De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 4 mei pagina 4

4 mei 1929 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 MEI 1929 No. 2909 De Wereldtentoonstelling te Antwerpen 1930 door H. J. M. Walenkamp Czn. KolontUn, Scheepvaart en Vlaamsche "|3 EEDS sinds lang heeft het ons verwonderd, 1% dat in onze Hollandsche bladen nog maar , zoo weinig over deze, eind April van het volgend jaar te openen Wereldtentoonstelling geschreven wcrdt. Vandaar ons besluit, door een bezoek aan de Scheldestad eens poolshoogte te gaan nem«n, in het vertrouwen, voor de beschrijving onzer per soonlijke bevindingen ter plaatse, bij een niet ge ring deel der Nederlanders belangstelling te vinden. Ligging en Indeeling van het Terrein. Het voor de tentoonstelling bestemde terrein is prachtig gelegen in het Zuiden der stad, en wel in de nieuwe, zich snel ontwikkelende voorstad ..Kiel" tusschen Antwerpen en Hoboken op onge veer 20 minuten trammens van de Middenstatie (Centraal Station) en in de onmiddellijke nabijheid der Zuidstatie. Het grenst direct aan den thans in afbraak zijnden, sedert eeuwen zoo beroemden Antwerpschen fortengordel, waarvan, om als gedeeltelijken achter grond voor het tentoonstelüngscomplex te dienen, een hoog bastion behouden blijft, waarop het paleis der Britsche Natie, omgeven door gloeienden parkaanleg, verrijzen zal. De fortgrachten voor en terzijde van dit bastion zullen tot breede vijvers, waarin de gebouwen en bloemperken zich weer spiegelen, worden herschapen. De tentoonstelling krijgt vier toegangen, waar van de Hoofdingang aan de Jan van Rijswijcklaan (een schoone allee met tweedubbele boomenrij) gelegen is. Het terrein is ongeveer 50 Hectaren groot en werd door het stadsbestuur van Antwerpen wiens eigendom het is, in bruikleen afgestaan. Aan zijn drie zijden wordt het begrensd door de verlen ging dezer van Rijswijcklaan (toekomstige heirweg Antwerpen?rBrussel), door den spoorweg Antwer pen?Mechelen en door de wallen der militaire omheining. Het ig dus niet vierkant maar vormt een reusachtigen, onregelmatigen driehoek in stompen hoornvorm, door welken vorm de aesthetische ihdeeling van het geheel niet geringe moeilijkheden met zich bracht. Of deze hoofd-indeeling geslaagd is? Op het eerste gezicht lijkt zij te verward, te verbrokkeld; Bij nadere beschouwing echter dient erkend, dat deze hoofdindeeling bij eene wel ver zorgde bebouwing (waar natuurlijk zér veel van afhangt !?) levendig zal zijn, daar zij verschillende mooglijkheden voor mooie perspectieven en verge zichten vol leven en afwisseling opent. Hoe het geheel óók moge worden eentonig, vervelend, zal het in ieder geval niet zijn ! En als we in de spreuk tbut est bon, fors l'anmiyeux" gelooven, dan mag in dit opzicht de tentoonstelling bij voorbaat reeds als geslaagd worden genoemd. Op 't oogenblik ligt het geheele terrein nog braak. Men is er met de noodige grondwerken bezig. Hier-en-daar bevinden zich eenige boomengroepen, overblijfsels van oude buitens, welke boomen behouden blijven en van wier aanwezigheid in het totaal-beeld een dankbaar gebruik zal worden gemaakt. Verder heeft de tentoonstelling J&WIR5 IQ3O -DPOSJTON COU3NAU MAMTrtt i, .ABT rLAMAM» ANTWtRPIN WUCl.bTtNTOON5TU.lMG KOONtN (P.VLAAM&OI aan de Zuid-Oostzijde als achtergrond en naaste buur het fraaie publieke wandelpark De Nachtegalenhof," met prachtexemplaren van eeuwenoude beuken, eiken, ceders enz., zooals ze maar zelden in de onmiddellijke nabuurschap van groote steden aangetroffen worden. Dit park is pl.m. B(\ H.A. «root en eveneens het eigendom der stad Antwer pen. In dezen lusthof, na het onvermijdelijk geroe zemoes der expositie, eenige oogenblikken van rust en zelfbezinning zoeken, zal in de zomer maanden van 't aanstaande jaar op zichzelf reeds een heerlijkheid zijn! Wat de gebouwen, reeds in aanbouw, betreft, dit zjjn er op 't moment nog maar twee. Naamlijk een uitgestrekt ha'lencpmplex, dat in onbrandbaar materiaal opgetrokken wordt, daar het bestemd is, de uitgebreide en unieke ver zameling oude Vlaamsche Kunat voor 't grootste deel te herbergen; en ten tweede is er een kerk in natuui- en baksteen in aanbouw, welke kerk eveneens bestemd ia^om een gedeelte dier kostlijke Vlaamsche kunstschatten te bevatten.' Beide groote bouwwerken worden ter zooveel mogelijke voorkoming van overalaanden brand door ruimen parkaanleg omringd. Een kerk, bestemd tot expositieruimte voor kunst?" zal men misschien vragen. Inderdaad klinkt dit op het eerste gehoor eigen aardig. Toch moet dit een zeer ingenieus denk beeld van den ontwerper worden genoemd, een vondst, waar we alle bewondering voor hebben. Want, welk bouwwerk zou meer geschikt zijn tot het in hun ware sfeer toonen dier onuitputlijke. schatten van oude, religieuze ambachts- en nijverheidskunst dan juist het kerkgebouw ? Men denke hierbij aan dien ontzachlijken rijkdom kunstwerken die ook thans nog in de Vlaamsche Cathedralen en kerken (evenals trouwens in alle bedehuizen over heel de wereld) te bewonderen zijn. Dergelijke , voortbrengselen van kunst zijn de hoogste, die het menschelijk geslacht, van welk geloof of over tuiging ook, gedurende heel zijn bestaan uit zijn volle wezen (hart, ziel en geest) heeft voortgebracht. Na sluiting der tentoonstelling zal bovengenoemd bouwwerk als kerk in gebruik genomen worden. Mogen we hopen, dat de altaren, wandschilderingen, gebrande glazen, beelden, luchters, gewaden, kelken benoodigd voor den eeredienst, die er successievelijk hun plaats vinden zullen, denzelfden geest zullen ademen als de oude werken, zoo mooglijk deze nog overtreffen l Het ziet er thans allerwege niet naar uit. De pogingen hiertoe der latere jaren brachten, op zér, zér, sporadische uitzonderingen na, niets dan maak-werk" voort. Het 'zijn ver bleekte navolgingen van oudere werken, of, Werken in zoogenaamd modernen trant; doch alle even zielloos. Oneindig beter ware het, de muren naakt en bloot te laten, dan ze door dergelijke schijnheiligheden te besmeuren. Met den bouw dezer kerk sloeg men twee vliegen in n klap. Want ten eerste verkreeg men daardoor een brandvrij bouwwerk voor expositiegelegenheid bij uitnemendheid voor ihet bestemde doel; en op de tweede plaats zijn de kosten daarvan voor het tentoonstellingsbudget zeer ge ring geworden, daar het gebouw na afloop der tentoonstelling, zooals gezegd, behouden blijft. Het zal dan een der parochie-, kerken vóór de zich sterk ont wikkelende voorstad, \faarin het gelegen is, worden. Algemeen overzicht der Hoofd gebouwen Tot onzen spüt kunnen we in dit algemeen, overzicht slechts enkele groote grepen, doen. Een volledig overzicht dezer aanstaan de Wereldtentoonstelling zou de beschikbare ruimte vér over treffen. De Hoofdingang der expositie wordt gevormd door een monu mentalen Triomfboog, onder welks bogen de ruiterstandbeelden ko men te staan der drie vorsten» die achtereenvolgens sinds 1830 Belgiëregeerden. Deze triomfboog geeft toegang tot het Het Kerkgebouw naar ontwerp van Jos Smolderen, waarin gedeeltelijk de ten toonstelling der Vlaamsche Kunst wordt ondergebracht. VAN DER HELST SIGAREN GOEDE SIGAREN IN EEN BESCHAAFDE VERPAKKING ,,Éeuwf eestplein" op welks achtergrond het ,,f eestpaleis" komt te staan. Dit geheele plein wordt omringd door een zuilengalerij ter herden king van België's 100-jarige onafhankelijkheid; het is een gift der gezamenlijke gemeenten vait* het land, en biedt dezen gemeenten tevens gelegen heid, hun eigen karakter, hun bijzondere ambach ten en nijverheden, hun schilderachtige stadsge zichten en monumenten, hun lokale geschiedenis en legenden te toonen. Het Feestpaleis" verkrijgt een opper vlakte van 4400 M*, en bevat een groote congreszaal en twaalf kleinere zalen. Van het Eeuwfeestplein" leidt een breede met boomen beplante laan naar het,,Plein der Naties". Het midden, dezer laan wordt ingenomen door het Ronde Punt," waar de voornaamste wegen in stervorm bijeenkomen, welk punt dus als het hart der tentoonstelling kan worden beschouwd. Aan het eind dezer laan worden groote hallen voor de Belgische afdeeling ter oppervlakte van 3.5 H.A. opgetrokken. Langs deze hallen