De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 27 april pagina 10

27 april 1929 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 APRIL 1929 No. 27Q& Nieuwe novellistische litteratuur door Herman Middendorp letterkundige verschijnselen hebben hun tijden. Soms zijn ze in direct verband te brengen niet sociale factoren, maar lang niet altijd. J k heb trouwens altijd sceptisch gestaan tegenover den parallel tusschen het sociale en het litteraire leven. zooals die bij ons getrokken is door Herman Gorter, in zijn Kritiek op de litteraire beweging van 1880 in Holland." Wat daarin gezegd wordt over Kousseau, Goethe en Shelley en het verband tusschen hun scheppend werk en den geest van hun tijd, klinkt wel plausibel, het is zoo; maar wat beteekenen die enkele namen tegenover tallooze andere? Het verband is er natuurlijk wel, maar het zit veel dieper en is veel gecompliceerder dan, van een dergelijke theorie uit, bewezen kan worden. Ook de novelle heeft haar tijden. Zij bloeide in de dagen tegen '80 aan, de dagen van Cremer, Werumcus Buning. Justus van Maurik (die hield liet 't langste vol), Hollidee.Heering, Gerard Keiler en zoovele anderen. Geleidelijk is sedert '80 de novelle door den roman verdrongen. Zij verloor niet alle terrein, er bleven novellen verschijnen, maar de psychologie eischte ruimte, eischte zooveel uitweiding, dat het kleine bestek niet meer kon voldoen. Het publiek paste zich aan. richtte zijn smaak naar de kentering in de kunst en ging daarin zoover, dat onze uitgevers een novellenbundel als een risico begonnen te beschouwen. En dat is nog zoo: er zijn schrijvers van naam. die met hun novellistisch werk blijven zitten (nadat het in tijdschrif ten verschenen is), terwijl hun romans stuk voor stuk worden uitgegeven en verkocht. . Maar het schijnt weer te veranderen. Er komt de laatste jaren althans weer meer werk uit, dat naar omvang en aard tot het novellistische genre gerekend moet worden. Ik heb trouwens nooit begrepen, waarom een bundel novellen minder gekocht wordt dan een roman, maar het is mij herhaaldelijk door uitgevers verzekerd. ..Bundels" zijn de nu voor mij liggende boekjes trouwens geen van alle; ze bevatten ieder n novelle, zoodat men ze, desnoods, kan doen doorgaan voor ..kleine romans." f-' Daar zijn dan in de eerste plaats Elsa Kaiser's ..Brieven aan een vliegenier." (Amsterdam z.j. ..De gulden Ster.") De briefvorm schijnt ook weer, een kans te krijgen. Elsa Kaiser beheerscht dien vorm uitnemend, al zijn haar brieven meerendeels geschreven als ,,Briefe die ihn nicht erreichten," en dus meer als dagboekbladen bedoeld. Het is niet toevallig, dat het juist brieven aan een vliegenier zijn. De hopeloos-yerliefde jonge vrouw, .die ze schrijft, zit voortdurend in angst over het lot van haar geliefde, en deze angst is door de schrijf ster met navrante duidelijkheid weergegeven. Een harmonisch geheel werd het boekje niet; de historie van de verstoorde zwangerschap zit in al te los verband tot de rest van het verhaal. Maar er is in deze brieven een zuivere, spontane hartstochtelijk heid. Het is echt. het is doorleefd, en door dat echte en levende krijgt ook de veelvuldige herhaling van de liefdeklaehteii zijn heel eigenaardige waarde; het zou eentonig worden als men niet telkens weet' getroffen werd door den smartelijken kreun, die uit deze brieven opklinkt; brieven, waarin een eenzame ziel haar schamele machteloosheid aan zich-zelve bekent. Fenna de Meyier was nooit een sterke persoon lijkheid in onze litteratuur, en haar novelle ,,De Keuze" (Eclam z.j. ..De KlyneLibrye") steekt in geen enkel opzicht boven haar vroeger werk uit, blijft in veel opzichten zelfs beneden het beste daarvan. Een verhaaltje van een jong meisje, dat geen keuze weet te doen tusschen twee minnaars. Dat komt meer voor, maar omtrent de motieven blijft de lezer in het onzekere. Natuurlijk kiest het meisje den verkeerde (welk een kans, om boven het conventioneele uit te komen, had de schrijfster hier kunnen gebruiken, door nu eens den gooie te laten kiezen !) en natuurlijk ontmoet zij later den man, dien ze had moeten hebben. Het is niet de moeite waard, over zulke dingen een boekje te schrijven. Beter werk is ,.De open tuin" van Marie Schmitz (Amsterdam, z.j. De gulden Ster"). Er is iets bijzonder innigs en fijns in dit verhaal dat, in een aantal tafereelen, het langzame heen-sterven van een doodzieken jongen uitbeeldt. De bekoring van het taalvermogen, waar deze schrijfster over beschikt, werkt ongetwijfeld aan den indruk mee. Ik weet niet, of alles psychologisch wel verant woord kan worden; men zou trouwens eigenlijk langzaam-aan dood moeten gaan om het te kunnen beoordeelen.. .. Nu geeft de schrijfster een op lossing, zooals zij zich die denkt, en zij lijkt mij te accepteeren: hoe de jongen door den omgang met een priester allengs zijn stugheid om verloren levennilluzies overwint. Wel voelde ik dit bezwaar: de schrijfster laat blijvend den zieken jongen denken als een gezond mensch, terwijl we allen weten, hot* een slepende ziekte, waarvan geen genezing moge lijk is, de menschelijke psyche wijzigt. Maar zoo'n denkleven realistisch tot het laatst toe weer te geven, is natuurlijk a priori onmogelijk. En het moet gezegd worden; met een fijne beheersching specialiseerde de schrijfster zich voornamelijk op iets van algemeenen aard. Ina-Boudier?Bakker kent de techniek van de novelle. Zij kent die techniek zelfs zoo goed, dat zij «r niet gemakkelijk van los komt, en haai' grootere werken min of meer den indruk wekken van in elkaar geschoven novellen. De groote structuui is haar genre niet. De novelle .,Twee voeten" (Amsterdam z.j., P. N. van Kampen en Zoon) is technisch ook volkomen in orde. De roman beeldt uit, wat de novelle slechts aanduidt, en de aanduidingen in dit kleine verhaal zijn zoo, dat het levens fragment van de vrouw, waar het over gaat eigenlijk een zoo groot fragment dat het bijna *>en hél leven genoemd kan worden helder in het licht komt. Toch stelde de vertelling mij te leur. Zoo'n verhaal van een gevoelige vrouw, getrouwd met een min of meer bruten man, hebben we al zoo vaak gehad. De gebruikelijke attributen: de kinderen, die zelfstandig worden en zich lostiaken van het gezin, de vagelijk-beminde man buiten het huwelijksleven, ontbreken ook hier niet. Het if aardig verteld, maar nu ja."... Dan is er nog Anton van Duinkerken met ,,!)<? ravenzwarte" (Maastricht 1928, A. A. M. Stols. )? Evenals De open. tuin" een verhaal van jongensleven. De ravenzwarte" is een jongen, en. zeker een merkwaardige jongen: je hoort hem niet over voetballen en zoo, maar hij heeft zijn eigen droom leven en vertelt aan zijn intiemen verhaaltjes ovei heiligen en verzint allerlei fantasieën. Daar is nu nn dan wel wat aardigs in, en de poging van dezen kunstenaar om boven de lyriek uit te komen waarin hij overigens eenige goeie dingen presteerde verdient waardeering. Maar zijn boekje is tr precieusentepietepeuterig; hetdoet niet natuurlijk genoeg aan, en ook: er is te weinig lijn in. De schrijver vertelt maar het een en ander van zijn ravenzwarte" en dan is het uit. Zou daar de Chocola al zijn? T""\IE groote ondeugende kijkers kunnen op de ?*?* klok nog wel niet zien hóe laat het is. maar het maagje zegt hem toch, dat het langzamerhand Blookertijd" moet zijn. ' . Blooker's Daalders Cacao is zoo'n krachtige ver sterkende drank, uitmuntend voor kinderen! Dat weten die kleine bengels dan ook drommels goed! Een kop Blooker's Cacao 'smorgens om half elf gedronken, is een prachtige aanvulling voor hun dagelijksche voeding! Blooker's Daalders Cacao uitmuntend en goedkoop! Half elf - Blookertijd! No. 2708 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 APRIL 1929 FY Kroniek v a n den Dans door J. W. F. Werumeus Buning LXII. XoderlandBehe danskunst IN zooverre beantwoordt deze cyclus aan het gestelde doel dat ze een nieuw overzicht geeft, eu daarmede den ouden indruk bevestigt dat er in Nederland weinip talent in het verborgene bloeit. Of het op de ware wijze bloeit, daarover valt mettertyd. te spreken ^?en wel het vruchtbaarst, geloof ik, door hen die het danskunst-onderwijs in handen hebben en die op deze avonden de ervaring kunnen opdoen dat men, nu er materiaal aanwezig blijkt, meer dan ooit tot samenwerking moet komen. Want wat geeft het of de criticus met een botaniseertrommel en een vergrootglas gewapend al deze bekende, onbekende en minder bekende soorten en variëteiten der Nederlandsche dans flora al van etiketten voorziet en in rubrieken indeelt? De kunst gaat aan de kritiek vooraf, en de beheersching van het ambacht aan de kunut; het ware van veel belang, nu dit nuttig openbaar vertoon voorbij is, achter de schermen een krijgs raad te houden; want zeer enkelen niet te na gesproken is hier nog meer werk aan den -winkel voor den leermeester dan voor den man die het voetlicht inschakelt, en den man met de pen van lof en blaam. Het zou, als meerdere zaken in deze wereld, wel vreemd zijn indien het anders ware: men mag in zooverre tevreden zijn dat de op en vóór het podium levende belangstelling en begaafdheid genoeg is om dit overzicht mogelijk te maken, en men mag dan. in zooverre niet tevreden zijn dat men met de resultaten, hoe zij dan tenslotte ook uitvallen, nog geen genoegen kan nemen. Een kunst die, als de dans in Nederland, nog niet veel langer leeft dan een aankomend H.B.S, leerling kan immers moeilijk volieerd zijn: wij mogen, bij eenig nadenken, zelfs van gunstige mogelijkheden spreken, gezien dat er vier, vijf figuren van meer of minder belang zijn, en de noodige volgelingen. Terpsichore's motto voor Holland schijnt voorloopig geduld en arbeid, arbeid en geduld." # * * ' Juist omdat enkele danseressen op den derden avond al eerder optraden, en een min of meer omlijnd genre beoefenen wordt het moeilijker in de toekomst te zien. Herinnert men zich Florrie Rodrigo's eerste dansen.... en zou men er ooit de daarna volgenden met hun starre lijnen; of, in Gertrud Leistikow dien tijd van sterke Duitsche invloeden de laatste, thans zichtbare wending naar een weer veel vrijere dans uit hebben kunnen voorspellen? Wist men bij Darja Collin's vroege optreden ik herinner imj een Pizzicato-polka" ook mair in het vage te voorzien dat zij tot haar danskunst van nu zou komen? Hoe zal dan over .enkele jaren Meina Stratingh's dans zijn, die nu nog altijd onvrij schijnt, of die van Maria Petrolli, waarin men luchtige snelvoetigheid zag, of die van Ursula Bcrnau, wier jeugd en aan geboren bewegingsgevoel toch nog nauwelijks een voorspelling toelaten? Wie de eerste verzen van thans vermaarde dichters las, en de eerste stappen van deze dansoiessen ziet, laat de profetie aan anderen over; de tijd zal het leeren: maar het is zeker dat wat de tijd ons leert, den dansers eerst door hun meesters geleerd moet worden. Wat men op een avond als deze ziet zijn aan vangen en fragmenten: in de herinnering blijft een Dans" van Emmy Ringeling, de wijze waarop Ursula Bernau haar bewegingen als het ware Voorzichtig opgroeien laat. de enkele oogenblikken waarin men Meina Stratingh's zin voor lijn en stand, meer dan die voor beweging, bespeurt; deelen van Maria Petrelli's Tarantella". En, natuurlijk veel krachtiger en belangrijker. de dansen van Florrie Rodrigo die overigens haar vroegere krampachtigheid wel eens gelukkiger overwon en niet altijd even gedisponeerd scheen. Zjj is overigens in elk opzicht de meerdere: kon men haar techniek en wilskracht verder in goede banen leiden waarop thans reeds een Kozakkendans", een Galop" voortgaan, dan ware de profetie niet moeilijk: hier is het vooral een ont wikkeling van de persoonlijkheid die de toekomst zal bepalen: danslust, vitaliteit en volharding vormen er de driedubbele grondslag voor.... * * * . Wat de vierde avond bracht voegt hieraan in wezen weinig toe. Joanue Boogers heeft iets eigens in de wijze waarop zij een voetfigüur inzet of plotseling in een dans tot gelding brengt; het li chaam volgt niet altijd, derrie Folmer heeft een air van danskunst, die ik wellicht vooral betwijfel omdat ze een zekere gladde simili indruk maakt, en moeilijkheden ontvlucht. Maar tot de sterkste" indrukken die nieuwelingen gaven moet men in de eerste plaats Ro Borna's Variatie" rekenen. Het is hachelijk op twee korte dansen af te gaan; toch geloof ik dat men hierin 'Terpsichore's grootboek onder het hoofd Neder land een naam aan de beste kant ma g neerschrijven: omdat hier zoowel eigen fantasie als leven was. En als men binnen afzienbaren tijd tot een Neder landsche dansgroep ..komt, zal daarin eveneens plaats moeten zijn voor Mien Loevendie's lust en lenigheid. Deze twee Rodrigo-discipelen dansen; en herinneren óns er aan dat er hier vél was wat met dans slechts den naam gemeen had. Ook de beweging is een taal, waarin men alledaagsch kan praten, aich verbergen^ liegen, quasi gewichtig doen, stotteren, verzorgd spreken en poëzie schep-; pen: het is niet de minste winst van deze avonden, dat men helderder dan ooit zulke verschillen zag. Want al heeft Gertrud Leistikow's techniek haar natuurlijke grenzen; binnen die grenzen zag men thans meer dan ooit de groote verscheidenheid van middelen, en ik zou geen danseres van dezen cyclus weten, die hier niet direct, dan toch indirect volop leeren kan. Niet direct wellicht, in dien zin, dat deze techniek zeer persoonlijk is; maar wel door he,t inzicht dat hier het tooneel in alle richtingen' gebruikt wordt, dat elke beweging deel is in een harmonisch geheel; dat tegenstelling, wisseling vanrythme, tempo, motief, c ven zoo vele noodzakelijke factoren zijn, die slechts met arbeid en volharding den dans verrijken. De jonge Nederlandsche danskunst heeft te erkennen, dat zij hier tegenover een kunstenares staat, die zij in dit opzicht nog geenszins evenaardde. De idealen mógen anders zijn, de zin Voor beweging veranderd: in wezen echter staat de jon gere generatie hier voor een voorbeeld, dat zoo min Florrie Rodrigo na te bootsen is als eenig ander; maar waarvan niettemin, als van menig meester, te leeren valt hoe rijk de middelen van een kunst dienen te zijn. hoe beheerscht de vorm, hoe volledig de overgave; en hoe boven alle bespiegeling, vooroordeel en crtitiek n ding beslist: het onbeschrijfelijk en ondefinieerbaar iets dat. een beweging tot dans maakt. NIEUWE UITGAVEN Kol. J. C. v. d. Belt, Kei ontstaan eh de gerolgen i-an den grooten oorioy. Uitgave N. V. ,.De Avondpost", 's Gravenhage. Bij J. B. Wolters. Uitgever. Grouingon?Den Haag zijn verschenen: Dr. E. Rijpma, Korte Onticikkelingagang der Historie. Geïllustreerde kleine Algemeene en Va- . derlandsche Geschiedenis. Deel II. Van de Franscbe Revolutie tot heden, met talrijke illustraties en kaartjes. Itort Werkboekje bij de Algemeene en Vaderlandsche Geschiedenis. Deel II. Van de Fransphe Revolutie tot heden. Lyceum-Herdrukken voor inrichtingen van voort gezet onderwijs, voor studeerenden voor de hoofd akte en voor zelfstudie. V. Pieier Corneliszoon Hooft als lyrisch en drama tisch dichter en als geschiedschrijver. Bloemlezing* uit zijn werken, voorzien van aanteektnüngen en een biografische inleiding door Dr. W; L. >. van den Brink. Geïllustreerd. Bibliotheek van de Nederlandsche Natuurhisto rische Vereenigirig, onder redactie van Dl'. Jap, P. Thijsse en Dr. J. Botke. No. 3. L. Dorsman Czn. en Iz. A. J. de Wilde, De Land- en Zoetwateimollusken van Nederland. Hun bouw, levensge woonten en een beschrijving der soorten, met illustraties van Me j. Anna Sipkema. ,-? ' Leidsche Bijdrugén voor Opvoedkunde en Ziel kunde, onderredactie van R.'Casimir en. A. J. de Sopper. Dr.' J. Leest, Duitsche invloed o jt het Nederlandsch der protestantsche theologen sedert het begin der XlXe eeutc. ?.'??.' BRANDBLUSSCHER vHOLLANDIA' SPAN J AARD &C2 FABRIEK E3PAMA UTRECHT r ' \ -CJ l -i ? 'V.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl