Historisch Archief 1877-1940
f
I
't
AMERIKAANSCHE NEGERVRIENDEN
IN een interview met een correspondent van
de Manchester Guardian 1) maakte Carl Van
Vechten, de schrijver van Nigger-Heaven", eenige
interessante opmerkingen over den
tegenwoordigen stand van het Neger- vraagstuk in de
Vereenigde Staten. Hy" gaf namelijk als zijn overtui
ging te kennen, dat de tegenwoordige Neger-mode
in Nieuw-York de voorloopster is van een grooten
tijd voor de Negerkunst in Amerika. Binnen vijftig
jaren zouden de kunst en de literatuur der Negers
iets zyn, waarmee de wereld rekening zal moeten
houden. Tegenwoordig is de belangstelling in hun
werk al heel groot, en Neger-schrijvers en schilders
worden in de betere kringen welkom geheeten.
De kunst heeft de gekleurde Amerikanen gere
habiliteerd. Tien jaren geleden was het voor een
Neger heel moeilijk iets gepubliceerd te krijgen;
tegenwoordig is het in Nieuw-York gemakkelijke^
een uitgever voor je boek te vinden als je een
Neger bent, dan als blanke.
Natuurlijk is die rehabilitatie maar betrekkelijk,
en Van Vechten was dan ook zoo voorzichtig er
aan toe te voegen, dat vooral in de Zuidelijke
Staten de toestand voor den Neger nog vrijwel
onveranderd is. Zijn woorden zouden anders een
wel wat al te optimistisch beeld van een der som
berste en moeilijkste problemen der Vereenigde
Staten gegeven hebben ! Maar dat er een kentering
in de houding van het publiek moet hebben plaats
gehad, wie, die kennis neemt van de nieuwe Ame
rikaansche literatuur zou dit kunnen loochenen?
Deze kentering komt, zooals Van Vechten aanstip
te, den velen Neger-schrijvers ten goede, wier
werk blijkbaar bizonder populair is, en dat trouwens
dikwijls gemakkelijk de vergelijking met het werk
van andere schrijvers kan
doorstaan. Elders hebben wij
nu en dan op door Negers
geschreven romans gewezen ;
in dit artikel wilden we de
aandacht op eenige boeken
van blanke Amerikanen ves
tigen, die een ander gevolg
van de kentering laten zien ;
boeken, waaruit niet alleen
een grootere waardeering van
den Neger spreekt, maar (en
dit is al bizonder teekenend
voor onzen tjjd) waarin die
waardeering soms overgaat
in verheerlijking en
idealiseering.
Wy kunnen beginnen met
twee door een zuiver blan
ken Amerikaan geschreven
enthousiaste bewondering
van
boeken, beide vul
en liefde voor den
Neger: John W. Vandercook's Tom-Tom (1P26) en
Black Majesty (1928). ,
Volgens de uitgevers was de schrijver er als
jonge journalist getuige van hoe een Neger ge
lyncht werd. Dit was het begin van zijn belang
stelling voor het Negerprobleem. Hij is toen met
zyn vrouw naar allerlei door Negers bewoonde
landen gegaan; héft daar onder hen gewoond en
er studie" van gemaakt. Die studie zou voor
ons van veel meer belang zijn, indien de schrijver
de daarvoor noodige wetenschappelijke opleiding
had gehad. Nu moeten zijn boeken, hoe goed ook
bedoeld, onbetrouwbare amateursuitstapjes blijven.
zonder beteekenis voor den wetenschappelijken
onderzoeker.
Tom-Tom behandelt de Boschnegers in ons
Suriname. In een bespreking in De West- Indische
Gids (9de Taarg. 1927/1928) werd er de aandacht
op gevestigd, dat het gedeelte, dat de niet door
Vandercook zelf bezochte stammen behandelt
grove onjuistheden" bevat, en toont, dat de
bestaande beschrijvingen hem ook niet bekend
zijn." De schrijver van het artikel neemt evenwel
aan, dat, wat Vandercoock over de door hem met
een ambtenaar bij de Surihaamsche Boschpolitie
1) Manchester Guardian W. E- 23 Nov. '28.'
Kunstzaal van Lier
Rokin 126 <?Amsterdam*
«i, ' ? . . , ? i
Oaataraoha & Europeesche antiquiteiten
Oudt an Moderne schilderijen en plastieken
Nagarfcunat & Ethnographlca
door Dr. A. Perdeck
Vandercook bij de hut van een boschneger
persoonlijk bezochte stammen zegt, Wel met de
feiten overeen zal komen 2) Hoe ver het boek dus
betrouwbaar is, is voor buitenstaanders niet ? uit
te maken. Maar afgezien hiervan blijft er genoeg
over om het tot een belangwekkende reisbeschrij
ving te maken. Wij krijgen een zeer levendige
voorstelling van het Surinaamsche oerwoud en
aardige, typeerende tafereeltjes van het
dagelijksche leven der Negers. Het is alles geschreven in
den geest van een Rousseauistisch romantisme.
dat de meesten van ons al lang achter den rug
hebben. Hier hebben we een Noord-Amerikaan
van blanke afkomst, die den Neger idealiseert,
zooals vroeger de Roodhuiden geïdealiseerd werden.
Al is materieel het leven van den Neger uiterst
eenvoudig en vaak moeizaam, geestelijk leeft hij
volgens Vandercook in een paradijs, waardoor
de schrijver tot de conclusie komt, dat het leven
der Boschnegers in het diepste wezen veel gelukki
ger is, dan dat van den beschaafden blanke.
Do Negers stelen niet; zij moorden niet; zij be
zitten niets persoonlijk en kennen dus geen der
treurige gevolgen van privaat-bezit en handels
geest. Zy' zijn zich hun waardigheid bewust en
wenschen niets van de blanken over te nemen. Zij
houden van kleuren, zooals kinderen en kunste
naars er van houden. Maar het oerwoud is vol van
de heldere kleuren der vlinders en bloemen, dus
is er maar weinig gekleurd katoen noodig. Voor hen.
die, zooals de meeste menschen gelooven, dat de
primitieven kinderlijke dwazen zijn, is het vreemd,
dat de Boschnegers geen van de modeartikelen
van de stad hebben overgenomen; geen hoeden.
of kralen of aardige kleeren. Hun geschiedenis is
?van het begin af er een geweest van een zich
harts?tochtelyk vasthouden aan hun ideaal van
absoFlute onafhankelijkheid, zoowel in
materieel als in geestelijk opzicht."
*" . Even idealiseerend is Vander
coock in zijn, het vorige jaar versche
nen, Black Majesty» dat de biographii1»
van Henry Christophe, den Neger
koning van Haïti, beweert te geven.
Men springt tegenwoordig eenigszins
zonderling met de wporden biographie
en geschiedenis om;, ,Black Ma j esty''
behoort tot dat soort emotioneele en
anecdotische geschiedschrijving, dat
ons in de laatste jaren uit het werk
van verschillende Europeesche zoo
wel als Amerikaansche schrijvers
bekend is. Aan zoo'n populariseering
van een wetenschap 'is natuurlijk
altyd een groot gevaar verbonden, en
Vandercook ontkomt daar niet aan.
Allerlei twijfelachtige anecdoten en
overleveringen wórden in zyn boek
op dezelfde wijze behandeld als
geschiedkundig vaststaande feiten.
zoodat de lezer tenslbtte niet meer
weet which is which. Afgezien van
de betrouwbaarheid heef t het boek wel zijn goede
zijde. Er komen hier en daar, net als in Torn- Torn, bi
zonder goed vertelde episoden in voor, zooals bij
voorbeeld de beschrijving van den Voedoe-dans
op den avond vóór den opstand. Dit heele derde
hoofdstuk is goed.
Julia Peterkin
In dit boek wordt het enthousiasme van Van
dercook van een twijfelachtig gehalte. Alles bij
elkaar kunnen we toch in deze Negers, keizers,
koningen en presidenten van het eiland, niet meer
zien dan nog maar erg primitief denkende en hande
lende menachen, wier nabootsing van Europeesche
hofgewoonten eenvoudig grotesk en wier wreed
heid tegenover eigen rasgenooten niets onderdeed
voor de wreedheid hunner blanke belagers. Des te
merkwaardiger is het evenwel, dat een blanke
Amerikaan, iemand dus uit het land van het
grootste rassenvooroordeel tegenover de Negers,
zulk een sterke bewondering voor de vroegere
leiders van het eiland aan den dag legt. Iets van
die bewondering deelt zich, te recht of ten onrechte,
aan den lezer mede, en zoo zal dit boek, dat op
bizonder fraaie wijze is uitgegeven en geïllustreerd,
den Neger van de Vereenigde Staten in hun strijd
om waardeering van nut zijn.
l ** *
In de bovengenoemde boeken is het de min of
meer primitieve Neger buiten de Vereenigde
Staten, die de bewondering van den blanken auteur
oogst. In de laatste jaren verschijnen er ook telkens
boeken, die den plantage-Neger uit de. zuidelijke
Staten op even liefdevolle wijze behandelen. We
mogen volstaan er hier op n te wijzen, dat
om verschillende redenen onze aandacht waard
is. Black April verscheen in 1927. De schrijfster
van dezen roman, Mevrouw Julia Peterkin, is de
vrouw van een planter in Zuid-Carolina en de ge
beurtenissen, waaruit het verhaal is opgebouwd,
zijn in hoofdzaak de herinneringen van wat deze
vrouw daar gedurende meer dan een kwart eeuw
onder de Negers van de plantage gezien en gehoord
heeft. Zij is een gestudeerde vrouw en is eenigen
tijd als onderwijzeres werkzaam geweest. Merk
waardig is haar bekentenis aan een der reporters,
. die haar naar aanleiding van haar succes met haar
eersten roman kwam opzoeken: Ik ben eigenlijk
heelemaal geen schrijfster. Ik ben een huisvrouw,
een moeder. Ik houd er van met mijn handen te
werken in de keuken, in myn tuin. Ik houd er van
paard te rijden, te jagen, poker'te spelen, te praten.
Voor sommige menschen is schrijven een kunst,
veronderstel ik, maar ik heb er nooit tijd voor
gehad. Het leven is zooveel belangwekkender, en
pas in de laatste jaren heb ik wat geschreven."
En toen de journalist terecht vroeg, waarom ze
dan toch schreef, antwoordde zij: ,,Ik weet niet, of
ik hét u vertellen kan of niet. U zou er om kunnen
lachen, het niet gelooven. Ik schrijf," hier aarzelde
ze even, om'de'dingen, die me hinderen kwijt te
raken. Ik weet, dat u dit merkwaardig voor moet
komen, maar het is toch de reden. Op de plantage
sta ik heel dicht bij het leven. Het is overal rondom
eenige honderdtallen Negers. Het is hun
leven, dat ik ken. Ik heb ziekte
gezien en dood, bijgeloof en waanzin
en hartstocht. Mijn oogen hebben
vreeselyke dingen gezien, veelellende.
En deze dingen zijn me bijgebleven
en hebben me van streek gemaakt.
Ik moest er van verlost worden, en
dus heb ik ze opgeschreven. Wie het
boek gelezen heeft zal begrijpen, dat
er in deze woorden niets
aanstellerigs is, dat deze Freudiaansche ver
klaring integendeel heel aannemelijk
moet worden genoemd. Als het beeld,
dat deze roman ons van de
plantageNegers geeft waarheid bevat (en te
oordeelen naar de Amerikaansche
bladen, die wy er over lazen,
schynen de kenners van het Zuiden daar
van overtuigd te zijn) hoeft men
nog geen overgevoelig mensch te zijn
om er diep door te worden aange
grepen, door te worden van streek
gebracht. Wat 'n omgeving voor
een sensitieve, Welopgevoede vrouw !
Wij vergeten het zoo licht, dat de
slaverny in, de Vereenigde Staten pas zeventig
jaar i geleden is opgeheven en dat er nog
honme
2) Inmiddels hebben wij van den betousten ambte
naar een brief Ontvangen, waaruit blijkt, dat ook
dit gedeelte van het boek hoogst onbetrouwbaar ia.
SCHAKEL
' WEIUGEWEG 1»-1?«AMSTERQAM
Kleermakerij
Bij ons verkrijgbaar N. R. V. MONTA SCHOENEN
A/o.
GROENE AMSTERDAMMER VAN l9 MEI 1929
derdduizenden Negers zijn, wier leven door den
vooruitgang niet ia veranderd. Wel begint zich
juist in onzen tijd ook in de Zuidelijke Sta
ten veel te wijzigen, maar het loopt nog niet zoo'n
vaart met the new South" en al is de eman
cipatie ook van die Negers nog maar een kwestie
van tijd, zij vordert nog maar langzaam. Zoo
krijgen we in dit boek een kyk op menschen, die
nog driekwart in de gedachtenwereld hunner
Af rikaansche grootouders leven, en wier enthousiast
christelijk geloof vermengd is met het vreemdste
bijgeloof. Mevrouw Peterkin vermeldt tientallen
van die bygeloovigheden, ja, het is duidelijk, dat
het doen en denken van deze Negers er geheel
door beheerscht wordt. En dan is er hun sexueele
leven, dat zich op de meest primitieve en naïve
wijze uit. De familierelaties zijn dientengevolge
in hooge mate verward. De vruchtbaarheid van
het land wordt in het menschenleven weerspiegeld.
Oom Isaac, een zeer gewichtige persoonlijkheid,
die nog oude verhalen uit Afrika kent, heeft niet
minder dan twee-en-vijftig kinderen in het leven.
Kortom we krijgen hier den Neger, zooals alleen
het Zuiden hem, kent en die een merkwaardig
contrast vormt met zijn geëmancipeerde
rasgenooten uit de steden, met de musici en schrijvers,
die ons ook in Europa elk jaar meer bezoeken.
Het boek is een aaneenrijging van
instantaneetjes; de sombere gebeurtenissen wisselen telkens
af met tooneeltjes, waarin het kostelijke ge\oel
voor humor, waarvoor de Negers zoo bekend zijn,
tot zijn recht komt. Zooals zoovele Amerikaansche
romans, dankt het zijn belangrijkheid aan de leven
dige beschrijving van personen en toestanden,
terwijl de karakteriseering zwak is en er niet veel
diepte in zit. Toch blijft het beeld van den hoofd
persoon, Black April, bij; van dezen zwarten
potentaat, die daar voor de bijna altijd afwezige
blanke bezitters de uitgestrekte plantage op de
meest absolutistische wijze beheert- Hij is een van
die zwarte reuzen, die kenners van het Negerras
ons wel meer teekenen: een man met gevaarlijke
hartstochten maar tevens met een ruim hart. Uit de
beschrijving van dit alles spreekt duidelijk de liefde
van de schrijfster voor al deze groote zwarte
kinderen. Geen woord geeft uiting aan
superiofcteitsgevoel; in deze were.ld bestaat er geen Neger
probleem; er zijn alleen maar heel merkwaardige
zwarte menschen met een heel merkwaardige
levenswijze.
Mevrouw Peterkih's roman zal vour geen
enkelen planter, zelfs al zou hij lid van den
KuKlux-Klan zijn, iets aanstootelijks hebben. Hij
kan heel goed van een Nigger houden, als het
maar geen Negro is. Niet over den zwarten
plantagearbeider ontsteekt hij in toorn, maar over den
Neger in de steden, die zich de.gelijke van den
blanke waant. Uit den aanhef van dit artikel blijkt
dat niet iedere Amerikaan het met zoo'n houding
eens is; dat in Nieuw-York althans de geëmanci
peerde Neger belangstelling en waardeering van
de zijde zijner blanke medeburgers ondervinden
?kan. Meer dan eenig ander boek heeft Carl Van
Vechten's Nigger Heaven de aandacht van de
Engelsch lezende wereld buiten de Vcrecnigde
Staten op deze kentering gevestigd. Hier zijn we
midden in hét Neregprobleem; hier gaat het niet
meer over gedweeëzwarte landarbeiders, maar over
gevoelige, denkende, welopgevoede menschen, die
zich alleen door hun huidskleur van de anderen
gescheiden voelen, wier superioriteit zij in genen'
deele kunnen erkennen. Hier zien wij de Negers
in hun Nieuw-York, in Harlem, met zijn prachtige
straten, zijn vertier en vermaak, een stad bijna
zoo groot als Rome," zooals een van Van. Vechten's
figuren enthousiast uitroept. We worden er in
dezen roman weer aan herinnerd hoe deze Neger
stad door een pénétration pacifique is ontstaan,
die wat snelheid en grondigheid betreft wel ner
gens haar weerga zal vinden.
De roman speelt in het milieu van jonge gekleur
de intellectuelen; een er vani Byron Kasson, is
de hoofdpersoon. Slap van karakter laat hij zich
door allerlei bevliegingen heen n weer drijven en
komt hij maar niet tot ernstig werk. Zijn onbe
stendig en prikkelbaar humeur bederft ook zijn
verhouding tot de sympathieke Mary Love;
dan zoekt hij. weer afleiding in de cabarets» waar
zoovele jonge Negers onder de opwindende en de
hun zoo verwante jazz-muziek het leed van den
dag komen vergeten. Tenslptte wordt Byron be
trokken in een schietpartij en valt hij, hoewel
onschuldig, in de handen der politiie. De intrige
is mager genoeg, zooals men ziet. Bet grootste
gedeelte van den roman wordt door den dialoog
De pet van vier ton
Teekening voor nd& Groene Amterdammer" dom L. J. Jordaan
De keol ui vervangen worden door een vouwbair hoofddeksel. Het laken, dit "£ vMttandtn !?.
i. u.rkMhtmet een verlies van f 438 260. D« MlnUter van Detentie verklaart, dat het nieuwe model
aan dMichvan f netheid ^enulterljic voorkomen aan Nederlandsche militairen te stellen zal voldoen.
De verrukte milicien: Nooit geweten, dat het gouvernement zoo'n prijs op mijn
hoofd zou stellen"
in beslag genomen. En hier is Van Vechten weer, ,
net als in zijn andere romans, op zijn beat. Spran
kelend en geestig, vol afwisseling en altijd interes
sant. Het zijn ook die gesprekken, die ons het
meest van hét leven dezer donkere Amerikanen
vertellen. En altijd is daar weer het Probleem.
Als Van Vechten's intellectueelen een poosje bij
elkaar zijn, komt het gesprek vast en zeker op ver
nederingen, die ze hebben moeten verduren, "en
allerlei oplossingen die ns de toekomst kan
brengen.'Hier maken we ook van nabij kennis
met een kwestie, die sociologen bezig houdt:
het ongemerkt overgaan van zwart _ bloed in de
blanke samenleving, going white", zooals dat
heet. Men weet, dat ook menschen, die wij in
Europa soms voor typisch Amerikaansch houden,
tot de Negers gerekend kunnen worden. Dat zijn
de near-whites," de menschen met een vrijwel
blanke huidi En sommige van die near-whites"
geven hun vrienden hun voornemen te kennen
van going white," d.w.z., dat ze met een blanke
vrouw gaan trouwen om aldus in de blanke be
volking op te gaan en een einde te maken aan hun
misère.
. Wie wat meer van dit vraagstuk wil weten kan
niet beter doen, dan dezen vlot geschreven roman
te lezen; in het betrekkelijk kleine bestek worden
alle zijden van dit toch zoo veelzijdige probleem
door den schrijver aangestipt, niet alleen zonder
vooroordeel maar op een wijze, die duidelijk van
warme genegenheid spreekt.
>Ti BRANDBLUSSCHER
JL HOLLANDIA
0=6 SPANJAARD&C5
FABRIEK ESPAKIA
UTRECHT
t
\
i