komen overdekte galerijen met restaurants enz. ter versterking van den inwendigen mensch." ? De Pavilioens der Vreemde Naties" -verrijzen aan den tegenovergesteld en kant. In het midden van dit plein en uitkomend op de Middenlaan verheft zich het Paleis van Belgisch Kongo." De hallen der Afdeeling Scheepvaart" komen langs de reeds genoemde grachten der vestingWallen. Op het vooruitspringend deel dezer wallen wordt het palels der Britsche afdeeling gesticht, waarte genover een terrein vqor Holland gereserveerd fa. Het groot Paviljoen der stad Antwerpen" zal aan 'de breede middenlaan, juist links > van den. hoofdingang worden opgericht. En aan het andere einde dezer laan komen de reeds besproken, kerk en de kunsthallen, die in aanbouw zijn. Ziehier dan een zeer beknopt overzicht van het geheel, wat de te stichten gebouwen betreft. Waarbij nog dient opgemerkt, dat een over wegend deel van het terreinencomplex als park ontworpen is, met allerwege ruime bloemperken en gazons, een schitterende gelegenheid voor het tentoonspreiden hunner' natuurproducten den Bel gischen kweekers biedend. ' , H. J. M. WALENKAMP Oz. (Slot volgt). Nederlandsche Munt HollandV bette 10 ce*t§rigaat No. 2909 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 MEI 1929 Hotel Duin en Daal0 - Blocmendaal Str. kond ca warm water op alle kamers PRIVÉBADKAMERS ~ Telefoon 22223 SCHILDERKUNST door A. Plasschaert I»e Groote nood der schilderijen Een simpele zou de vraag kunnen stellen of de musea er zijn om de schilderijen, of de schilderijen om de musea. Maar met de nuchterheid, die bestaat in 't beginnen bjj de oorzaak en dan het gevolg te erkennen, komt ge tot de slotsom, dat e« eerat schilderijen zyn en menschen die ze begrijpen, en dan musea en degenen, die deze gebouwen en hunnen inhoud beheeren. En als dat juist is (som mige directeuren denken in hun binnenste misschien dat zij er eerst zijn en dan de schilderijen) dan moeten de musea geen plaatsen zyn voor den Grooten Dood der schilderijen. En dat zijn ze tegenwoordig, ben ik bang, te veel. Ik bedoel met dien Grooten Dood der schilderyen niet de misken ning der schilderkunst, de aeathetische miskenning welke tot nul te herleiden en tot een positieve waar deer ing'om te zetten is het weck van ons, de Minnaars der schilderkunst en de' verstaanders daarvan, maar ik bedoel met den Grooten Dood de materieele Dood, door de moderne uitvinding: de Centrale Verwarming. Het is niet te ontkennen, dat een centrale verwarming voor de te groote gebouwen, die de meeste Musea zyn, veel gemak bijbrengt. Dat is het kenmerkende van het tech nische van onzen strijd: gemak. En er is daar in praktischen zin weinig tegen. Maar er ia alles tegen, zoodra dat gemak den geestelijken rijkdom der waereld vermindert; zoodra dat gemak aanleiding geeft tot den Grooten Dood van het geschilderde. Natuurlijk heeft dat gemak zijn verdedigers, en zooals altijd in de waereld bij allea dat blijvend goed is of tijdelijk fout, wordt er of werd er een theo rie geschapen, om dat gemak te verdedigen. Deze theorie is de theorie der gelijkblijvende tempera tuur en dan deze temperatuur natuurlijk niet t« hoog en niet te laag. In abstracto is daar niet veel tegen te zeggen; alleen blijkt uit de gevolgen, de Groote Dood van het schilderwerk, dat onze cen trale verwarming van tegenwoordig niet deugt en dat bij de oplossing, gezocht door die gelijkblijvende temperatuur, verschillende noodzakelijkheden zijn verwaarloosd, te gering geschat, of vergeten. De tegenwoordige centrale verwarming is een groote moordenaar, en die verdelgt niet alleen de schil derijen, maar ook de oude meubels met het oudgeworden, tot nu toe stabiel gebleven hout; zij scheuren alsof zij uit hout, kersversch van den boom, gemaakt waren. In een huis met centrale verwar ming is ^r altijd een gekraak of een getier van het oude prachtige hout, dat geweld wordt aangedaan. De scha, op deze wijze geleden is op den duur van aesthetischen aard, en dadelijk van materieelen aard. De gelijkblijvende temperatuur is zelfs in abstracto een fout, omdat zij tegen de verf en het wezen der verf, gebruikt bij het schilderen ingaat. En 'k vermoed zelfs dat deze rationalisten daar niet zoo veel om gedacht hebben, zelf s vergaten dat zij eenvoudig weg te hoog is en daardoor alleen al te dor. Want tot deze laatste vinding zijn , toch een groot, een werkelijk groot getal schilde rgen goed gebleven. En dit getal heeft het niet zoo, gelijkblijvend;' gehad. In 't algemeen niet heel erg gelijkblijvend". Vele meesterstukken hangen en huigen zeker in zalen van huizen, die 's winters koud waren, waar maar zelden werd gestookt (de staatsiezalen bijVé) n waar het 's zomers, dat spreekt van zelf veel warmer was. En daar behielden zy* ongerept hun materie, hun wezen. Dat is bewezen, en bekend. Het probleem lijkt mij om dit alles, wat bewezen is, verkeerd allicht, lichteUjk verkeerd gesteld door de theoretici. Het is niet zoozeer een vraag van gelijkblijvende tem peratuur (vooral niet bij de schilderijen, geschilderd in Noordelijke landen) maar' het noodzakelijk dat in de zalen, waar de schilderwerken (en ook de Kunstza^l van Lier Rokin 126 Amsterdam* » ' ' . - ?? i Oostersche & Europeeeehe antiquiteiten Oude en Moderne schilderijen en plaetleken Negerkunst A Ethnographica [ De Mark zakt weer Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan ,'w Beetje laten zakken misschien bijten ze.. l l r» ' meubels) waren geborgen, de verschillen niet te plotse' ling waren, niet ongewoon en dat de vochtigheidsgraad voldoende was. Daarmee en daardoor, ik herhaal, en daarbij is het bewezen dat de schilderijen goed blijven bestaan, al zijn ze 's winters vrij kouden 's zomers vrij warm; de quaestie is geleidelijkheid der afkoeling, en voldoende vochtigheid; ge zoudt nog anders kunnen zeggen, zoolang de schilderijen in natuurlijke gesteldheid bestonden, ging het hun goed. Ik hoor het bezwaar: kachels etc. kunnen niet in dégroote gebouwen die onze musea zijn. Zij zjjn veel moeilijker te hanteeren, en ze brengen meer brandgevaar mee. Dat beide' is wat het eerste aangaat juist, en wat het tweede aangaat half juist: er is meer brandgevaar; er kunnen dus schilderyen etc. door te loor gaan, maar zeker is, dat bij deze centrale verwarmingen, -we veel meer schilderijen, ongemerkt haast zullen verspelen; zóó zoetjesaan worden wij in het groot bestolen. En dan als groote musea een centrale verwar ming eisenen, dan deugen zij niet! Dan wordt er uitgegaan van het beginsel, dat de schilderijen er zijn voor de musea en voor de kunsthistorici, en dat is - ik schijn het te moeten zeggen onjuist. De schilderijen zijn No. l,'omdat de schoonheid No. l is. Daar moet alles naar geschikt worden. Het lauwe museum moet iets meer het kouwe museum dan worden, en bovenal dégroote bak beesten van musea moeten ontruimd worden; en gebruikt voor andere voorwerpen, die daar beter tegen kunnen. Het kleine museum, dat haast van zelf de omstandigheden kan nabootsen van het icoonhuis, van het vroegere woonhuis zeker, is onbetwijfelbaar gewenscht. Het museum is een vindplaats der schoonheid, en het functionneert in zijn tegenwoordigen staat, dikwijls als de slachtplaats daar van. Zoo juist verschenen i Tweeërlei Subjectiviteit Ontwerp eener , ,Centrale Philosophie'' door J. J. POORTMAN. Gebonden f 10.?. De uiteenzetting van een oorspronkelijk stelsel van wijsbegeerte in de Nederl. taal in critische aan sluiting bij de philosophie van prof. dr. G. Heymans. Haarlem, H D. Tjeenk Willink & Zoon. Ontvangen tijdschriften Indisch Extra Nummer van De'Zakenwereld. Deze extra-editie, die alle mogelijke wetens waardigheden vermeldt en een serie artikelen brengt van de hand der meest vooraanstaande lieden uit Indiëen het moederland, toont opnieuw aan hoe het Weekblad de Zakenwereld steeds tal van inte* ressante onderwerpen in den breede behandelt en meer dan ooit, onder de redactie van den heer Bauduin, aan de weetlustigheid van den zakenman tegemoet komt. > , HiiuuiiiiiiDuiiuii J. B* BENNER 6 ZOON | PIANOHANDEL DBN HAAG 97 N O O R D B IN D B l «.i. *'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl