Historisch Archief 1877-1940
'
K
\
!
De beste REISLECTUUR
is een deel uit de
DAALDERS-EDITIE
Prijsgebonden ia linnen band en
met gekleurde kopsnede f 1,50
Elk deel b voorzien van een
pakkend geïllustreerd omslag.
No.
I. OM PAPA'S PRINCIPE, door
F. de Sinclair, 4de druk.
2. DE DRIE DAMES
CNUSSEWINKEL, door Minca
Verster-Bosch Reitz, 3de druk.
? 7. BARON SELDERIE, door
F. de Sinclair, 3de druk.
?J 8. 'N SCHAT VAN'N
VROUWdoor Minca Verster-Bosch,
Reitz, 2de druk.
9. JANNEKE DE PIONIER
STER, door Louise B.B., 3de
druk.
11. HET JOODJE, door Carry
van Bruggen, 3de druk.
13. HET LOON DER BRAVEN,
door F. de Sinclair, 3de druk.
14. DE KRACH" VAN
RENSWOUD, door F. de Sinclair,
3de druk,
15. GELDJAN,do.or Jaak Boonen
16. DE DRIEDUBBELE
VROUW, door F. de Sinclair,
2de druk.
17. OLGA WARNATE'S
SCHOENTJE VAN SLAN
GENHUID, door Minca
Verster-Bosch-Reitz,
18. EEN NAGELATEN BE
KENTENIS, door Marcellus
Emants, 2de druk.
19. EEN DROOMER TER
HARINGVANGST, door
Bernard Canter, 2de druk.
20. DE DOODE, door G. H.
Priem, 2de druk.
21. EEN MISDEELDE, door
Louise B.B., 2de druk.,
23. FREULEKEN, door Herman
Roelvink.
24. PENSION VINK, door F. de
Sinclair.
25. ELVI RA EN DE KAPSTOK,
door Herman Salomonson.
26. MRS. O. door Herman Roel
vink.
27. LENTEWOLKEN door
Herman Roelvink, 2de druk
28*29. DE GEBROEDERS
KARAMAZOW door F. M.
Dostojefski, 4de druk.
30-31. UIT SIBERIË, door F. M.
Dostojefski, 2e druk.
32. HILLIGENLE I, door Gustav
Frenssen, 5de druk.
33. DE DRIE GETROUWEN,
door Gustav Frenssen, 4de
druk.
34. JÖRN UHL, door Gustav
Frenssen, 5de druk.
36. TOEN IK NOG JONG WAS,
door Justus van Maurik, 3de
druk.'
37. BEL AM I, door Guy de
Maüpassant.
38. MACHTIG ALS DE DOOD,
door Guy de Maüpassant.
.39 DE BADPLAATS
MONTORIOL, door Guy de Ma
passant.
41. ONS HART, door Guy de
Maüpassant.
42. PIET EN JAN, door Guy de
Maüpassant.
49. DE GEDENKSCHRIFTEN
VAN DEN WOUDSCHOOL
MEESTER, door Peter R
segger, 3de
druk.50, ASJA, door I. S. Toergjenjef.
?51. DE EERLIJKE DIEF, DE
KLEINE HELD, door F. M.
Dostojefski. '
52. DE,VIER DUIVELS, doof
Herman Bang.
53. DE VREEMDE VROUW EN
DE MAN ONDER HET BED,
door F. M. Dostojefski.
, Uitgaven Van
VAN HOLKEMA AWARENDORF'i
UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ
AMSTERDAM.
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 MEI 1929
No. 2711
BRANDKASTEN
STALEN EN HOUTEN KANTOORMEUBELEN
hebben wij de grootste sorteering voorhanden.
4 Lips Brandkasten van ? 300?? 750
6 Chatwood
5 Milner
3 Carl Ade
150?800
150-?600
»»
n n
i» »»
100-,, 250
125-?400
200?,, 750
200?,, 400
3 Withers
9 Stephen Cox,,
2 Noppen
3 Kluisdeuren Lipse.a.,, 150?,, 250
1 Safe Kast met 62 loketten.
Verder ± 100 kleine en groote Brandkasten
van bekende fabrieken o.a. De Haas, Trousselot,
Mosier, Cramer en Elsenburg, Pohlschröter
van af . . .? 75
Stalen kwarto en folio Kasten van Blödner,
Berloy, All steel, van af ? 85 en ? 95.
Stalen Jalouziekasten, 1 en 2 deurige kasten
voor archief van Cox and S on.
Stalen Bureaux Ministre, Laatjes etc.
Amerlk, Bureaux van af ? 85??200
Ministre,, 65?150
2-4en6persoons140tot400
Typetafels, Kaartenkasten.
Loketkasten, Kasten met schuifdeuren,
Boekenkasten, Schrijftafels van af/20.
Moderne Bureaux Ministre van af ?65 en ? 85
Mahonie en andere Cylinder Bureaux, 2
RoyalNoiseless en rekenmachine, Cheque writers en
adresseer machines, te veel om hier te melden.
Verder alles op het gebied van Kantoormeubelen.
KM A D UU ue Hoogstraat 1
IV W M f N,!, AM STER DAM
Diécoupe, dat wil immers zeggen :
uw costuum zóó prettig passend
uw costuum zóó keurig afgewerkt
costuum zóó chic van model
Diécoupe: s Kreymborg coupe
No. 2711
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 MEI 1929
EIUKNL1JK was dit zijn
zondagschc naam.
Al wisten ze allemaal in de stad, als
?z<> dezen bij geval te hooren kregen, heel
goed wie er mee bedoeld was, toch
waren er. buiten ons ontkiemende
poëten, filosofen, haar- en artisten
van 't penseel en van den notenbalk
niet veel die hem zoo noemden.
Voor den gixurten hoop der menschen
was hij gewoonweg Jan Petrol. en als
?ze hem wilden belachelijk maken dan
.wpraken ze ook wel van den Petrolzut,
tien Chinees of den Mongool en som
wijlen ook nog van de
Stem-uit-het(«raf.
In dat' ouwerwetsch. laag wtnkelke
<»p den hoek van 't O ast huis vest je
?met boven de deur het rijmpje:
Hij -l n n Bdtittt Verlinden
Hier knni ye het bede vinden :
hnapru. ijlazen^ wieken, iietrol.
Hij doet d( liters yoed t-ol.
woonde hij samen met een papegaai
-;in een oude. dikke tante die zoo doof
wa.s als een pot en een snuifneus had
plat en breed als een grooten toen.
't Winkelke. met zijn lampen en
lampkens voor alle goestingen en
görieven. met zijn pyramieden kappen
van blik, porcelein en karton, met
?y.ijn doozen vol wieken, glazen, bekken
;-iiz.. en met in den hoek, onder de
trap. zijn vatt-n met het edele, ver
lichtende vocht, was een gewoon
kwalijk-riekend lampen- en
petroltviiikelke. lijk er in die rustige,
ongeelectriseerde dagen vóór den grooten
?oorlog, misschien wei honderdduzend
11- vinden waren.
Maar 'daarom zaten in al die
winkclkes geen Jan Saxofons te koefelen.
Op verre na niet ! Men kon er «gerust
?op zweren, lijk hij. zoo was er maar
JAN SAXOFON
door A. THIRY
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door B. Kempen
allemaal uit Amerika en al werd hy
uit een en hetzelfde schip overge
pompt, en zooala een wtjnkoopman
doet met zijn wijnen, liet hij zich een
schaaltje vol schenken, en proefde
ervan en snoof eraan heel aandachtig
om te weten of hij deugde.
Er waren er wel die daar om lachten,
maar daarvoor haalde hij medelijdend
de schouders op.
..Wat weten ze ervan!" zei hij.
..Alleman kan toch geenen petrolneus
hebben! Zeven smaken en reuken
Kn hij maakte proza-gedichten op
zijnen petrol, gaf daarop les in
lampenphysiologie, sprak dan weer over de
pierkes en de stal-lanteerns onder de
menschen en geenen minuut stond
zijn brommende doedelzak-stem nog
stil
II.
Doch hoe kostelijk hij ook bezig
kon zijn over zijn lampen en zijnen
petrol. er was nog iets anders van tel
in Jan zijn leven, iets waar hij nooit
't Was een kort. stevig ventje, met
4>iMi blinkond, kweepeergeel chineezen-'
iiezicht waaruit een lange,
zwartgeppkte mandarijnensnor neerpinde.
Allijd was hij in 't zwart met een lang,
blauw schort -vóór 't lijf en blauwe
.m-iuwkens aan de voorarmen. en hij
_ helde een beetje achterover met den
kop ingetrokken, de kin vast en stijf
togen d P borst gedrukt en de
oogschelen als in gepeinzen, bijkans
heelemaal toe. Hij was traag
buitentuate en ft was steeds met de eendere,
zal vond-plechtige pastoors-gebaren
precies of 't iets heiligs was dat hij
.mameerde, dat hij zijn klanten be
diende van petrol, zijn schabbeii
afstofte of achter zijn toogske zieke
bekken van hun walm-neigingen te
genezen zat.
J)och al leek hij er nog zóó op. een
:mekanikske was hij niet. Onder het
kosterskollotjédat op zijn kalen,
schedel plakt*-, zat er copie. En
wat hij met zijn diepe, bibberende
basatem. zoo ? op zijn eigen droge
manier, zonder een half-toontje ver
heffing of daling erin, b.v. op tien
?minuutjes tijd. aan zijn klanten wist
uiteen te doen, dat zonnen de tien
rapste koppen onder ons nog pp een
heel week niet te samen.
En niet alleen wist hij te vertellen
van al die groote 'petrolvelden in
Rusland on Amerika, van de torens
n de fonteinen en hoe ze hem proper
maakten ten gebruike der menschen,
maar hij wist ook heel fijn wat goede
petrol was en waar hij hem krijgen
moest. ? '
Hij deed niet lijk de anderen
die gewoonweg een kaartje naar
Antwerpen zonden en de vaten met
den bode lieten afkomen. Hij huurde
bij Van Balen wagen en kar, reed er
over Wllrijck mee naar het tank-veld
aanfde Schelde en ging er zelf heel
consciencieus zijn waar uit kiezen. Hij
beweerde dat de petrol van tank tot
?tank verschilde, al kwam hij dan
KEMPERS,
moeten erin
zynIn den heeleu
Roeien moet er
iets in zijn van
ro/ewater. Als ik dat vind.
dan zeg ik: top, doe
maar zes vaten vol!
Ja, ja, hu lacht ge, hè?
Maar ge zult het wel zien. die zeven
halen ze nog eens fa uitmalkander
en dan maken ze er reuk werk .van
voor défier madamekens !"
Heel de geschiedenis van de ver
lichting, hoe ze was bij de Romeinen
en onder Karel den Groote, 'hij kende
ze en hij kon er over vertellen en
blijven vertellen. Maar 't liefst van
alles sprak hij over den petrol. Als hij
op 't kapitel geraakte over de ont
dekking ervan, over wat de geleerden
mededeelden omtrent die geweldige
voorraden die daar diep, diep onder
den grond in hun grotten wachtten ona
aangeboord te worden en leeg te
spuiten ten ónzen gerieve en profijt,
dan werd hij zelf een beetje mystiek.
Want hij zag daarin een vinger Gods.
Van gas wilde hij niet hooren. ,
Zwijg er mij van!" sprak hij en
stak werend zijn hand uit. Iets van
den duvel is het: groen, koud, hard,
valsch en treiterig. Zie maar naar de
menschen die het thuis hebben.
een wi »ordeke
OV.T titste.
Als 't geloop der petrol-klanten
gedaan was .en daarbuiten in de
blauwende schemering den bloei der
lampen begon, duwde hij de kranen
goed vast. schudde het houten
kommeke met de ontvangen centenjin de
toogla. stak een klein lampke aan vóór
het Sint-Antoniusbeeld achter zijn
toogske, waarna hij in 't schotelhuis
onder de pomp zijn 'handen ging
wasscheii eri zijn schort -en-mouwkens
uitdoen. , ? ,
.«Na 't proza, de poezij '." sprak hij
als hij zijn keuken binnenging. En na
aan een hoekske van de tafel een kom
koffie en wat boterhammen met
bloedpens of f rut, die de dikke tante
hem voorzette, te hebben binnen
gespeeld, stak hij boven op het an
tieke sécretairke de porceleinen lamp
aan, trok zijn ladderzetelke en ook de
kmk-met-den-papegaai in het licht
ervan, en haalde voorzichtig zijn
instrument xiit de schuif om een beetje
te spelen. ,
't Was een dikke, blinkend-koperen
pijp, zoo iets lijk een saxofon, maar
w'eïtwee keeren zoo lang, en daarbij
zoo zwaar dat hij een soort leeren
vlaggen-drager om zijn hals m<»est
doen waar het kon inhangen.
Muziek-kenners zegden dat het een
serpent" was, iets uit den ouden
tijd en dat op den dag van vandaag
niet meer gemaakt werd. Vroeger
toeterde men er gewoon in als in een
trompet, maar aan dees ding hadden
ze een mondstuk laten aanbrengen.
met rietjes erin lijk bij een echten
saxofon. Ook heette het dat het danig
gemakkelijk te bespelen was en alzoo
had men niet veel respect voor Jan
zijn muziek.
't Instrument was 't eigendom van
de Groote Kerk en Jan was hunnen
betaalden speler. Als de processie
uitging of als er een lijk moest worden
afgehaald, dan moest hij met die
koperen pijp vófu- den buik tusschen
de twee rijen psalmodieerende pries
ters in loopen en luid de te zingen
psalmen blazen, ten einde hun onge
schoolde stemmen samen- en op toon.
te houden en ze een beetje te
entraineeren.
Hij deed dit nu al meer dan dertig
jaar, kon al die psalmen wel al droo
mend, zonder een foutje, blazen, en
toch, iederen avond zette hij zich met
zijn serpent onder de lamp, liet zijn
oogschelen toevallen, blies zijn kaken
op en speelde ze allemaal achter
elkaar af.
Eens op een fijnen na-zomerschen
avond hadden wij op den Nethedijk
achter 't Begijnhof, stil en
angstigontroerd liggen kijken naar de wolken
massa's opeengeblokt boven den
wester-horizon en die bij zonne-daüng
open-gloeiden tot roode, goud-gekopte
walhalla's vol mysterie.
..Den Apokalyps !" had een onzer
zich met een zucht laten ontvalle
En dat enkele woordeke was genon.
geweest om ons allemaal aan 't
fantazeeren te brengen, dat de stukken
er af vlogen. We lieten 't
bezuingeschal der engelen &s-helmen, lieten
de vier ruiters van achter dat
rooden-gouden wolkgebergte te voorschijn
steigeren, tooverden ons in de
verpeerschende Nethevlakte een Laatste
Oordeel voor oogen waarbij wij ons
koud voelden worden en klein als
?mierkens.
Hoe 't kwam weet ik niet meer,
maar toon we na 't vergloeien ervan
vandaar terugkeerden, nog steeds met
Sint-Jan zijn geweldig visioen in de
oogen en in d«.» ziel. waren wij al
pratend' door ons wegdonkerende
stadje aan "t zwerven gegaan en kwa
men zoo. zonder het zelf goed te
'begrijpen, in het hiag-béhuisde
Gastludsvestje uit.
Kn daar, alsof het op ons had zitten
wachten om- in klank weer te geven
alles wat ons daar straks zoo beroerd
en 'verrukt had. schalde er plots uit
Jan zijn dun-Verlichte versterkens,
een muziek op van forsche. telkens
kort-afgebroken bazuinstooten, zoo
geweldig en gebiedend-vernietigend,
dat wij allen met den slag zwegen en
rillend bleven staan. '
,,Hoort eens! Is dat den ,.Die»
m*<>" niet?" sprak er een verwonderd.
Wij luisterden, herkenden het toen
ook. Ja. dat was het. Doch nu geen
sleepend, slaap-gcvend lieke, maar
iets dat als rotsblokken op ons neer
plofte, dat daarop ineenkromp tot
een bibberend, angstig gekreun dat
dwars door de ziel sneed, wegzakte in
wanhoop en ontzetting, weer
'opgolfde in smeekend jammeren en
klagen, om dan ten leste, moegeleden
en moegestreden, in nederige overgave
aan de genade van den Hoogsten
Rechter, weg te ruisch'en.
Daar straks, op den Nethedijk,
hadden wij ons klein en miniem ge
voeld als mierkens, maar nu, over
rompeld en verpletterd onder het
, romaansche geweld dezer primitieve
1 ' i
(Vervolg op pag> 19)
l