De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 18 mei pagina 4

18 mei 1929 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

f I 't AMERIKAANSCHE NEGERVRIENDEN IN een interview met een correspondent van de Manchester Guardian 1) maakte Carl Van Vechten, de schrijver van Nigger-Heaven", eenige interessante opmerkingen over den tegenwoordigen stand van het Neger- vraagstuk in de Vereenigde Staten. Hy" gaf namelijk als zijn overtui ging te kennen, dat de tegenwoordige Neger-mode in Nieuw-York de voorloopster is van een grooten tijd voor de Negerkunst in Amerika. Binnen vijftig jaren zouden de kunst en de literatuur der Negers iets zyn, waarmee de wereld rekening zal moeten houden. Tegenwoordig is de belangstelling in hun werk al heel groot, en Neger-schrijvers en schilders worden in de betere kringen welkom geheeten. De kunst heeft de gekleurde Amerikanen gere habiliteerd. Tien jaren geleden was het voor een Neger heel moeilijk iets gepubliceerd te krijgen; tegenwoordig is het in Nieuw-York gemakkelijke^ een uitgever voor je boek te vinden als je een Neger bent, dan als blanke. Natuurlijk is die rehabilitatie maar betrekkelijk, en Van Vechten was dan ook zoo voorzichtig er aan toe te voegen, dat vooral in de Zuidelijke Staten de toestand voor den Neger nog vrijwel onveranderd is. Zijn woorden zouden anders een wel wat al te optimistisch beeld van een der som berste en moeilijkste problemen der Vereenigde Staten gegeven hebben ! Maar dat er een kentering in de houding van het publiek moet hebben plaats gehad, wie, die kennis neemt van de nieuwe Ame rikaansche literatuur zou dit kunnen loochenen? Deze kentering komt, zooals Van Vechten aanstip te, den velen Neger-schrijvers ten goede, wier werk blijkbaar bizonder populair is, en dat trouwens dikwijls gemakkelijk de vergelijking met het werk van andere schrijvers kan doorstaan. Elders hebben wij nu en dan op door Negers geschreven romans gewezen ; in dit artikel wilden we de aandacht op eenige boeken van blanke Amerikanen ves tigen, die een ander gevolg van de kentering laten zien ; boeken, waaruit niet alleen een grootere waardeering van den Neger spreekt, maar (en dit is al bizonder teekenend voor onzen tjjd) waarin die waardeering soms overgaat in verheerlijking en idealiseering. Wy kunnen beginnen met twee door een zuiver blan ken Amerikaan geschreven enthousiaste bewondering van boeken, beide vul en liefde voor den Neger: John W. Vandercook's Tom-Tom (1P26) en Black Majesty (1928). , Volgens de uitgevers was de schrijver er als jonge journalist getuige van hoe een Neger ge lyncht werd. Dit was het begin van zijn belang stelling voor het Negerprobleem. Hij is toen met zyn vrouw naar allerlei door Negers bewoonde landen gegaan; héft daar onder hen gewoond en er studie" van gemaakt. Die studie zou voor ons van veel meer belang zijn, indien de schrijver de daarvoor noodige wetenschappelijke opleiding had gehad. Nu moeten zijn boeken, hoe goed ook bedoeld, onbetrouwbare amateursuitstapjes blijven. zonder beteekenis voor den wetenschappelijken onderzoeker. Tom-Tom behandelt de Boschnegers in ons Suriname. In een bespreking in De West- Indische Gids (9de Taarg. 1927/1928) werd er de aandacht op gevestigd, dat het gedeelte, dat de niet door Vandercook zelf bezochte stammen behandelt grove onjuistheden" bevat, en toont, dat de bestaande beschrijvingen hem ook niet bekend zijn." De schrijver van het artikel neemt evenwel aan, dat, wat Vandercoock over de door hem met een ambtenaar bij de Surihaamsche Boschpolitie 1) Manchester Guardian W. E- 23 Nov. '28.' Kunstzaal van Lier Rokin 126 <?Amsterdam* «i, ' ? . . , ? i Oaataraoha & Europeesche antiquiteiten Oudt an Moderne schilderijen en plastieken Nagarfcunat & Ethnographlca door Dr. A. Perdeck Vandercook bij de hut van een boschneger persoonlijk bezochte stammen zegt, Wel met de feiten overeen zal komen 2) Hoe ver het boek dus betrouwbaar is, is voor buitenstaanders niet ? uit te maken. Maar afgezien hiervan blijft er genoeg over om het tot een belangwekkende reisbeschrij ving te maken. Wij krijgen een zeer levendige voorstelling van het Surinaamsche oerwoud en aardige, typeerende tafereeltjes van het dagelijksche leven der Negers. Het is alles geschreven in den geest van een Rousseauistisch romantisme. dat de meesten van ons al lang achter den rug hebben. Hier hebben we een Noord-Amerikaan van blanke afkomst, die den Neger idealiseert, zooals vroeger de Roodhuiden geïdealiseerd werden. Al is materieel het leven van den Neger uiterst eenvoudig en vaak moeizaam, geestelijk leeft hij volgens Vandercook in een paradijs, waardoor de schrijver tot de conclusie komt, dat het leven der Boschnegers in het diepste wezen veel gelukki ger is, dan dat van den beschaafden blanke. Do Negers stelen niet; zij moorden niet; zij be zitten niets persoonlijk en kennen dus geen der treurige gevolgen van privaat-bezit en handels geest. Zy' zijn zich hun waardigheid bewust en wenschen niets van de blanken over te nemen. Zij houden van kleuren, zooals kinderen en kunste naars er van houden. Maar het oerwoud is vol van de heldere kleuren der vlinders en bloemen, dus is er maar weinig gekleurd katoen noodig. Voor hen. die, zooals de meeste menschen gelooven, dat de primitieven kinderlijke dwazen zijn, is het vreemd, dat de Boschnegers geen van de modeartikelen van de stad hebben overgenomen; geen hoeden. of kralen of aardige kleeren. Hun geschiedenis is ?van het begin af er een geweest van een zich harts?tochtelyk vasthouden aan hun ideaal van absoFlute onafhankelijkheid, zoowel in materieel als in geestelijk opzicht." *" . Even idealiseerend is Vander coock in zijn, het vorige jaar versche nen, Black Majesty» dat de biographii1» van Henry Christophe, den Neger koning van Haïti, beweert te geven. Men springt tegenwoordig eenigszins zonderling met de wporden biographie en geschiedenis om;, ,Black Ma j esty'' behoort tot dat soort emotioneele en anecdotische geschiedschrijving, dat ons in de laatste jaren uit het werk van verschillende Europeesche zoo wel als Amerikaansche schrijvers bekend is. Aan zoo'n populariseering van een wetenschap 'is natuurlijk altyd een groot gevaar verbonden, en Vandercook ontkomt daar niet aan. Allerlei twijfelachtige anecdoten en overleveringen wórden in zyn boek op dezelfde wijze behandeld als geschiedkundig vaststaande feiten. zoodat de lezer tenslbtte niet meer weet which is which. Afgezien van de betrouwbaarheid heef t het boek wel zijn goede zijde. Er komen hier en daar, net als in Torn- Torn, bi zonder goed vertelde episoden in voor, zooals bij voorbeeld de beschrijving van den Voedoe-dans op den avond vóór den opstand. Dit heele derde hoofdstuk is goed. Julia Peterkin In dit boek wordt het enthousiasme van Van dercook van een twijfelachtig gehalte. Alles bij elkaar kunnen we toch in deze Negers, keizers, koningen en presidenten van het eiland, niet meer zien dan nog maar erg primitief denkende en hande lende menachen, wier nabootsing van Europeesche hofgewoonten eenvoudig grotesk en wier wreed heid tegenover eigen rasgenooten niets onderdeed voor de wreedheid hunner blanke belagers. Des te merkwaardiger is het evenwel, dat een blanke Amerikaan, iemand dus uit het land van het grootste rassenvooroordeel tegenover de Negers, zulk een sterke bewondering voor de vroegere leiders van het eiland aan den dag legt. Iets van die bewondering deelt zich, te recht of ten onrechte, aan den lezer mede, en zoo zal dit boek, dat op bizonder fraaie wijze is uitgegeven en geïllustreerd, den Neger van de Vereenigde Staten in hun strijd om waardeering van nut zijn. l ** * In de bovengenoemde boeken is het de min of meer primitieve Neger buiten de Vereenigde Staten, die de bewondering van den blanken auteur oogst. In de laatste jaren verschijnen er ook telkens boeken, die den plantage-Neger uit de. zuidelijke Staten op even liefdevolle wijze behandelen. We mogen volstaan er hier op n te wijzen, dat om verschillende redenen onze aandacht waard is. Black April verscheen in 1927. De schrijfster van dezen roman, Mevrouw Julia Peterkin, is de vrouw van een planter in Zuid-Carolina en de ge beurtenissen, waaruit het verhaal is opgebouwd, zijn in hoofdzaak de herinneringen van wat deze vrouw daar gedurende meer dan een kwart eeuw onder de Negers van de plantage gezien en gehoord heeft. Zij is een gestudeerde vrouw en is eenigen tijd als onderwijzeres werkzaam geweest. Merk waardig is haar bekentenis aan een der reporters, . die haar naar aanleiding van haar succes met haar eersten roman kwam opzoeken: Ik ben eigenlijk heelemaal geen schrijfster. Ik ben een huisvrouw, een moeder. Ik houd er van met mijn handen te werken in de keuken, in myn tuin. Ik houd er van paard te rijden, te jagen, poker'te spelen, te praten. Voor sommige menschen is schrijven een kunst, veronderstel ik, maar ik heb er nooit tijd voor gehad. Het leven is zooveel belangwekkender, en pas in de laatste jaren heb ik wat geschreven." En toen de journalist terecht vroeg, waarom ze dan toch schreef, antwoordde zij: ,,Ik weet niet, of ik hét u vertellen kan of niet. U zou er om kunnen lachen, het niet gelooven. Ik schrijf," hier aarzelde ze even, om'de'dingen, die me hinderen kwijt te raken. Ik weet, dat u dit merkwaardig voor moet komen, maar het is toch de reden. Op de plantage sta ik heel dicht bij het leven. Het is overal rondom eenige honderdtallen Negers. Het is hun leven, dat ik ken. Ik heb ziekte gezien en dood, bijgeloof en waanzin en hartstocht. Mijn oogen hebben vreeselyke dingen gezien, veelellende. En deze dingen zijn me bijgebleven en hebben me van streek gemaakt. Ik moest er van verlost worden, en dus heb ik ze opgeschreven. Wie het boek gelezen heeft zal begrijpen, dat er in deze woorden niets aanstellerigs is, dat deze Freudiaansche ver klaring integendeel heel aannemelijk moet worden genoemd. Als het beeld, dat deze roman ons van de plantageNegers geeft waarheid bevat (en te oordeelen naar de Amerikaansche bladen, die wy er over lazen, schynen de kenners van het Zuiden daar van overtuigd te zijn) hoeft men nog geen overgevoelig mensch te zijn om er diep door te worden aange grepen, door te worden van streek gebracht. Wat 'n omgeving voor een sensitieve, Welopgevoede vrouw ! Wij vergeten het zoo licht, dat de slaverny in, de Vereenigde Staten pas zeventig jaar i geleden is opgeheven en dat er nog honme 2) Inmiddels hebben wij van den betousten ambte naar een brief Ontvangen, waaruit blijkt, dat ook dit gedeelte van het boek hoogst onbetrouwbaar ia. SCHAKEL ' WEIUGEWEG 1»-1?«AMSTERQAM Kleermakerij Bij ons verkrijgbaar N. R. V. MONTA SCHOENEN A/o. GROENE AMSTERDAMMER VAN l9 MEI 1929 derdduizenden Negers zijn, wier leven door den vooruitgang niet ia veranderd. Wel begint zich juist in onzen tijd ook in de Zuidelijke Sta ten veel te wijzigen, maar het loopt nog niet zoo'n vaart met the new South" en al is de eman cipatie ook van die Negers nog maar een kwestie van tijd, zij vordert nog maar langzaam. Zoo krijgen we in dit boek een kyk op menschen, die nog driekwart in de gedachtenwereld hunner Af rikaansche grootouders leven, en wier enthousiast christelijk geloof vermengd is met het vreemdste bijgeloof. Mevrouw Peterkin vermeldt tientallen van die bygeloovigheden, ja, het is duidelijk, dat het doen en denken van deze Negers er geheel door beheerscht wordt. En dan is er hun sexueele leven, dat zich op de meest primitieve en naïve wijze uit. De familierelaties zijn dientengevolge in hooge mate verward. De vruchtbaarheid van het land wordt in het menschenleven weerspiegeld. Oom Isaac, een zeer gewichtige persoonlijkheid, die nog oude verhalen uit Afrika kent, heeft niet minder dan twee-en-vijftig kinderen in het leven. Kortom we krijgen hier den Neger, zooals alleen het Zuiden hem, kent en die een merkwaardig contrast vormt met zijn geëmancipeerde rasgenooten uit de steden, met de musici en schrijvers, die ons ook in Europa elk jaar meer bezoeken. Het boek is een aaneenrijging van instantaneetjes; de sombere gebeurtenissen wisselen telkens af met tooneeltjes, waarin het kostelijke ge\oel voor humor, waarvoor de Negers zoo bekend zijn, tot zijn recht komt. Zooals zoovele Amerikaansche romans, dankt het zijn belangrijkheid aan de leven dige beschrijving van personen en toestanden, terwijl de karakteriseering zwak is en er niet veel diepte in zit. Toch blijft het beeld van den hoofd persoon, Black April, bij; van dezen zwarten potentaat, die daar voor de bijna altijd afwezige blanke bezitters de uitgestrekte plantage op de meest absolutistische wijze beheert- Hij is een van die zwarte reuzen, die kenners van het Negerras ons wel meer teekenen: een man met gevaarlijke hartstochten maar tevens met een ruim hart. Uit de beschrijving van dit alles spreekt duidelijk de liefde van de schrijfster voor al deze groote zwarte kinderen. Geen woord geeft uiting aan superiofcteitsgevoel; in deze were.ld bestaat er geen Neger probleem; er zijn alleen maar heel merkwaardige zwarte menschen met een heel merkwaardige levenswijze. Mevrouw Peterkih's roman zal vour geen enkelen planter, zelfs al zou hij lid van den KuKlux-Klan zijn, iets aanstootelijks hebben. Hij kan heel goed van een Nigger houden, als het maar geen Negro is. Niet over den zwarten plantagearbeider ontsteekt hij in toorn, maar over den Neger in de steden, die zich de.gelijke van den blanke waant. Uit den aanhef van dit artikel blijkt dat niet iedere Amerikaan het met zoo'n houding eens is; dat in Nieuw-York althans de geëmanci peerde Neger belangstelling en waardeering van de zijde zijner blanke medeburgers ondervinden ?kan. Meer dan eenig ander boek heeft Carl Van Vechten's Nigger Heaven de aandacht van de Engelsch lezende wereld buiten de Vcrecnigde Staten op deze kentering gevestigd. Hier zijn we midden in hét Neregprobleem; hier gaat het niet meer over gedweeëzwarte landarbeiders, maar over gevoelige, denkende, welopgevoede menschen, die zich alleen door hun huidskleur van de anderen gescheiden voelen, wier superioriteit zij in genen' deele kunnen erkennen. Hier zien wij de Negers in hun Nieuw-York, in Harlem, met zijn prachtige straten, zijn vertier en vermaak, een stad bijna zoo groot als Rome," zooals een van Van. Vechten's figuren enthousiast uitroept. We worden er in dezen roman weer aan herinnerd hoe deze Neger stad door een pénétration pacifique is ontstaan, die wat snelheid en grondigheid betreft wel ner gens haar weerga zal vinden. De roman speelt in het milieu van jonge gekleur de intellectuelen; een er vani Byron Kasson, is de hoofdpersoon. Slap van karakter laat hij zich door allerlei bevliegingen heen n weer drijven en komt hij maar niet tot ernstig werk. Zijn onbe stendig en prikkelbaar humeur bederft ook zijn verhouding tot de sympathieke Mary Love; dan zoekt hij. weer afleiding in de cabarets» waar zoovele jonge Negers onder de opwindende en de hun zoo verwante jazz-muziek het leed van den dag komen vergeten. Tenslptte wordt Byron be trokken in een schietpartij en valt hij, hoewel onschuldig, in de handen der politiie. De intrige is mager genoeg, zooals men ziet. Bet grootste gedeelte van den roman wordt door den dialoog De pet van vier ton Teekening voor nd& Groene Amterdammer" dom L. J. Jordaan De keol ui vervangen worden door een vouwbair hoofddeksel. Het laken, dit "£ vMttandtn !?. i. u.rkMhtmet een verlies van f 438 260. D« MlnUter van Detentie verklaart, dat het nieuwe model aan dMichvan f netheid ^enulterljic voorkomen aan Nederlandsche militairen te stellen zal voldoen. De verrukte milicien: Nooit geweten, dat het gouvernement zoo'n prijs op mijn hoofd zou stellen" in beslag genomen. En hier is Van Vechten weer, , net als in zijn andere romans, op zijn beat. Spran kelend en geestig, vol afwisseling en altijd interes sant. Het zijn ook die gesprekken, die ons het meest van hét leven dezer donkere Amerikanen vertellen. En altijd is daar weer het Probleem. Als Van Vechten's intellectueelen een poosje bij elkaar zijn, komt het gesprek vast en zeker op ver nederingen, die ze hebben moeten verduren, "en allerlei oplossingen die ns de toekomst kan brengen.'Hier maken we ook van nabij kennis met een kwestie, die sociologen bezig houdt: het ongemerkt overgaan van zwart _ bloed in de blanke samenleving, going white", zooals dat heet. Men weet, dat ook menschen, die wij in Europa soms voor typisch Amerikaansch houden, tot de Negers gerekend kunnen worden. Dat zijn de near-whites," de menschen met een vrijwel blanke huidi En sommige van die near-whites" geven hun vrienden hun voornemen te kennen van going white," d.w.z., dat ze met een blanke vrouw gaan trouwen om aldus in de blanke be volking op te gaan en een einde te maken aan hun misère. . Wie wat meer van dit vraagstuk wil weten kan niet beter doen, dan dezen vlot geschreven roman te lezen; in het betrekkelijk kleine bestek worden alle zijden van dit toch zoo veelzijdige probleem door den schrijver aangestipt, niet alleen zonder vooroordeel maar op een wijze, die duidelijk van warme genegenheid spreekt. >Ti BRANDBLUSSCHER JL HOLLANDIA 0=6 SPANJAARD&C5 FABRIEK ESPAKIA UTRECHT t \ i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl