Historisch Archief 1877-1940
l!
MAXIM GORKI'S TOONE
}ELSTUK NACHTASYL
Wassilisa
(Aaf Bouber-ten Hope)
VERLANGEND als wij zy'n
om het weinige goede te
apprecieeren in de misère van
ons tooneel en gul als ons
stadbestuur zijn kan als men het
vertelt dat er een nieuwe kunst
geboren is in zijn midden, hebben
wühet zgn. Volkstooneel ontdekt, gepousseerd en
een kans gegeven. Dat was een groote, hoewel
begrijpelijke stommiteit.
Het Volkstooneel hoefde niet ontdekt te worden.
zijn ..kans" had het niet noodig (de subsidie wel),
want,,het Volkstooneel''als zoodanig is niets. Erzijn
in onze stad een aantal tooneelspelers, geboren
touneelspelers. en dat plaatst hen tegenover vele
anderen, zij zijn aan den zelfkant van het tooneel
bij elkaar gekomen zonder ander bindend principe
dan een natuurlijke, open liefde voor het vak, |en
voorts en vooral om den broode. Om den broode
spelen zij met den wanhopigen ernst van kermis
klanten op de gunst des volks, zij doen het eenvou
dig zoo goed'mogelyk", zonderstijl, zonder een be
wust modernisme als van het Vlaamsche Volkstoo
neel. Maar omdat zij spelen uit de heilige stimulans
dernoodzakelijkheid, rechtuit en ernstig, zijn zij ge
hoord, bewonderd en thans in triomf binnenge
haald. Xachtasyl", of men het nu als een model
of simpel als een buitengewone" opvoering be
schouwt, is een even onmogelijke als overbodige
opgave geworden, hun opgelegd zooals men een
clown, die behaagt, een extra zware truc oplegt.
Bijna stuk A-oor stuk hebhen zij het er meesterlijk
afgebracht, met hetzelfde ongelukkige gezicht van
een Jan Klaassenspeler van de straat, die in de
huiskamer met een .,beter" répertoire op moet
treden. Het gaat goed, maar niet van harte. Buiten
de weerklank van de straat.
Ik hoop niet dat iemand, die nooit een voet bin
nen den wankelen Plantage-schouwburg heeft gezet,
dezen middag op het
Leidscheplein meent dat hij ons Volks
tooneel" gezien heeft. Deze troep
kent zeer goed haar eigen zwakke
zijden; in de rste plaats het
gemis aan een bevoegde regie.
Daarom lieten zij zich gaarne
Tooneehpeler
(Ko van Sprinkhuizen)
Klestsjt
(Jan Lemaire)
fel een onzer
knappe jon
ge regisseurs
'/.onder em
plooi. En om
een rol be
zetting to
vinden, die
naar individueelc prestaties niets te wcnsclieh
overliet, verleenden zij gaarne gastvrijheid
aan confrateis, zonder emplooi. Tenslotte koos
men een passend stuk, een mooi stuk, een
zwaar stuk, zonder eenige twijfel een mees
terwerk .... van een kwart eeuw geleden. Ik heb
diepe bewondering voor dit waarachtige en
gcpotmenschelijke de profundis, maar ik zie er meer een
bewogen geschreven novelle in, een scenische mi
lieu-schildering met prachtige brokken dialoog.
dan speelbaar, boeiend theater. De Russen van
een paar jaar geleden snoeiden de helft en speelden
uitsluitend op sfeer, Verkade moderniseerde het
geheel en liet ne(. individueel opvoeren. Beide voor
onze dagen
artistiekstellig beter ver
antwoord
dan deze ge
heel intact
gelaten ver
tooning, die
de opgave
op haar
(W. van der Veer)
Kostylef
(Herman Bouber)
Medwedef
(Jan van Dommelen)
awaarst nam: met moeilijk
te hanteeren middelen een
reeds vergeten naturalisme op
ons tooneel i te willen
evoceeren. ,
Want hier ziet men de on
bevangenheid van het
Volkstooneel,^ anders haar kracht.
Indien deze spelers het mooi"
willen doen,i er ar n denken dat
zij bekeken worden, niet door den onbewust
wreedcritisch^nJordanermaa^door de hooge kunst, dan
vangen zij een .uitgestorven echo op: Bouwmeester,
Poolman, de keelgeluiden, de rauwe
werkelijkhejd", die voor ons tooneelmatiger is dan welk
tooneel ook. Geen wonder daarom dat acteurs van
Geslaagde Opvoering
in den Stadsschouwburg
GEZELSCHAP BOUBER
den ouden stempel, als Coen Hissink en Marie van
Westerhoven in dit midden wel op hun plaats wa
ren. Zaterdag j.l. is er gespeeld met een bewonde
renswaardig lan, aan verveling leed deze
overlange voorstelling tenslotte niet ? maar bij een
potentieel sterk overtuigend spel is er niettemin
vél naast geslagen, de voorstelling is er naast ge
slagen. Het was geen manifestatie, het was een
curiositeit waarmee niets bewezen werd omdat er
niets te bewijzen was. Het had, in zijn samenstel
ling, iets van een benefiet. Maar voor wie, en waar
om? Voor het Volkstooneel" stellig niet. Er wer
den mooie dingen gedaan vpor wie er oog voor had
maar er werd geen daad, ook geen stuk over het
voetlicht gebracht.
Bouber met zijn zinderende, slissende stem, fel
en brandend als altijd, speelde de waard, prachtig
vooral in de (ook voortreffelijk geregisseerde)
kunnen uit, zooals een bescheiden zanger zich in
n enkele aria kan over treffen. Het stuk brengt
deze vergelijking nu eenmaal mee.
Er was meer in dit parlement der onderwereld,
waar de groote party van het Volkstooneel samen
ging met de wilden". Jan Lemaire en Mien
Erfmann?Sasbach (beiden V.T.) hebben als het onge
lukkige slotenmakers-echtpaar gaye en belangrijke
rollen gespeeld. En het zelfde geldt van de wil
den" : Willem van der Veer als Pepel de Dief, wiens
Mirabeau-kop zelden zulk een gespannen mimiek
uitdrukte, en Charlotte Kohier, die op een zachte
en overgevoelige wijze het fijne Natacha-rolletje
vertolkte. Een talent als het hare is licht in staat
om een niet zoo prominente rol als deze zachtzin
nige, kleine zuster stuk te spelen. Maai' een innig
gespeelde slotscène in de derde acte was hier vooral
het behoud van deze tengere, figuur, vrgwel de
Nastja
(Annie Verhulst)
De Baron
(Emil Timrott)
Ndtasja
(Charl. Kohier)
scène van zijn einde, op een trap gejaagd en bla
zend van doodsangst. En toch, op een tekst die
hij zelf niet geschreven had; werd dit zooiets als
een viool virtuoos die op een piano speelt. Het was
zijn eigen" niet, zooals Dronken Lodewijk en de
Jantjes. lsensohn als de Mutsenmaker toonde
zich een voortreffelijk speler in het ensemble,
waarop de regie het, wetend dat dit de groote
opgave was, sterk en met redelijk succes had aan
gelegd en wist een gelukzalige miserie te treffen
m zijn laatste scène tegen de
pilaar. Emiel Timrott en Anny
Verhulst speelden de Baron en
de Prostituee, beide rollen
die in de voor dit stuk typische
wijze plotseling naar voren
geschoven worden, hun "scène
spelen, hun" leven biechten,
om daarna, op soms doellooze
wijze in het milieu terug te val
len. Timrott had een magni
fiek schelkleurig, verloopen
grootheids-air en Anny Verhulst
speelde iets te sterk maai- nét
een hartstochtelijke overgave
een van haar felle rollen,
meesleepend vooral in een
zichzelf wellicht niet altyd be
wuste expressiviteit (de stand
tegen den lichten achtergrond
1 b .v., als de tooneelspeler zich
opgehangen heeft). Ko
Sprinkhuizen en Auton Burgdorffer
als de Tooneelspeler en de
Schoenmaker, kwamen in hun
scènes ver boven hun normale
>Loeka
(Cor Hérmus)
eenige die geen verhaal"' doet, omdat zij er nog
geen heeft.
Men ziet het, stuk voor stuk ontleed, blijken hier
zeldzame fragmenten, gespeeld. De eenigen. tegen
wie men bezwaar kan maken, waren Aaf Bouber,
wier Wassilissa-accenten onbegrijpelijk geforceerd
klonken en die maar n goed moment had, n
seconde bijna: toen zij met een gebaar over de
tafel heen Pepel's gunst wilde terugwinnen. En
voorts Cor Hermus zélf. Stellig: hier werd een Loe
ka gegeven met buitengemeen
fijnzinnige détails en van een
hoogst oorspronkelijke opvat
ting. Niet als een onbekende
heilige, wiens woorden, indien
men een aoort Christus in hem
wil zien, in onze ooren wel wat
banaal en fraserig klinken,
maar als een stumper einder de
stumpers, wiens eenig behoud
is, dat hij zich van die stum
perigheid dieper rekenschap
geeft om er in te kunnen be
rusten. In zijn spel, hoewel een
weinig kleintjes soms, schuilt
dan ook de fput niet. Maar als
men deze opvatting huldigt,
breekt men de ruggegraat uit
.het (mooie) laatste bedrijf,
waar de rest" biJeenhokt.Van
deze rest was geen Loeka heen*
gegaan, men miste hem niet,
dat prachtige spoor van zijn
invloed was hier niet nagelaten.
' .j Zoo zal deze voorstelling
in onze annalen wel
aangeteeBoebnof
Johan lsensohn
Tartaar
(Piet Urban)
Anna
(Mien Erfmann-Sasbach)
kond
blijven als
een
incidenteele en be
langrijke cu
riositeit, niet
als een daad.
Verrukkelij
ke
tooneclfragmenten. nutteloos gepresteerd. Welke toekomst
zit hier in, wat is hiermee gewonnen? Niets.
Wil men het woord .?Volkstooneel" toch in den
mond nemen en waarom niet, als reactie, niet
als hizonder principe dan ga men naar de
Plantage, waar thans reeds de limousines onzer
snobs voor de deur rijden, en men zie met open
oog en een genegen hart een stuk als ..Zeemans
vrouwen" ..... dat zij spelen moesten.
HKNBIK SC'HOLTE
Nieuwe Uitgaven
. .!. Pletfèier. De roemrijke avonturen van
Leen Wouters. N 'V.
Het ver
blijdende
van dit boek
is, dat er een
ernstige po
ging in
gedaan wordt
om de
"psychologiejvan
een
jongenste inniger wordt gesavoureerd.
naarmate de dwaasheid er dik
ker op ligt. En er zijn veel schrij
vers van jongensboeken, die aan
deze voorliefde maar al te graag
concessies doen.
De- schrijver van dit boek doet dat niet.Z ijn boek
i» geen op eenstapeling van onmogelijke avonturen,
pn krampachtige pogingen om toch nog maar '
weer wat gekkers te verzinnen dan zijn voorgangers
heeft de auteur ook niet gedaan. En het is gelukkig
dat hij zijn kracht in dit averechtsche soort ori
ginaliteit uiet heeft gezocht. Ik geloof trouwens,
dat ook een boek als dit wel door de jeugd zal
worden gewaardeerd, laat het zijn ondanks het
betere elen>ent. Het is frisch en natuurlijk. Leen
Wouters is een jongen, zooals een jongen ze graag
onder zijn kameraden telt. Een jonge fantast,
in zijn prille verbeeldingen knap geobserveerd en
geestig uitgebeeld. Ik heb me alleen afgevraagd,
of het, slechts in fantasie beleefde, in het verhaal
uiet een onevenredig groote plaats inneemt.
Kinderen lezen maar-raak, zonder zich ook maar
in 't minst rekenschap te geven van de redenen,
waarom ze iets mooi vinden. Gelukkig voor hen.
Menig volwassene neemt, bij nader inzien," een
stukje vau zijn eerste, impulsieve waardeering
terug.
Maar wat in dit boek boven het begrip van
twaalf-A dertienjarigen uitgaat, boeft niet verloren
te zijn; men hoeft zich als volwassene niet te ge
neeren, aan dit verhaal eens een avondje t« be
steden. .
H. M.
Dr. Jan Walch, Uit de levensgeschiedenis van
H-oorde «.Uitgave van W. J. Thieme en Cië, Zutphen.
J. Mathys Acket, De verborgen schat van 't
wijze hart. Uitgave van De Erven Bohn, Haarlem.
Marie Koenen. Wat tcas en werd. Verhalen uit
Limburgs Legende en Historie.
Tweede reeks. Uitgave van
Boosten en Stols, Maastricht.
Zatin
CCoen Hissink)
leven weer te geven. Daar
door onderscheidt het zich
van tallooze andere moderne
jongensboeken. Of de jeugd
zelve deze loffelijke poging
wel begrijpend zal waardee
ren, is de vraag. Want het is
een feit, dat onze jongens de
onmogelijkste nonsens mooi.
vinden; Bij veertien- en vijf
tienjarigen is er nog maar een enkele, die iets
hooger grijpt. Meisjes worden veel gauwer zorg
vuldig in d'r keuze, neigen met haar belangstelling
al naar het geestelijk-volgroeide, als de jongens nog
zwelgen in het dwaze avontuur, dat in den regel
Ainiéde . Cort. Vlaameche
kinderspelen uit West-Brussel.
Kwasnja
(Marie van Westerhoven)
Uitgave
van L. J.
Krijn,
Brussel.
Aljoska
(A. Btirgdorffer)
\