De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 18 mei pagina 10

18 mei 1929 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

' K \ ! De beste REISLECTUUR is een deel uit de DAALDERS-EDITIE Prijsgebonden ia linnen band en met gekleurde kopsnede f 1,50 Elk deel b voorzien van een pakkend geïllustreerd omslag. No. I. OM PAPA'S PRINCIPE, door F. de Sinclair, 4de druk. 2. DE DRIE DAMES CNUSSEWINKEL, door Minca Verster-Bosch Reitz, 3de druk. ? 7. BARON SELDERIE, door F. de Sinclair, 3de druk. ?J 8. 'N SCHAT VAN'N VROUWdoor Minca Verster-Bosch, Reitz, 2de druk. 9. JANNEKE DE PIONIER STER, door Louise B.B., 3de druk. 11. HET JOODJE, door Carry van Bruggen, 3de druk. 13. HET LOON DER BRAVEN, door F. de Sinclair, 3de druk. 14. DE KRACH" VAN RENSWOUD, door F. de Sinclair, 3de druk, 15. GELDJAN,do.or Jaak Boonen 16. DE DRIEDUBBELE VROUW, door F. de Sinclair, 2de druk. 17. OLGA WARNATE'S SCHOENTJE VAN SLAN GENHUID, door Minca Verster-Bosch-Reitz, 18. EEN NAGELATEN BE KENTENIS, door Marcellus Emants, 2de druk. 19. EEN DROOMER TER HARINGVANGST, door Bernard Canter, 2de druk. 20. DE DOODE, door G. H. Priem, 2de druk. 21. EEN MISDEELDE, door Louise B.B., 2de druk., 23. FREULEKEN, door Herman Roelvink. 24. PENSION VINK, door F. de Sinclair. 25. ELVI RA EN DE KAPSTOK, door Herman Salomonson. 26. MRS. O. door Herman Roel vink. 27. LENTEWOLKEN door Herman Roelvink, 2de druk 28*29. DE GEBROEDERS KARAMAZOW door F. M. Dostojefski, 4de druk. 30-31. UIT SIBERIË, door F. M. Dostojefski, 2e druk. 32. HILLIGENLE I, door Gustav Frenssen, 5de druk. 33. DE DRIE GETROUWEN, door Gustav Frenssen, 4de druk. 34. JÖRN UHL, door Gustav Frenssen, 5de druk. 36. TOEN IK NOG JONG WAS, door Justus van Maurik, 3de druk.' 37. BEL AM I, door Guy de Maüpassant. 38. MACHTIG ALS DE DOOD, door Guy de Maüpassant. .39 DE BADPLAATS MONTORIOL, door Guy de Ma passant. 41. ONS HART, door Guy de Maüpassant. 42. PIET EN JAN, door Guy de Maüpassant. 49. DE GEDENKSCHRIFTEN VAN DEN WOUDSCHOOL MEESTER, door Peter R segger, 3de druk.50, ASJA, door I. S. Toergjenjef. ?51. DE EERLIJKE DIEF, DE KLEINE HELD, door F. M. Dostojefski. ' 52. DE,VIER DUIVELS, doof Herman Bang. 53. DE VREEMDE VROUW EN DE MAN ONDER HET BED, door F. M. Dostojefski. , Uitgaven Van VAN HOLKEMA AWARENDORF'i UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ AMSTERDAM. DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 MEI 1929 No. 2711 BRANDKASTEN STALEN EN HOUTEN KANTOORMEUBELEN hebben wij de grootste sorteering voorhanden. 4 Lips Brandkasten van ? 300?? 750 6 Chatwood 5 Milner 3 Carl Ade 150?800 150-?600 »» n n i» »» 100-,, 250 125-?400 200?,, 750 200?,, 400 3 Withers 9 Stephen Cox,, 2 Noppen 3 Kluisdeuren Lipse.a.,, 150?,, 250 1 Safe Kast met 62 loketten. Verder ± 100 kleine en groote Brandkasten van bekende fabrieken o.a. De Haas, Trousselot, Mosier, Cramer en Elsenburg, Pohlschröter van af . . .? 75 Stalen kwarto en folio Kasten van Blödner, Berloy, All steel, van af ? 85 en ? 95. Stalen Jalouziekasten, 1 en 2 deurige kasten voor archief van Cox and S on. Stalen Bureaux Ministre, Laatjes etc. Amerlk, Bureaux van af ? 85??200 Ministre,, 65?150 2-4en6persoons140tot400 Typetafels, Kaartenkasten. Loketkasten, Kasten met schuifdeuren, Boekenkasten, Schrijftafels van af/20. Moderne Bureaux Ministre van af ?65 en ? 