschuiten. Dramatischer zijn voor dezen
schilKunsthandel W, E HOFSTEE DEELMAN
Vondelstraat, 10, Amsterdam
WERKEN VAN
CHARLES EIJ G K
Tot 7 April
der het strand met de menschen kijkend naat de
schepen op zee, en de twee mannen in de roeiboot..
Ge vindt dus bij Kleykamp niet een keur van
gansenen Tholen, maar van n der reeks voor
stellingen, hem eigen, oen niet volledige keus.
TOYNENBURG