Historisch Archief 1877-1940
16
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 MAART 1929
No. 2703
No. 2703
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 MAART 1929
P,
ai
De trouwe Nimf
door Mr. Henrik Scholte
Vereenls»! Tooneel. Stadsschouwburg
DIT stukje, uit een onderhoudend boek ,,getrok
ken" naar.dat terecht heet. is echter
niet geheel zoo onderhoudend als de toeschouwer
«lat zou wenschen. Integendeel, ging het om den
text. dan zou men verscheidene ..tafereelen" lang
slechts met een half oor luisteren naar dit
aanschouwelyk gemaakte voorlezen van op zichzelf
wel amusante milieusehilderingen, om af en toe
aangenaam verrast te worden door een oplevend
brokje .dialoog, dat, schoon zelf geen tooneel.
dan toch de gelegenheid tot het spelen daarvan
biedt. En om aan het eind klaarwakker te worden
bij een scène, die als uit een betere wereld komt:
het sterven van dat fragiele zieltje tusschen kind
en vrouw, dat de trouwe nimf" was voor dien
vrij gecompliceerd geteekendenBohème-componist,
die haar min of 'meer viit goedbedoelden sleur naar
een lamlendig goor, Brusselsch
artistenpension'netje heeft gevoerd.
Nu is de scherpe indruk, welke deze slotsc ne
achterlaat, wel in de eerste plaats te danken aan
Willy Haak, die hier eindelijk weer eens een groote
kans kreeg, en benutte. Wel blijken de registers
van dit talent nog steeds niet zoo groot, als men
in de Comoedia-jaren wel eens had durven hopen;
zij zijn vooral niet , zwaar. Maar tusschen die
smalle grenzen van bloedarme overgevoeligheid
en nerveuze verstilling gaat dit zoo verrukkelijk
diep: zonder een zweem van effect en van een snij
dende zuiverheid, die zich > vanzelf en willoos in
haar eigen ontroering verliest. En des te meer moet'
men dit bewonderen, omdat dit verfijnde
concentreeren haar niet gemakkelijk gemaakt wordt j
Temidden van het tragi-komische, luidruchtige
artistenhuishouden van de eerste acte, waaraan
zij zelf ten volle deel heeft en waar ook de regie
het er maar eens goed van neemt, zóó met een
bijna onvoelbare nuance van de komische charade
in een onhandig maar ^ontroerend zingen over f'
gaan, is het'werk van een ras-actrice. Maar zóó
dat sentimenteel geschreven sommentafereeltje
schrijnend te maken en vooral dat sterven, dat
eigenlijk al ,,vooraf" Sterven en gestorven'zijn in
dat vuile hotelhokje uit te spelen, is het werk van
een talent, dat zeldzaam is op ons tooneel. In het
einde van deze vragende, smartelijke, zichzelf ver
terende kleine vlam lag wel een der innigste
kinderrollen, die hier ooit gespeld werden. ,
Cees Laseur, haar partner, maakte zich niet
beleid en toewijding een rol eigen, die makkelijk te
verspelen en wel nooit groot te maken is. Wij zijn
hier trouwens al aardig in het anecdotische ver
zeild en het is een zwak teeken als eenige dartele
typeurs als Frits van Dijk en Cruys Voorberg
steeds meer een voortreffelijke .,excentric"
al dadelijk zoo uit den band springen. De heer
Kaart daarentegen speelde met bewonderens
waardige ingetogenheid een joodsch rolletje.
Arme regie, zij had veel bijeen te houden: twee
dozijn rollen, vooral dank zij de kindcrweelde van
den ouden heer Sanger, Het was een goede gele
genheid orn de nieuwste aanwinsten van ons
tooneel eens de revue te laten passeeren en naar
men mocht hopen, om hier of daar een
jongejuffrouw in de schoone kunst, die haar geroppen had,
aan te sporen. Helaas moeten wij de gewoonte
van dilettanten-voorstellingen getrouw blijven om
maar geen namen te noemen en volstaan met den
totaal-indruk, dat eenige jaren school hier geen
onnut werk verricht zoudeïi hebben. Ook voor
de groote rol van Mies Elbut, voor wier gegeneerd
mannequin-spelen de pretentie dubbel nadeelig is.
Juist een onprettige, ja onmogelijke rol kan voor
een actrice een, zeer-welkome gelegenheid zij n-om
zich met uiterste zorgvuldigheid in het ensemble
te voegen, mits men niet vergeet dat er bok wel
eens talent kan schuilen in het niet opvallen.
BRANDBLUSSCHER
"HOLLANDIA
SPANJAARD&C2
FABRIEK ESPANA
UTRECHT
Toren van den Dom te Keulen
Wolkenkrabber te Madrid
MUZIEK
door Constant van Wessem
Ignace Paderewski
VOOR ons was het oen werkelijkheid worden
van een ouderwetsche afbeelding, dit komen,
dit bewegen, dit zitten van Paderewski op het
podium van de Groote Zaal Concertgebouw....
Wij wachtten lang. Acht uur werd kwart over
acht, werd tegen half negen. In dien tusschentijd
van ge'spannen verwachting gebeurde er wel wat.
Er kwam eerst een portier, die de menschen, die
zoo prettig dichtbij den vleugel een plaatsje hadden
gezocht, van het podium verdreef. Vervolgens werd
er met het licht geëxperimenteerd: Paderewski
verdroeg geen felle verlichting, dan deden zijn
oogen pijn.
Eindelijk kwam hij, niet uit de artiestenloge,
maar uit de gangdeur. Er was een moment 'van
ontroering in de zaal. Allen stonden, op en keken
gespannen naar dezen man van een legendarische
beroemdheid, van een reusachtig stuk muziek
cultuur, dat wij over het algemeen al niet meer
als oorgetuige hadden meegemaakt.
Paderewski zat voor den Erard vleugel, dat
strijdros, dat de oude virtuozen in hun tijd,
vooral Liszt, hebben bereden. .De ouderwetsche
afbeelding was volkomen geworden: dat was de
figuur in de vale oude rok met tot den grond neer
hangende jaspanden en mot een avontuurlijk hoofd,
1 waarvan de lange wat wamge haren naar achteren
in den nek vielen. Daar zat, in een rechte houding,
de gestalte van den Heerseher, in het geboren
bewustzijn van zyn oppermacht, de handen met
hooge polsen boven de toetsen geheven. Een
machtig praeludium ,van enkele akkoorden barstte
los, joeg dadelijk een verbijsterde stilte in de zaal.
Eenige seconden daarna. En Paderewski zette
de Etudes Symphoniques van Schumann in.
Men luisterde eerst wat weifelend. Die
Erardvleugel klonk vreemd^ wat hol, wat 'metaalachtig.
Die oude handen sloegen er in de groote akkoorden
wat al te vaak naast. Zouden wij alleen nog maar .
den naglans van een eens zoo geweldig kunnen
krijgen.) dat zich nog slechts met de renommée
dekt? Opnieuw preludeerende 'overgangen. De
Appasionata van Beethoven, die volgde veront
rustte ons nog., meer: tégroote tegenstellingen
tusschen licht en donker, tusschen hard en zacht
en een expressiviteit die soms aan de duidelijkheid
ontsnapte. . .''-..
Doch toen begon Paderewski zijn laatste nummer
.vóór de pauze: Liszt's bewerkingen van melodieën
van Schubert; Soiree de Vienne, Serenade,
Erlkönig. En'opeens gingen het spel en, de voordracht
een nieuw leven in, De virtuoos begon in zijn eigen
taal te spreken, het groote tijdperk van de onge
hoorde pianistisohe levenskracht werd van schim
werkelijkheid. n verblindende schittering van
licht, stralend als uit duizend diamanten facetten
gloeide aan in den stortvloed van brillante passa
ges, de melodie zong voort in een bovenaardsch
licht van omruischende tonen, er was nog slechts
n souvereinen geest, die dit alles in den rijkdom
van sonoor klinkende vormen beheerschte. De
handen, de vingers gehoorzaamden
methetongeloofelijkste gemak aan de vaart der bezieling
en groote adeui joeg door het geheel. Paderewski
heerschte in zijn eigen rijk als Koning van het
klavier.
Den gansenen verderen avond bleef dat zoo.
Of het Chopin was of dat geheele Hongaarsche
orkest, dat met roffelende cymbalum-paukjes
een rhapsodie van Liszt inzette, het bleef alles dat
souverein heerschende, alle vormen en klankge
daanten meester zijnde kunnen, dat in romantische
onstuimigheid en verteederde poëzie voor ons
leefde. De techniek was geheel en al stem, klank,
gezang. Alles kwam uit deze handen, die niet meer
aan een zeventigjarige toebehoorden, zooals in
het begin.
En na het verbijsterende concert' kwamen nog
de toegiften, een stille toon: Debuesy en dan,
met de stuwende en drijvende kracht van een
orkestraal ensemble Isoldes Liebestod" van
Wagner, met de geweldige spanning der -vijfmaal
nageslagen akkoorden bij het hoogtepunt aan het
slot..
Neen, zoo hoorde men nog niet pianospelen.
Slechts Moritz Bosenthal benaderde dit en wij
dachten, dat dit het laatste was.
Maar na Paderewski weten wij nog anders.
En we weten meteen wat een Liszt schreef tóén
hij voor Enaks-kinderen van het klavier zijn nu
uit stijloogpunt al te schitterende bewerkingen
van beroemde melodieën van anderen vervaar
digde: de hartslag van zijn eigen groote tijdperk
in de breedste en rijkste sonoriteit van den klavier
klank hoorbaar gemaakt. ;
We verstonden ook Chopin, zooals hij in het
nationaal-Poolsche hart van zijn tijd leefde, in
het hart van het tragische Polen.
Maar lag het aan den Erard,. lag het aan de
dispositie van den pianist? de tweede avond,
die geheel aan Chopin gewijd was gaf zeer ongelijke
indrukken. De soms rommelig brommende toon
van den Erard-vleugel Chopin zelf speelde
zijn muziek op een Pleyel werkte af en toe
bepaald storend en de romantisch-lyrische vrij
heden, die Paderewski zich hier en daar in de
voordracht van de melodie veroorloof de klonken ons
wel eens wat al te vreemd in de ooren. Doch ter
stond daarop waren er weer de groote spanningen,
die dit spel droegen en tot een zegevierend einde
'brachten, kwamen de kolossale momenten, dat bet
geluid de geheele atmosfeer rondom zich
electri«eerde.
Zoo behield men ook van dezen tweeden avond
den grandiosen eindindruk van den eersten en,liet
men den grooten man onder donderend applaus
sUchts noode gaan.
Wetenschappelijke Varia
De Klok der Aardgeschiedenis
door Dr. P. van Olst
VORMING DER GESTREEPTE LEEM (naar Lotze).
Het gletscher-smettwater stroomt volgens de pijlen S in zee, leem en gruis mee'
voerend, die in opeenvolgende jaren de lagen l tot 6 maakten ;6 ia de jongste laag.
Gearceerd ia de donkere winierleem, gestippeld de lichtere voorjoarszandleemloag.
Is de zeebodem later gestegen en graaft men bij A en B, dan treft men dus laag
3 bij A hoog in den grond, bij B laag in den grond, maar toch duidelijk te
herkennen door zijn bijzondere dikte.
ZOOALS de geschiedenis der
menschheid de opeenvolging der
lotgevallen opteekent, die over de
inenschenhoof den zijn heengegaan, zoo
doet de geologie dat met de lotgevallen
die moeder Aarde doorstaan heeft
vanaf de alleroudste tijden, toen zij
losgescheurd werd van grootmoeder
Zon, tot den huidigen dag nu haar
ouderdom nadert en zij het lot tege
moet gaat dat haar eenigste dochter
Maan reeds getroffen heeft, het
koude, levenlooze einde. De
menschheid-geschiedenis en de geologie zijn
dan ook geen scherp gescheiden
gebieden van wetenschap, immers de
voorgeschiedenis der menschheid bevat
momenten, die evengoed thuis
behooren bij de aardgeschiedenis.
Een belangrijk verschil, tenminste
tot nu toe is, dat de geschiedenis
der menschheid, vanaf het tijd
stip dat schriftelijke overlevering
plaats greep, niet alleen, de volgorde
der feiten kon vaststellen (dus hun
relatieve ligging in den schoot der
eeuwen) maar ook den juisten datum
en jaartal, dus de absolute tijdsduur,
die een of ondere gebeurtenis scheidt
van den dag van heden. De aardge
schiedenis echter heeft het in de laat
ste kunst nog weinig ver. gebracht.
Waar de vorming,der aardkorst onge
stoord en rustig heeft plaatsgegrepen
liggen de oudste lagen natuurlijk het
diepst en de jongste lagen het hoogst
in den bodem. Weliswaar is deze
ideale toestand vrijwel nergens meer
compleet aanwezig, en zijn de
aardlagen bij da groeikrampen der aarde.
soms ondersteboven gekeerd, maar
uit de talrijke fragmenten, die nog
juist liggen, kan men toch de ge
heele serie reconstrueeren en dus ook
de relatieve ouderdom der
aardlagen met zekerheid vaststellen. Maar
dit beteekent niet dat men ook zeker
heid heeft over den absoluten ouder
dom der aar diagen. Men weet dus met
stelligheid dat de steenkoolvoerende
aardlagen veel ouder zijn dan de
lagen die ons het krijt leveren, maar
of de steenkool honderd millioen dan
wel duizend millioen jaren geleden
ontstaan is, daarnaar kan men alleen
raden. De geologie kent dus wel de
volgorde in tijd, maar niet de
ttfdsduur der aardgeschiedkundige feiten.
Wat men dringend noodig heeft,
dat is een soort geologisch uurwerk,
Evenals een klok met haar slinger den
tijd in volkomen gelijke stukjes hakt
tm nauwkeurig optelt, hoeveel stukjes
er zijn, met samenstelling tot minuten,
uren, etmalen, jaren, eeuwen, zoo moest
er ook een geologisch verschijnsel zijn
dat de tijd in gelijke stukken hakt
en zichtbaar neerlegt. Men zal zeggen:
de uurwerken zijn menschen werk;
de natuur zelf maakt niet van dit
soort werktuigen." Maar dit is toch
onjuist. De boomen in onze gematigde
zone doen hun hout laagsgewijs groei
en en op doorsnee van de stam ziet
men de ringen, afwisselend lichter
door voorjaarsgroei, donkerder door
zomergroei en winterstilstand, die de
ouderdom in jaren nauwkeurig aan
geven. Daar heeft men dus een soort
natuurlijk uurwerk of liever
jaar"werk. Zoo iets zoekt de geoloog ook.
Hij meent het telkens gevonden te
hebben maar telkens ook loopt het
uurwerk niet accuraat. Als men uit
het zoutgehalte van het zeewater en
het zoutgehalte der rivieren uit gaat
rekenen, hoe lang het geduurd moet
hebben eer de zee van zoet regenwater
uit de allereerste tijden der aardge
schiedenis geworden kan zijn tot onze
zoute zee dan kan men, al naar gelang
der factoren, die men in rekening
brengt, zoowel negentig millioen jaar
vinden voor deze verzoütingsperiode
als negenduizend millioen jaar. En
diezelfde vaagheid zit in andere cij
fers met andere aard-klokken" ge
vonden. Een belangrijk bezwaar is
dikwijls dat men niet met zekerheid
kan zeggen of het tempo van een of
ander aardkundig proces wel steeds
even langzaam is geweest als thans.
Sommigen meenen dat de aarde
thans alles in een gemoedelijker
tempo doet dan in haar onstuimige'
jeugd, maar anderen meenen juist
andersom dat niet alleen de moderne
mensch jachteiig leeft, maar ook de
aarde zelf zich abnormaal sterk weert.
Toch is wel een keer een betrouw
baar uurwerk gevonden, maar helaas
nog maar voor een vrij korte periode.
Zooals men weet is in betrekkelijk
recenten tijd der aardgeschiedenis een
belangrijk deel van Europa en ook van
ons land bedekt geweest onder een
dikke gletscher-laag. Deze ijstijd is
wel telkens onderbroken door
tusschenijstgden," perioden met milder
klimaat, maar telkens ook breidden
de gletschërs zich weer opnieuw uit.
Eindelijk echter brak een beter ttfd
aan en de gletschers smolten weg en er
bleven alleen de betrekkelijke onbe
langrijke restanten van over, die nu
nog enkele deelen van hooge
Europeesche gebergten bedekken. Bjj dit
af smelten bleven keien en gruis, dat
de gletschers meegevoerd hadden,
achter als moraine en -zwerfkeien.
In Zweden speciaal deed zich daarbij
een eigenaardig periodiek verschijnsel
voor, dat gevonden en onderzocht is
door den Zweedschen geoloog de Geer.
Het was hem opgevallen, dat de ge
bieden in Zweden, die voorheen door
de gletschers bedekt waren, thans van
boven bedekt zijn gebleven met een
laag leem, die heel regelmatig ge
streept gelaagd is. De Geer vroeg zich
af hoe deze gestreepte leem ontstaan
zou kunnen zijn. De hierbij gevoegde
figuur geeft aan welke oplossing hij
vond voor deze vraag. De ijskap over
Zweden begon te smelten toen dit
land dieper in zee gedoken lag dan
thans. De gletscherranden reikten tot
een eind in zee. Het smeltwater van
den gletscher siepelde in scheuren en
spleten van het ijs omlaag en stroomde
onder den gletscher door naar zee,
daarbij de lichtere bestanddeelen der
grondmoraine meevoerend, dus zand
en leem. Waar deze waterstroom onder
het ijs te voorschijn kwam in zee,
sleurde de stroom het zand nóg een
eindje mee, waarna het vrij spoedig
bezonk. Maar de fijnere leem-deeltjes
werden een eind verder nog meege
dragen en verder uit de kust afgezet
op den bodem, 's Winters was deze
smeltwaterstrOom zwakker en voerde
voornamelijk de fijnere leem aan, die
door overblijfselen van organismen,
een donkerder kleur kreeg. In het voor
jaar echter en 's zomers als de
smeltstroom geweldig aanzwol werden neer
slagen gevormd, die veel meer zand
bevatten en lichter van kleur waren.
Zoo werd ieder jaar een donkere en
een lichtere laag gevormd. Toen de
gletscher zich naar het Noorden terug
ging trekken vanuit zijn verste uit
breiding werd ieder volgend jaar wel
weer een donkere en een lichtere laag
gemaakt, maar door het terugwijken
van den gletscher kwam iedere vol
gende laag een eind noordelijker te
liggen dan de laag van het vorig jaar.
Zoo moet dus de leem-oppervlakte
werkelijk een soort jaarringen" gaan
vertoonen, die men eenvoudig maar
moet tellen om de absolute ouderdom
dezer lagen te leeren kennen, dus de
zoo vurig begeerde werkelijke jaar
tallen der aardgeschiedenis, even ac
curaat als de jaartallen der
menschelijke geschiedenis. Telde men alle
jaarringen in de Zvveedsche leem, dan
wist men den duur der periode die
verliep tusschen de verste
ijs-uitbreiding in Zweden tot het einde van den
ijstijd. Nu is dit tellen niet zpo'n ge
makkelijk werk, want men heeft geen
samenhangend geheel; de lagen zijn
alleen, hier en daar te bestudeeren,
in leemgroeven, spoorweg-doorgra
vingen, e.d. Toen de Geer dit onder
zoek deed, bleek bij zijn nauwkeurige
metingen dat iedere leemlaag dus
iedere jaarring", gekenmerkt was
door haar dikte.
Deze dikte-verhoudingen der lagen
bleven steeds dezelfde in verschil
lende naburige uitgravingen. Men
kon dus dezelfde laag herkennen in
verschillende series; in onze figuur
bijv. zou laag 3, die dik is uitgevallen,
in een doorsnee bij A bovenin te her
kennen zijn, en bij een doorsnee bij B
onderaan. Op deze wijze was het
mogelijk uit de afzonderlijke gegevens
een doorloopende lagen-serie af te
lezen n te tellen. De Geer vond
dat heb terugtrekken van de
gletscher-bedekking vanaf de Zuidpunt
van Zweden tot het einde van
den ijstijd vijfduizend jaren geduurd
heeft. rg jammer is het dat dit
tijdvak niet onmiddellijk aansluit aan
den tegenwoórdigen tijd. Men moét
weer schatten hoe veel jaren ver
streken zijn sinds de nederlaag van
het ijs tot onze tijdrekening. En dan
beginnen helaas weer de onzekere
schattingen. Volmaakt is de klok
der aardgeschiedenis dus nog niet;
TELEFOON
door Cel 2
Met don Nederlandschen Voet
balbond?
Met meneer Kips, juffrouw.
Hallo, ben je daar? Dat is eeu
wen geleden, dat ik je stemgeluid
hoorde !
Ja, weet je nog wel? Ik zie je nog
in je zwarte II.B.S.-trui niet een
stop je e.r in, net boven je derde
valsche ribbetje.
Natuurlijk over dien wedstrijd
BelgiëNederland.
Ik heb het wel aan zien komen
dat Jullie nog eens in de reinste diplo
matie zouden verzeild raken.
Waarom? Vervult het voetbal
dan geen zending onder de volken?
Vroeger lag de eer der naties op
de punt van het zwaard, nu op de
punt van een schoen.
Het bewijs, waarde vriend, dat
de menschen bij dertig en veertig
duizend tegelijk gaan kijken naar een
voetbalwedstrijd en met zijn hoevelen
trekken zij op om bijvoorbeeld onze
manoeuvres te aanschouwen?
Je kunt tegenwoordig beter
tien veldslagen verliezen dan een voet
balmatch.
En daarom heeft het mij ver
wonderd dat jullie aan je Voetbal
bond nog steeds geen afdeeling di
plomatie" hebt ingesteld.
Scheidt nu maar eens voetbal
van diplomatie l '
Er loopen nog genoeg diplo
maten rond die graag een baantje
zouden hebben. Als Beelaerts straks
aftreedt, bijvoorbeeld....
Of van Karnebeek. die dolgraag
weer terug wil naar la cHrrière".
Maar man, jullie hadden toch
moeten bedenken dat nu vanzelf ieder
een gaat zeggen dat het tusschen
Belgiëen ons hopeloos mis is.
En dacht je dat het over een
paar maanden beter zal zijn?
Natuurlijk niét.
Het is net , als vroeger met.de
relletjes tegen de socialisten. Daar
waren altijd zooveel nieuwsgierigen bij
dat als er geklopt werd de politie
. tien koppen van nieuwsgierigen .be
werkte tegen n kop van een soci
alist.
i
Daar zeg je een prachtig woord:
de sport moet nummero n blijven
en daarom heb ik een idee.
Heel eenvoudig en gemakkelijk
uit te voeren. Jullie brengt de twee
nationale elftallen in het geheim bij
elkaar op een afgelegen heideveld en
laat ze daar spelen. Dan krijg je het
zuiverste voetbal zonder een
bijsmaakje en als je het dan nog uitzendt, be
paalt de schade zich tot wat stuk
gekwakte pullen en vazen in huis
kamers van al te enthousiaste luiste
raars.
Niet te danken en als jullie
een diplomaat aanstelt, dan weet je
mijn adres. Adieu ! '