85 Mahonie en andere Cylinder Bureaux, 2 RoyalNoiseless en rekenmachine, Cheque writers en adresseer machines, te veel om hier te melden. Verder alles op het gebied van Kantoormeubelen. KM A D UU ue Hoogstraat 1 IV W M f N,!, AM STER DAM Diécoupe, dat wil immers zeggen : uw costuum zóó prettig passend uw costuum zóó keurig afgewerkt costuum zóó chic van model Diécoupe: s Kreymborg coupe No. 2711 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 MEI 1929 EIUKNL1JK was dit zijn zondagschc naam. Al wisten ze allemaal in de stad, als ?z<> dezen bij geval te hooren kregen, heel goed wie er mee bedoeld was, toch waren er. buiten ons ontkiemende poëten, filosofen, haar- en artisten van 't penseel en van den notenbalk niet veel die hem zoo noemden. Voor den gixurten hoop der menschen was hij gewoonweg Jan Petrol. en als ?ze hem wilden belachelijk maken dan .wpraken ze ook wel van den Petrolzut, tien Chinees of den Mongool en som wijlen ook nog van de Stem-uit-het(«raf. In dat' ouwerwetsch. laag wtnkelke <»p den hoek van 't O ast huis vest je ?met boven de deur het rijmpje: Hij -l n n Bdtittt Verlinden Hier knni ye het bede vinden : hnapru. ijlazen^ wieken, iietrol. Hij doet d( liters yoed t-ol. woonde hij samen met een papegaai -;in een oude. dikke tante die zoo doof wa.s als een pot en een snuifneus had plat en breed als een grooten toen. 't Winkelke. met zijn lampen en lampkens voor alle goestingen en görieven. met zijn pyramieden kappen van blik, porcelein en karton, met ?y.ijn doozen vol wieken, glazen, bekken ;-iiz.. en met in den hoek, onder de trap. zijn vatt-n met het edele, ver lichtende vocht, was een gewoon kwalijk-riekend lampen- en petroltviiikelke. lijk er in die rustige, ongeelectriseerde dagen vóór den grooten ?oorlog, misschien wei honderdduzend 11- vinden waren. Maar 'daarom zaten in al die winkclkes geen Jan Saxofons te koefelen. Op verre na niet ! Men kon er «gerust ?op zweren, lijk hij. zoo was er maar JAN SAXOFON door A. THIRY Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door B. Kempen allemaal uit Amerika en al werd hy uit een en hetzelfde schip overge pompt, en zooala een wtjnkoopman doet met zijn wijnen, liet hij zich een schaaltje vol schenken, en proefde ervan en snoof eraan heel aandachtig om te weten of hij deugde. Er waren er wel die daar om lachten, maar daarvoor haalde hij medelijdend de schouders op. ..Wat weten ze ervan!" zei hij. ..Alleman kan toch geenen petrolneus hebben! Zeven smaken en reuken Kn hij maakte proza-gedichten op zijnen petrol, gaf daarop les in lampenphysiologie, sprak dan weer over de pierkes en de stal-lanteerns onder de menschen en geenen minuut stond zijn brommende doedelzak-stem nog stil II. Doch hoe kostelijk hij ook bezig kon zijn over zijn lampen en zijnen petrol. er was nog iets anders van tel in Jan zijn leven, iets waar hij nooit 't Was een kort. stevig ventje, met 4>iMi blinkond, kweepeergeel chineezen-' iiezicht waaruit een lange, zwartgeppkte mandarijnensnor neerpinde. Allijd was hij in 't zwart met een lang, blauw schort -vóór 't lijf en blauwe .m-iuwkens aan de voorarmen. en hij _ helde een beetje achterover met den kop ingetrokken, de kin vast en stijf togen d P borst gedrukt en de oogschelen als in gepeinzen, bijkans heelemaal toe. Hij was traag buitentuate en ft was steeds met de eendere, zal vond-plechtige pastoors-gebaren precies of 't iets heiligs was dat hij .mameerde, dat hij zijn klanten be diende van petrol, zijn schabbeii afstofte of achter zijn toogske zieke bekken van hun walm-neigingen te genezen zat. J)och al leek hij er nog zóó op. een :mekanikske was hij niet. Onder het kosterskollotjédat op zijn kalen, schedel plakt*-, zat er copie. En wat hij met zijn diepe, bibberende basatem. zoo ? op zijn eigen droge manier, zonder een half-toontje ver heffing of daling erin, b.v. op tien ?minuutjes tijd. aan zijn klanten wist uiteen te doen, dat zonnen de tien rapste koppen onder ons nog pp een heel week niet te samen. En niet alleen wist hij te vertellen van al die groote 'petrolvelden in Rusland on Amerika, van de torens n de fonteinen en hoe ze hem proper maakten ten gebruike der menschen, maar hij wist ook heel fijn wat goede petrol was en waar hij hem krijgen moest. ? ' Hij deed niet lijk de anderen die gewoonweg een kaartje naar Antwerpen zonden en de vaten met den bode lieten afkomen. Hij huurde bij Van Balen wagen en kar, reed er over Wllrijck mee naar het tank-veld aanfde Schelde en ging er zelf heel consciencieus zijn waar uit kiezen. Hij beweerde dat de petrol van tank tot ?tank verschilde, al kwam hij dan KEMPERS, moeten erin zynIn den heeleu Roeien moet er iets in zijn van ro/ewater. Als ik dat vind. dan zeg ik: top, doe maar zes vaten vol! Ja, ja, hu lacht ge, hè? Maar ge zult het wel zien. die zeven halen ze nog eens fa uitmalkander en dan maken ze er reuk werk .van voor défier madamekens !" Heel de geschiedenis van de ver lichting, hoe ze was bij de Romeinen en onder Karel den Groote, 'hij kende ze en hij kon er over vertellen en blijven vertellen. Maar 't liefst van alles sprak hij over den petrol. Als hij op 't kapitel geraakte over de ont dekking ervan, over wat de geleerden mededeelden omtrent die geweldige voorraden die daar diep, diep onder den grond in hun grotten wachtten ona aangeboord te worden en leeg te spuiten ten ónzen gerieve en profijt, dan werd hij zelf een beetje mystiek. Want hij zag daarin een vinger Gods. Van gas wilde hij niet hooren. , Zwijg er mij van!" sprak hij en stak werend zijn hand uit. Iets van den duvel is het: groen, koud, hard, valsch en treiterig. Zie maar naar de menschen die het thuis hebben. een wi »ordeke OV.T titste. Als 't geloop der petrol-klanten gedaan was .en daarbuiten in de blauwende schemering den bloei der lampen begon, duwde hij de kranen goed vast. schudde het houten kommeke met de ontvangen centenjin de toogla. stak een klein lampke aan vóór het Sint-Antoniusbeeld achter zijn toogske, waarna hij in 't schotelhuis onder de pomp zijn 'handen ging wasscheii eri zijn schort -en-mouwkens uitdoen. , ? , .«Na 't proza, de poezij '." sprak hij als hij zijn keuken binnenging. En na aan een hoekske van de tafel een kom koffie en wat boterhammen met bloedpens of f rut, die de dikke tante hem voorzette, te hebben binnen gespeeld, stak hij boven op het an tieke sécretairke de porceleinen lamp aan, trok zijn ladderzetelke en ook de kmk-met-den-papegaai in het licht ervan, en haalde voorzichtig zijn instrument xiit de schuif om een beetje te spelen. , 't Was een dikke, blinkend-koperen pijp, zoo iets lijk een saxofon, maar w'eïtwee keeren zoo lang, en daarbij zoo zwaar dat hij een soort leeren vlaggen-drager om zijn hals m<»est doen waar het kon inhangen. Muziek-kenners zegden dat het een serpent" was, iets uit den ouden tijd en dat op den dag van vandaag niet meer gemaakt werd. Vroeger toeterde men er gewoon in als in een trompet, maar aan dees ding hadden ze een mondstuk laten aanbrengen. met rietjes erin lijk bij een echten saxofon. Ook heette het dat het danig gemakkelijk te bespelen was en alzoo had men niet veel respect voor Jan zijn muziek. 't Instrument was 't eigendom van de Groote Kerk en Jan was hunnen betaalden speler. Als de processie uitging of als er een lijk moest worden afgehaald, dan moest hij met die koperen pijp vófu- den buik tusschen de twee rijen psalmodieerende pries ters in loopen en luid de te zingen psalmen blazen, ten einde hun onge schoolde stemmen samen- en op toon. te houden en ze een beetje te entraineeren. Hij deed dit nu al meer dan dertig jaar, kon al die psalmen wel al droo mend, zonder een foutje, blazen, en toch, iederen avond zette hij zich met zijn serpent onder de lamp, liet zijn oogschelen toevallen, blies zijn kaken op en speelde ze allemaal achter elkaar af. Eens op een fijnen na-zomerschen avond hadden wij op den Nethedijk achter 't Begijnhof, stil en angstigontroerd liggen kijken naar de wolken massa's opeengeblokt boven den wester-horizon en die bij zonne-daüng open-gloeiden tot roode, goud-gekopte walhalla's vol mysterie. ..Den Apokalyps !" had een onzer zich met een zucht laten ontvalle En dat enkele woordeke was genon. geweest om ons allemaal aan 't fantazeeren te brengen, dat de stukken er af vlogen. We lieten 't bezuingeschal der engelen &s-helmen, lieten de vier ruiters van achter dat rooden-gouden wolkgebergte te voorschijn steigeren, tooverden ons in de verpeerschende Nethevlakte een Laatste Oordeel voor oogen waarbij wij ons koud voelden worden en klein als ?mierkens. Hoe 't kwam weet ik niet meer, maar toon we na 't vergloeien ervan vandaar terugkeerden, nog steeds met Sint-Jan zijn geweldig visioen in de oogen en in d«.» ziel. waren wij al pratend' door ons wegdonkerende stadje aan "t zwerven gegaan en kwa men zoo. zonder het zelf goed te 'begrijpen, in het hiag-béhuisde Gastludsvestje uit. Kn daar, alsof het op ons had zitten wachten om- in klank weer te geven alles wat ons daar straks zoo beroerd en 'verrukt had. schalde er plots uit Jan zijn dun-Verlichte versterkens, een muziek op van forsche. telkens kort-afgebroken bazuinstooten, zoo geweldig en gebiedend-vernietigend, dat wij allen met den slag zwegen en rillend bleven staan. ' ,,Hoort eens! Is dat den ,.Die» m*<>" niet?" sprak er een verwonderd. Wij luisterden, herkenden het toen ook. Ja. dat was het. Doch nu geen sleepend, slaap-gcvend lieke, maar iets dat als rotsblokken op ons neer plofte, dat daarop ineenkromp tot een bibberend, angstig gekreun dat dwars door de ziel sneed, wegzakte in wanhoop en ontzetting, weer 'opgolfde in smeekend jammeren en klagen, om dan ten leste, moegeleden en moegestreden, in nederige overgave aan de genade van den Hoogsten Rechter, weg te ruisch'en. Daar straks, op den Nethedijk, hadden wij ons klein en miniem ge voeld als mierkens, maar nu, over rompeld en verpletterd onder het , romaansche geweld dezer primitieve 1 ' i (Vervolg op pag> 19) l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl