De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 27 april pagina 8

27 april 1929 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 APRIL 1929 No. 2708 2708 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 APRIL 1929 t\ l l ?>'.*? Muziek in de Hoofdstad door Constant van Wessem Laatste avond v. Lokhorst?Kmner HET ia door de overstelptheid van hot muziekseizoen verklaarbaar, dat de recensent het zich . als stelregel heeft aangenomen om bij debuteerendo musici, dio meer dan n concert in het seizoen geven alleen op hun eerste concert aanwezig te zyti. Het is noodzakelijk: een recensent, is ook maar een inensch, maar het is vaak onbillijk tegen over die debutanten, die zich bij hun-eerste conoert door allerlei omstandigheden: plankenkoorts gebrek aan podiumroutine, enz. dikwijls juist niet op hun volle sterkte kunnen toonen, en het voor hun verdere concerten met een beoordeeling in de pers, gebaseerd op deze wisselvalligheden, moeten doen. Het treffendst kwam deze onbillijk heid uit op den laatsten der drie Beethovenavonden, welken de violist Jaap Emner en de pianiste Cath. van Lokhorst,- gaf, Vooral de prestaties van den violist maakten hier een sprong, die men van zijn debuut op het eersto concert niet zou hebbeu verwacht. Ongetwijfeld had hier het feit. deel aan, dat deze drie laatste vioolsonaten, de g-dur Op. 30, de Kreutzersonate en de g-dur Op. 9(3, ook violistipch veel belangrijker werken zijn dan de eersten. Maar met de ingespeeldheid was de violist tevens zijn toon zooveel meer meester ge worden, dat er verscheidene van de bij tnijn eerste critiek ge opperde bezwaren: onvrije strak heid, aarzelende toonprodUctie en een t« veel n tuist de pres taties van de artistiek rijper«pianiste, d*»or werden opgeheven, Zjjn spel had nu bewogen heid, stroom en liet zich 'op nemen in de voordracht van het werk. veel moer n met zijn partnw aan het klavier: hun, spelen werd nu inderdaad een vertolkinij. Ook de pianist*-. die aanvankelijk eveneens nog iets te &trak en met te weinig klank expressiviteit in haar prachtig gedane vormgeving had gespeeld, bereikte thans een zui verheid en vooral een noblesse, van uitdrukking, die waarlijk ontroerend was. Neen, wanneer wij het zoo eens mogen uitdruk ken: de kansen van dit tweetal zijn enor'm gestegen. ... ..Heut gelgt der Strausn" Alles waf< hart heeft voor - den Weensehen wals houdt ook van Weenen. Beider betoovering gaat in ejkaar over, de een is beeld van den ander. Terecht noemt' men Strauss' ,,An der -schonen blauen Donau" de ' Weensehe Nationalhymne. een tot dansmelodie ge worden zwierige levensvroolijkheid met een onder toon van melancholie, een tikje sentimenteel. Maar dit Weensehe leven, deze verliefde weekheid van . nachtmuziek in verlichte parken, van roezemoezige ca f e's vol van dat zangerigeDuitsch der Oostenrijkers. daf alles gaat in den wals over tot een opstuwende golf van klaterende uitbundigheid op driekwartmaat met de lichtste voeten aangezet, tourbillonneerend en deinend met een weeke gratie en een pittige Johan Strauss Smalfilm Amateur-Kinematografie onder Kinó-teehnlsohe leiding van' Joris Iven» FOTO*, PROJECTIE. EN KINO-HANDEL" CAPI 116 HALVERST RAAT AMSTERDAM GENERAAL FILMO AGENTSCHAP IJ CAPI vakkundig* raad an voorlichting. maat vastheid. Weinig dansmuziek is zoozeer tot een volledig monument van een volkskarakter geworden. Dat is ook de onverwoestbare en mee slepende charme van de Weensehe walsmuziek. Men was natuurlijk uiterst benieuwd een echte nazaat van den grooten Weenschen walskoning Johann Strauss te hooren, den opvolger in de dynastie, die met Johann Strauss Vater inzet, door zijn zoon Johann de Groote en diens beide broers Joseph en Eduarcl tot den grootsten bloei gebracht wordt en thans, na hun aller dood een ..stedehouder op aarde" bezit in Johann, de zoon van Eduard. Deze Johann Strauss was het, die met een eigen orkest in ons land thans zijn con certen geeft. Hij is dus van onvervalscht Straussbloed. En evenals op dat aardige plaatje uit den Simpliöissimus, waarop alle musici, die in den hemel zijn aangeland te hoop loopen voor een dansje als der Strauss geigt," zoo waren er ook velen naar de Groote Zaal Concertgebouw geloopen om hun hart op te halen aan wat ons als iets uiterst verleidehjks en genietelijks voor den geest stond: onvervalschte Weensehe muziek door onver valschte Weensehe muzikanten gespeeld en door eene echten Strauss aangevoerd! Stelde het een beetje teleur, waren onze verwachtingen te hoog gespannen geweest? Mis schien. Het bleef voor ons ge voel iets te veel uitsluitend amusementsmuziek, wij misten wat te zeer die opperste weelde van klank engeacheveerdheid, waar mede bijv. een Bruno Walter met 'een Concertgebouworkest indertijd aan dit soort muziek de hoogte van een gedicht in tonen wist te geven. Deze Jo hann Strauss, gewezen kapel meester van de Weensehe hofbalmuziek. bleef voor ons gevoel te veel uitsluitend de aanvoer der van bals, niet van concertzaalmuziek. De voeten dansten ' meer dan liet hart. Er zat vaart, er zat rythme in, het deinde en zwierde en men had lust alle stoelen uit do zaal te dragen en de eersto de beste, die onze buurvrouw was ge weest, voor een dansje te nooden. Doch dit kon niet, wij 'moesten stil zitten en luisteren en dit luisteren werd er mis schien wat te kritisch door.... Wij herinnerden ons die,, Schone blaue Donau" wel eens duide lijker in haar zeldzame schoon heid als kunstwerk voor ons onthuld te hebben gehoord. Maar wij missen misschien het Weensehe oor, het Weensehe temperament. Voor wie alleen .de klanken van deze muziek reeds genoeg zijn als een signaal voor uitbundig meeleven. , i ? "' , ' ' Apollon Muaagëte Op het laatste abonnementsconcert van het ' Concertgebouw werd, tesamen met Mahler's Lied von der Erde", Strawinsky's nieuwe ballet, de muziek van zjjn Apollon müsagète," onder Klemperer ten gehoore gebracht. De wendingen, die Strawinsky's muzikale bedoelingen in den loop def jaren nemen, zijn waarlijk verrassend. Steeds brengt een nieuwe schepping weer iets geheel anders dan een voorgaande t Menigeen zal Onder het luisteren naar die muziek van ,.Apohon Musagète", deze eigenaardige pastiche van het romantische ballet uit het midden van de negen tiende eeuw, een muziek, melodisch kennelijk g inspireerd op Tschaikowsky, bevreemd gedacht hebben: is dit Strawinsky, de schepper van de Sacre du printemps"? Het was kort en1 ging ' zonder nablijvende indrukken aan ons voorbij. Klemperer wijdde er zijn uiterste zorg aan in de directie, evenals het orkest in de uitvoering. , Fransche Schilderkunst Tentoonstelling van 10de eeuwschn Fransche schililerkunat bil E. J. van <& Co., JRokin Wie op deze tentoonstelling de vier in hun soort imposante schilderijen van Courbet beschouwt. moet wel tot de conclusie komen, dat in dien uiterst zelfbcwusten kunstenaar althans een der ' paden uit het land der schilderkunst doodliep. Grooter volmaaktheid dan hij op zijn manier in het weergeven der onderwerpen, die hij en die men" in zijn tijd schilderachtig vond, bereikte is niet mogelijk. Alleen al de voorgrond in het doek met de watervallen is op zichzelf de voorbeeldige op lossing van een probleem, en ook degenz, wien de romantiek van het gegeven weinig meer zegt en . die zich een minder gewone, minder alledaagsche, minder realistische interpretatie ervan kan voor stellen, moet erkennen, dat wie zoo'n voorgrond schildert een der toppen van zijn kunst heeft bereikt. In zekere richting was na dezen virtuoos niets meer te beleven en de overtuiging daarvan kan een der oorzaken geweest zijn van de opkomst van het fransche impressionisme. Sommige voor gangers en leiders daarvan zijn op deze tentoon stelling bijzonder goed vertegenwoordigd. Jongkind en Boudin, Sisley en Pisarro. Jongkind vond ten slotte elke zakelijke en landschappelijke manifes tatie op aarde de moeite van het noteeren waard; in zijn opschrijvende en vertellende manier doet hij denken aan een geniaal maniak, die altijd maar inventariseerde. Het mooie en onvergelijkelijke is, dat hij al doende onfeilbaar het moment vast hield, gelijk men hier bijzonder goed kan zien aan zijn beschrijving van de haven te Honfleur, waar hij een groot aantal eenvoudige stoffelijke ver