Historisch Archief 1877-1940
t.
,!
\i '??
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 MAART 1929
No. 2703
BOEKBESPREKING
door Prof. Dr. J. Prinsen J.Lz.
Herman Teirlinck en Karel van de Woestijne.
De Leemen Torens, Uitg. Mij. Nijgh en
Van Ditmar, Rotterdam, 1928.
Karel van de Woe«tijne, De Schreef lijn,
C. A../. van Dishoeek, Bussum 1928.
Dr. J. f\ M. tfterck, Van Rederijkerskamer
tot Muiderkring, De Spieyhel, Amsterdam
1928.
De LeemenTorens is de titel van een stadsepos",
waarop Verschaere, een der vele typen die zoo
eens even een figuranten-rol in dit boek spelen, al
jaren aan het broeden is; maar ze zijn., tevens een
symbool voor den aard van het boek van Teirlinck
en Van de Woestijne zelf. Aij hebben ieder hun ge
weldigen toren gebouwd en ze in het midden met
een hooge boogbrug verbonden; maar bijzonder
solied zit het gevaarte niet in elkaar. Toen het geheel
'in de oorlogsjaren van Januari 1917 af in De Gids
verscheen, heb ik ervan genoten, gaf het iedere
maand een kostelijke afleiding, die boeide door
levende realiteit, fijnen geest, fiere fantasie en
scherpzinnige bespiegeling. Ik heb het boek nu
weer vlot achter elkaar doorgelezen en het heeft
mij opnieuw in gespannen aandacht en in een
genoegelyke gebondenheid gehouden. En toch,
weinig werk van groote meesters in de kunst zit
zoo slecht in elkaar, is zoo zwak van bouw, zoo
ongelijk van waarde in de verschillende
onderdeelen.
Het moet zóó gegaan -zijn met die Leemen
Torens: Onder de kwellende treitering, den ver
suf fenden druk van het oorlogsgeweld hebben deze
veerkrachtige geesten naar een middel gezocht om
zich los te maken van het dageUjksch, hopeloos
turen op de barre ellende die de wilde horden over
hun vredige rust hadden gebracht; ze zijn be
gonnen te fabuleeren, zonder veel overleg of nauw
keurig vastgesteld plan. Teirlinck begon met zijn
frisschen, vasten opzet en Van de Woestijne móest
maar zien, hoe hij daar aan voortborduurde. Zoo
is het maanden lang gegaan.
Wat moet dit gestadig werken en scheppen onder
voortdurende dreiging een verademing, een zoete
vergetelheid van wok en vervloeking gegeven
hebben; hoe moet ieder van hen telkens verrast
gestaan hebben over wat de ander aan zijn toren
had verder gebouwd. Alleen als men deze wijze van
ontstaan kent, of ten minste zichzelf suggereert,
aanvaardt men dit werk dankbaar en; geestdriftig,
vindt men in zijn wording zelfs een niquwe charme.
Enkel een paar geniale kerels als deze beide Vla
mingen konden zoo iets straffeloos ondernemen
en onder zoodanige omstandigheden nog zulk een
voortreffelijk werk voortbrengen. Het groeien en
bloeien tegen alle verdrukking in van Tijl zit erin.
H«-t zyn blieven, maar het is geen roman in
briefvorm naar het oude recept van' Richardson.
De auteurs zelf schrijven elkaar brieven; ieder
schrijft zijn gedeelte tot aanvulling en voortgang
van het voorafgaande. En de briefvorm geeft de
illusie van het zelf doorleefde en geobserveerde.
Hier kan men nu eens precies bepalen, wat ieders
aandeel is in een werk van twee schrijvers. In Teir
linck zien we den voortreffelijkt-n geboren verteller
vol kleur en leven, die tevens eenige vastheid
geeft aan het wankele geheel; den gebenedijden
verteller uit de goede dagen toen hij zijn
Serjanszoon en het Ivoren Aapje schreef en zich nog niet
af pijnde in allerlei problemen van moderne
tooneelkunst. Hij gaf den breeden opzet van
die Brusseleche families in hun afkomst, zijn
en verwording, hun onderlinge huwelijken en
wat daarin broeit. Van de Woestijne 'is de stille,
fyne opmerker, de zie'tndoorgronder, redeneerder,
niediteerder. Wat hu aan het eigenlijke verhaal
bijbrengt, is maar vulsel of eigen bespiegeling. Doch
wat weet ook hij toch soms geestig n vernuftig
typen te schetsen, kleine details te teekenen,
pakkende verhaaltjes op te, zetten, die eigenlijk
met den grooten gang van het boek, voor zoover
PUROL er op!
Dit moet Uw eerste gedachten zijn bij
Brand- en Snijwonden, Ontvellingen
en allerlei Huidverwondingen
Hat verzacht en geneest
die dan bestaat, niets te maken hebben, maar het
op zich zelf voortreffelijk doen.
Er zijn eenigo juweeltjes ondw: de typen van
Marcus en Benedictus en van Arnoldd'Haeseleer,
de (ïentsche Kermis, de stichting van een Vlaamsch
blad, een bezoek aan Pinte Martens-Laethem.
Toch heeft het Van de Woestijne wel het meest
moeite gekost het leven erin te houden. Teirlinck
beeldt er maar lustig en fleurig op los, doch de
ander is soms blijkbaar vermoeid en hij schrijft
maar om zijn part aan de zaak vol te krijgen; zoo
b.v. dat veel te uitvoerige verhaal over een werk
staking, dat er heelemaal uitvliegt. Ja, als men er
zich toe zet, kan men in dit werk heel wat gebreken
aanwijzen, maar het heeft me in zijn geheel te zeer
vermaakt en geboeid; ik kan er geen kwaad van
hooren. Met al zijn gebreken blijft het voor mij een
kostelijk boek.
Van de mij bekende dichter-professoren is
Van de Woestijne wel het minst de echte geleerde,
man der strenge wetenschap, schatgraver, mijn
werker, steenhouwer in de groeven en daarna op
zijn tijd architect met het nieuw verworven ma
teriaal. In zijn essays over schilders en dichters is
hij de .lettre, de bespiegelaar, de ontleder en
doorgronder van de kunst van zijn tijd en zijn land.
Hij staat midden tusschen de schatten van het
heden die rykelyk om hem liggen, voelt alles in
zijn juiste waarde en toon, geeft in schoon proza
een diep inzicht in schoone scheppingen en machtig
scheppende persoonlijkheden.
Hoe weet hij, zijn stijl te beelden naar zijn
onderwerp. Als hy over George Minne spreekt, is er
een strenge vastheid, ,een nobele eenvoud in, met
iets archaïstisch. Lees daarnaast het opstel over
James Ensor: het is n losheid en dandineerende
speelschheid; het is of de levenspret en het wild
'fantastische van Ensor er doorheen varen.
De novellistische fantasie over Breughel is
aardig, maar het minst persoonlijk. Ze kon even
goed door, een ander geschreven zijn, Teirlinck of
Vermeylen. En ja, natuurlijk Astene, waar de
groote Emiel Claus huisde, moet het afleggen tegen
het heilige Martens-Laethem, waar de bevoor
rechte George Minne en Valerius Sadeleer, waar
uok hij zelf en zijn broer leefden en werkten. Hij
doet Claus onrecht, waar hij beweert, dat het
,,Clausiaansche impressionisme en luminisme maar
een heel geringe inspanning des geestes eischte, zelfs
niet op diepe en gerijpte aandoening berustte en
gemakkelijk voerde tot verleidelijke resultaten."
Claus had toch maar dat aangrijpende picturale
in zijn werk, dat door alle tijden heerscht. Hij zag
de natuur nu eenmaal in vroolijke levensblijheid;
dat was zijn recht en zijn levenswijsheid. Dat
innige en bekoorlijke van zijn ziel leefde in zijn
zuivere, lachende uitbeelding van de natuur met
machtige virtuositeit in lichtende glanzen opgezet.
Inderdaad een ander kon eveneens ontroeren met
zijn wijsheid in de uitbeelding van een aarden
flesch met oude klare '. Of het ook kan met enkele
hemispheren en andere rhomboïeden" in neo*
cubistischen geest betwijfel ik nog altijd.
Nergens vond ik een zoo .zuiver, sprekend beeld
van den mensch en den dichter Prosper van
Langendonck in zijn diepe levenstragiek als in wat
Van de Woestijne hier over hem schrijft.
Als de Vlaamsche Beweging ooit in het klare
bewustzijn van haar natuurlijke roeping en aanleg
zal uitgroeien, dan zal het moeten zijn in het spoor
dat o.a. Van de Woestyne, Vermeylen, Teirlinck
zoo krachtig aangeven. Hun geest leeft in de
klaarheid .en schoonheid der Latiniteit. Dat is
voor heel de Nederlanden van de Middeleeuwen
uit de gewijde traditie geweest. Zij zijn in die
traditie inderdaad de ware Europeeërs geworden.
Van de Woestijne staat ook in deze bundels met
dezelfde liefde, met hetzelfde rijke en onbevangen
begrip zoowel tegenover Charles van Lerberghe
en Maeterlinck als tegenover Vermeylen, Van
Langéndonck en Victor De Ia Montagne.
Om eenige vroeger Verschenen kleinigheden, o.a.
>een aardig studietje over een Spul van sinnen van
den siècke Stadt" aan de vergetelheid van een
tijdschriften-série te onttrokken heeft de heer Sterck
ze in een aaneengeschakeld verhaal geplaatst,
dat den geest en de eigenaardigheden der rede
rijkerskamers in Holland tot in het eerste gedeelte
der 17de eeuw behandelt.
De titel,van dit boekje Van Rederijkerskamer
tot Muiderkring wekt verkeerde verwachtingen;
men denkt aan het natuurlijk wórden van het een
uit het ander. En dat is in strijd met de waarheid.
De verfijnde geestesbeschaving der Benaissance,
welke Hooft en zijn kring kenmerkte, is iets wat
V.KOSSEM
OCetJTEVARinA
geheel buiten de kamers staat en is oorzaak dat de
hoogere geesten, die sterk hun persoonlijkheid
voelen, buiten de kamers om in hun eigen kring
zich afzonderen van het geestelijk allegaartje in
de kamer. Deze kring van hooger geestelijk verkeer
heeft niets met de kanlèr gemeen. Ze groeit er
uit andere aarde van zelf naast. Tegelijkertijd
blijft Hooft zich met de Amsterdamsche kamer d<>
Egelantier bemoeien en tracht haar door strenge
wetten er bovenop te helpen.
De natuurlijke ontwikkeling in het bijzonder
van de Amsterdamsche kamers, de Egelantier en
die der Brabanders, loopt over de Academie, waar
mee ze zich vereenigen, rechtstreeks naar den
Stadsschouwburg op het Leidscheplein met zijn
beroepsspelers.
In dit boekje staan natuurlijk interessante
dingen, die men grootendeels elders ook vinden
kan; het kan geen kwaad dit alles nog weer eens
frisch op te dienen. Doch Sterck is nu eenmaal
vóór alles de gelukkige snuffelaar en onderzoeker;
dergelijk werk voor beschaafde leeken" gaat
hem niet goed van de hand. Hij voelt nooit precies
wat zijn lezers wel of.niet kan interesseeren. Hij
is geen paedagoog.
NIEUWE UITGAVEN
Heraldiek
Daar het gebrek aan kennis en belangstelling
voor de heraldiek bij het Nederlandsche volk
voornamelijk zijn oorzaak vindt in het gemis aan
goede populaire werken op dit gebied, besloot'du
Koffie Hag Maatschappij te Amsterdam, de be
staande gegevens op dit gebied te verzamelen en
door middel van haar productendistributie binnen
het bereik van hot publiek te brengen. Aldus ont
stond het reeds eerder in ons blad besproken
verzamelwerk De Nederlandsche Gemeeniewapena".
Dit werk, naar authentieke gegevens, geteekend
en beschreven door S. G. v. d. Laars, bevat thans
1026 wapens der Nederlandsche Provincies en
gemeenten en van de Overzeesche gewesten. Dooi
de vermelding van geschiedkundige bijzonderheden
betreffende den oorsprong dier wapens, de artis
tieke uitvoering en de heraldisch juiste weergeving
voldoet deze verzameling volkomen aan het be
oogde doel.
Uitvoerige mededeelingen omtrent het ruilen
van dubbele wapenzegels en de levering van
wapenalbums worden bekend gemaakt in een
speciaal prospectus, dat in elk pakje Koffie Hag
te vinden is. .
ZE E MAN S THUIS VA ART
Het publiek beklaagt zich erover, en terecht.
dat er teveel vertaalde boeken, van onbelang
rijk gehalte verschijnen. In ons fonds zijn
vertalingen uitzonderingen. Behalve een verta
ling van Sapfo, door P. C. Boutens, en een ver
taald boekje van Paul Valéry, gaven wij een
Engelsche roman uit, uitstekend vertaald door
Mevrouw N. van Krimpen-Brunt:
ZEEMANS THÜSVAABT
door DAV1D GABNETT.
De auteur van dit boek staat in Engeland voor
aan onder de jongere schrijvers. In Frank
rijk en Duitschland worden al zijn boeken ver
taald. Dit boek geeft in een uitstekenden
literairen vorm een roman die ademloos bezig houdt
als een detectiveverhaal.
Het is een boek dat iedereen lezen kan.
'De Telegraaf' roemt in dit boek den geest
van Engeland» eerste literaire tradities.
In 'Den Gulden Winckel' wydde Karel Leroux er
een geheele kroniek aan. Door, dit boek waait
een kruidige wind, de menschen staan er,, zooals
zij zijn, ten voeten utf, helder gezien, scherp
geteeltend, schreef een dagblad uit het Noorden.
De Tilburgsche Courant" noemt het boek een zeer,
goede ontspanning.
Daarbtf. is het keurig gedrukt, en versierd met
een hout-snede van Ray Gamett, (Ing. ? 3.?, in
linnen / 4.25, Uitgave A. A. M. STOLS, Maastricht).
(2703)
.
I
i '
f .
No. 2703
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 MAART 1929
Het Wondere Uitzicht
door Herman Middendorp
HET is langzaain-aan een gemeenplaats ge
worden, dat de moderne wetenschap staat
voor niets." Wij verbazen ons ook niet meer over
haar telkens nieuwe uitkomsten, zooals wij dat nog
twintig, dertig jaar geleden deden. De eerste auto
mobiel verwekte vry wat meer opzien dan het
eerste radio-toestel. Wy* raken gewoon aan den
terugkeer van de wonderen; wij accepteeren ze
maai* en wij gelooven wel dat er nog meer bij
komen zal; wij zijn geworden als kinderen, voor
wie de stroom van cadeautjes nog aanhoudt, als
ze de hoogste verrukking waartoe ze zich weten te
verheffen, al uitgejubeld hebben.
Ja, de tijd van de wonderen is teruggekeerd;
alleen, het menschelijke verstand heeft de plaats
ingenomen van het metaphysische. En het ver
stand zelf kent het wonder niet. De leek mag zich
verbazen, of, uitgeput Van verbazing, verklaren
dat hij het nu verder wel gelooft, de man van de
wetenschap behoeft niet te gelooven, hij begrijpt.
Een betrekkelyk nieuw gebied, dat in onzen tijd
door het verstand wordt betreden, is dat van de
vierde dimensie. Langen tijd was het, in
wetenschappelyken zin, onbegaanbaar terrein. Thans
heeft de wetenschap er beslag op gelegd en het
ontoereikende van de Euclidische meetkunde,
die met drie afmetingen rekent, aangetoond. Het
genie van een Einstein bracht de practiëche toe
passing, maakte theorieën, die velen tot nog toe
wankel schenen, voorgoed stabiel.
Inmiddels blijft het vraagstuk van de vierde dimen
sie voor den leek een mysterie, wonderlijker dan
de gezamenlijke technische wonderen, die de negen
tiende en de twintigste eeuw hebben voortgebracht.
Het verlegt den drempel van ons bewustzijn.
De vierde afmeting is volslagen onvatbaar voor
una voorstellingsvermogen; dat wy niettemin
haar bestaan moeten aannemen, overtuigt ons van.
hot eindige en betrekkelijke onzer waarnemingen;
zij gunt ons een blik in een super-ruimte, waar wij
met het lichamelijke oog wel niets vermogen te
aanschouwen, maar waar wij mogelijkheden kunnen
vermoeden, die ons doen duizelen.
Maeterlinck heeft over dit buitengemeen inte
ressante vraagstuk een boek geschreven, dat door
Karel Wasch in uitmuntend Nèderlandsch is ver
taald. 1) De stof moest een schrijver als Maeter
linck wel aantrekken. De auteur van zoo menig
werk, waarin langs andere dan theologische wegen
contact wordt gezocht met het
stoffelyk-onwaarneembare, vond hier bij uitstek gelegenheid, toe
te geven aan zijn drang tot mystieke mijmering.
Want hier ligt een land, waarin de droom en de
wake elkander ontmoeten, en beiden hebben ge
lijkelijk het recht om het te betreden.
Herhaaldelijk verzekert de schrijver, dat hij
niets nieuws mededeelt over dit, in wezen onken
bare. Hij haalt aan wat eenigen van de talrijken,
die over het onderwerp hun gedachten lieten gaan,
ten beste gaven, vergelijkt hun uitkomsten en
geeft eenig critisch commentaar. HU betoogt, dat
de vierde dimensie aan ons voorstellingsvermogen
te eeneiimale ontsnapt trouwens, konden wy'
haar ons voorstellen, dan zou ons wereldbeeld
, zoo totaal veranderen, dat we onze voorstelling
van het tegenwoordige volkomen zouden kwijt
raken l p en dat we er slechts over kunnen spre
ken, nadat we eerst een stapje terug zijn gegaan,
en ons wezens indenken, die slechts in twee dimen
sies leven. Want de tweede dimensie staat tot de
derde als de derde tot de vierde; anders gezegd:
het vlak staat tot het lichaam, als het lichaam, tot
het super-lichaam (waaraan de vierde dimensie
is toegevoegd). Voor een wezen, dat in een vier
dimensionale voorstellingswereld leeft, is dus een
vlak, wat voor ons een lichaam is. De schrijver gaat
hier terug op hetgeen door Ouspensky en Hinton
over dit onderwerp is gezegd. Vooral An Episode
of Flatland" van Hinton» dat ook in het Nèder
landsch is vertaald, geeft op een geestige manier
de eindigheid van onze vobrs'tellingswy'Ze weer.
HEILIGÊWES 11-17-AMSTERDAM
Kleermakerij
CANARDS
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L, J. Jordaan
Primo de Rivera zal bij de Rechtbanken van die Landen, waarin
leugenachtige berichten over de onlusten te Madrid gepubliceerd werden,
elschen tot schadeloosstelling indienen
Primo op. de eendenjacht.
Bij ons verkrijgbaar N. R, V. MONTA SCHOENEN
Eveneens treedt Maeterlinck in het spoor van
Ouspensky, waar hij. er toe komt, de vierde af
meting als tyd" tébestempelen. Het Volgende
citaat zal dat duidelijk maken:
....zet een hond of kat voor een groote
schijf en plaats daarnaast een bol van dezelfde
grootte, dan zullen schijf en bol van voren gezien
voor het dier geheel aan elkaar gelijk zijn. Wanneer
het de schijf nadert en zien wil, wat zich daar
achter bevindt, verandert die schijf spoedig in een
smalle strook en als het zijn onderzoekingen
voortzet, ontstaat uit die strook langzamerhand een
andere schijf. Aan. den anderen kant, als het de
bol nadert, en daar omheen gaat, toont deze het
steeds dezelfde schijf, die het schijnt te volgen en
om zichzelf lijkt te draaien. Hetgeen het dier in
dit drie-afmetelijke?dat voor ons buiten twy'fel h»,
of schoon, slechts een schepping van onze gedachte
niet begrijpt, wordt omgezet in beweging, met
andere woorden voor hem wordt deze afmeting
noodzakelijkerwijze overgezet in den tijd. Het
voorbeeld is nog sprekender, als wij, inplaats van
een schy'f of een bol, een vierkant en een kubus
naast elkaar zetten, Wanneer het dier om den kubus
heengaat, zal het, zoodra het .de, eerste ribbe
Voorbij is, een nieuw vierkant zien ontstaan, dat
grooter wordt naar mate het naderbijkonit,
terwijl het eerste vierkant gaat verdwijnen en
verleden wordt; en zpo vervolgens bij ieder der
vier ribben ziet het de elkaar opvolgende Vlakken
zich in drie tijden omzetten: toekomst, heden en
verleden. Het neemt derhalve het drie-afmetelyk
voorwerp slechts waar, terwijl het eraan voorbij
gaat. Bol .en kubus bestaan voor hem slechts als
functie van den tijd, ze zijn louter tijd zichtbaar
geworden." (bldz. 85?47).
Het boek van Maetgrlinck bevat, behalve de
studie over de vierde afmeting, nog enkele kleine
opstellen, die zijdelings met het eerste samen
hangen. Een opgave van de voornaamste werken
over de vierde dimensie volgt, zoodat het boek
zeer geschikt is voor den ernstigen beginner, die
in dit, in den aanvang duizelingwekkende,
wonder'land wegwijs wil worden. '
1) Uitgave N.V. Kosmos, Amsterdam, z.f.
Nederlandsche Munt
Holknd't bate 10 cent»
r
II
ii