schijnselen naar hun vorm en kleur bepaalt en tege lijk de volmaakte uitdrukking geeft van een voor bijgaande episode in het leven der natuur. Een schilderij van 10 jaar vroeger, een jaagpad bij den Haag (1854) is in mindere mate de uitbeelding van een oogenblik, en in zooverre mulder eclatant en minder verrassend, maar de luchtige voordracht is al .even ontwikkeld en even gedecideerd. On danks zijn fijnheid is Boudin niet zoo stevig, niet zoo klassiek. Hij heeft meer den steun noodig van zijn gegeven, maakt meer een schilderij en bedient zich Voor het verkrijgen van een effect meer van de erkende hulpmiddelen van zijn kunst. Behaag zucht, die Jongkind volkomen mist, is hem niet heelcmaal vreemd. Met Pisarro en Sisley staat ge midden in 't impressionisme, in de kunst der kleuren en van het oogenblik. Toch is er verschil. De afstand die Sisley 's landschap uit Bougival van het mooie schilderijtje scheidt, dat hier Daubigny vertegen woordigt, is minder groot dan die het verwijdert van Sisley 's eigen lentedag. Daar voelt men op eens dat de taak van het impressionisme zijn grenzen had en dat Cézanne het noodig kon vinden er iets soliders van te maken in den geest van l'art des musées." Maar Pisarro hield naast de kleur en het moment den vorm goed vast. In zijn 'straatje uit Auvers sur Oise, waar Vincent van Gogh stierf, is alles vereenigd waarnaar een schilder van zijn tijd en zijn richting kon streven. Het is vol kleur, vol licht en vol warmte. Fantin Latour hangt apart gelijk hij bij zijn leven apart stond. Men heeft dezen allerijverigsten schilder zijn afzijdigheid, zijn provincialisme ver weten, maar daarmee dan toch een compliment gemaakt aan zijn standvastigheid en zijn zelfkennis. Geen enkele richting heeft hem beroerd dan de zijne en zijn dagelijksche omgang met de vernieuwers zijner kunst heeft hem geen oogenblik doen wanke len, op het platgetreden pad, waar hij zich thuis voelde. Ondanks zijn voortreffelijke portretten en zijn poëtische allegoriën, die doen zien hoe deze schilder van de huiskamer meer dan men zou ver moeden ontvankelijk was voor vrouwelijk schoon, bleek hij in den grond een stillevenschilder. ' V.rtOSSEM DteCSTEVARirtAS STORM OVER AZI R ONDOM den Mongool Blair , etaat het Zwygen, als een wijden, vorstelijken mantel het Zwijgen van den Duider. Men wil hem fusilleeren en om zijn armelijke. fantastische Aziatenlompen wikkelt «ion het Zwijgen een koninklijk doodskleed. Men wil een heerscher van hem maken en men hoont de raadselachtige grootheid van zijn tartarenmasker door westersch'e galakk'edij het Zwijgen dekt deze bespotting, zooals het zijn naaktheid bedekt zoii hebben. Men omringt zijn doodelijk gewonde, tot het uiterste «ekwelde. nienschelijkheid met botto nieuwsgierigheid, met beleedigende toenadering ??en het zwijgen staat ?rondom hem. als een wijden vorstelijken mantel.... Dan voltrekt zich voor zijn oogen do. vernietiging van het ras. welks symbool hij is: een rampzalige enke ling van het onderdrukte Aziatenvolk wordt in zijn tegenwoordigheid neergeknald als een hond . en het Zwijgen glijdt van hem »f! De starre oubewogenheid van zijn ivoren aange zicht krampt samen tot een masker van haat en vertwijfeling zijn figuur groeit, groeit in apocalyptische dreiging de aldagswereld rondom hem verzinkt in een wilden chaos van geweld en strijd.... Over de eindetooze vlakten van Aziëjaagt de storm ??de luchten ballen zich tot bliksemHchichtende wolkenmuilen.?de woestijn-zelye verheft zich in dwarrelend.zandkolommen en temidden van dit ontketende natuurgeweld stormt het opgestane- millioenenvolk aan...... Storm over Azië! Storm over Az\c !" Pudowkin's laatste schepping door L. J. Jordaan slot van Pudowkin's magistrale opus en het slaat ons met angst en ont zetting. Wat moeten wij, stumpers. die gewoon zijn -ms kneuterig be haaglijk cigaretje op *e steken na de traditioneele slotkus en ons cocktailtje te slurpen na het aandoenlijk overlijden van den .. . .held,'' wat moeten wij met deze cata strofe aanvangen niet dit einde, dab geen einde is, maar een gruwelijk be gin? Waar blijft de heilige eerbied voor het Publiek, dat geamuseerd wil zijn en met vrede gelaten ? dat de onrust en de haat en het lijden slechts in boudoirformaat wenscht to erken nen, als een aange naam hasardspelletje rondom de vraag of zij ulkaar krijgen? Dat slecht s de krantenformule aanvaardt: lm Os ton nichts neues. . In godsnaam geef ons de Janningsen weer en de Pola Xegri's en de Al. Jonsons. Geef \+sO~ti^*AL* kin zelf waarshcijnlijk nooit meer evenaren zal. Ik zwijg hier over aarzeling in de conceptie, door de te uitvoerige documentaire einlage der Dalai-Lamafeesten op zich zelf een enorme prestatie, maar niet in het dramatische rythme opgenomen. Ik spreek hier óók niet over de phenomènale montage, die aan de intenties van dezen meester onvoorwaardelijk gehoorzaamt. Noch van de prachtige toepassing dt.- ti tels" hetgesch.-even woord, dat hier beurtelings als harriumiseorend. bindend ? als ex plosief en als rythmisch-motorisch element dienst doet. Waar ik echter met nadruk op wil wijzen, is do apo theose, welke deze film van Pudowkin's kunst is ge worden. Hij haat het speel-gedoe, de aangeplakte baar den en de gelatine tranen met een feilen, onverz». <mDit is het onvergetelijke, grandioze ons de schminck- en pruiktragedieén. dewelke tot het hart spreken' in be schaafde sentimentaliteit. Geef ons de zoete erotiek der geverfde Hollywoodprostituée's?den .Jarmoyanten en uitbundigen waanzin der jazzbands.... alles, opdat wij de ver schrikkingen van een naakte, barbaarache menschheid niet behoeven te Zien, noch den verren donder hooren die uit duistere, verwijderde werelden tot ons komt. * * . '* ? ' liet lust mij hier niet. in uitvoerige critische. be schouwingen te treden. Ik wilgeen ver gelijkingen maken met. de onverge lijkelijke Moeder," die Pudowlijken haat. Hij weert ze uit zijn zooals hij er de gecamouf leerde erotiek uit verbande en de sentimentaliteit: psychische en stoffelijke kunstmatig heid, welke de klare waarachtigheid van het objectief niet verdraagt. 4| Aldus aanvaardt hij de uiterste consequenties van zijn overtuiging en vlucht naar het hart van Aziëver van geschilderde décor's en zwoegende actcms. Voor zijn Europeesche su jetten noemt hij slechts anonymi met zich. gpwih:<; en pretentieloos, behalve den prachtigen I^enistsjakof, de vaderrol ut Dt; Moede-" eentoegoivijd en intelligent medewerker. Noch aan de knappe,maar door het succes i on L handelbaar geworden Baranovskaja denkt hij noch aan den langzamerhand al te populairen Bataloff.... hij laat hen achter, met de kans op een makkelijk , succes. Zoo begeeft hij zich tusschen de ongerepte natuur volken van Thibet hij besluipt hun onbevangenheid, hun vertwijfeling. hun kinderlijke verbazing en vroolijkheid met zijn scherpe, gedrilde camera. Hij neemt de physiognomie dor Aziatische bergwcreld in zijn werk op. die in starre gelatenheid ? straks in dreigende fronsing boven de kleine doeningen der menschen gespannen zal staan. Hij ontdekt in den Mongool Inkislmoff (?Bair") het wonderbare. gevoelige instrument, dat een toovenaar als hij tusschen iedere aenigte zal weten te vinden. En met al dit kostbare materiaal keert hij terug naar zijn studio strijdt er den ver bitterden kamp van den kunstenaar en ziet aldus onder zijn handen het wonder ontstaan, dat aan de nuchtere precieze fotografische beeldenreeks het warme, pulseerende leven van hot kunstwerk verleent. Van begin tot einde nu, is de/o film het eigendom geworden en de schepping van Pudowkin. Het is de ontroering van den kunstenaar Pu dowkin tegenover het geweldige ge beuren in Oost-Aziëhet is de visie van den kunstenaar Pudowkin op de begrippen: recht en onrecht . het is de hartstocht en de verontwaardiging en de teederheid van den kunstenaar Pudowkin. En om die redeu laat het ons koud, of zijn werk klopt met 'de kronieken der dagbladen. Hoog boven seinende Reuter-agent schappen en knoeiende Chineezehgeneraals jaagt Pudowkin's Storm over Azië.... de eeuwige absolute Waar heid, die Kunst altijd zal zijn tegen over de relativiteit der feiten. AMATECR-KlNO-UITR?8iriNG FOTO-SCHAAP & Co. SPUI 8 A MBTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl