Historisch Archief 1877-1940
t^?'T **"? 7**r"-*v»^««ip*-*' *"*-J*~-«?%,> .-^--«,, ? .,
jJ^...^^A2.^.....L?... 'i.\ .^.
l
l
Fokker F VII A
HET zal in dit korte bestek niet
mogelijk zijn beide methoden van
vliegen uitvoerig te bespreken; wij
zullen ons dan ook moeten beperken
van beide gevallen de karakteristieken
naar voren te brengen, teneinde aan
de hand daarvan op de overeen
komstige feiten te wijzen.
Grondbeginsel.
Als grondbeginsel geldt,"* dat de
vlucht in het algemeen, slechts mo
gelijk is, dank zij den luchtweerstand.
Een plat vlak, dat onder een be
paalden hoek en met een zekere
snelheid door de lucht wordt ver
plaatst ontmoet een luchtweerstand.
ongeveer loodrecht op het vlak, welke
ontbonden in twee
richtingen een ver
ticaal gerichten
opwaart schen druk
(lift) en een hori
zontale
componente (drift) geeft.
welke laatste dooi
de voort stuwend e
kracht (afkomstig
van een of andere»
krachtbron) moet
worden
overwoniu-n (fig. 1). Het vjak wordt dus
draagvlak.
T)e opgewekte kracht nu. is afhan
kelijk van een viertal veranderlijke
elementen t.w. sterkte, richting, de
wijze waarop en het punt waarin de
luchtweerstand aangrijpt. Het pro
bleem van de vlucht is nu terugge
bracht tot de vraag, op welke wijze
van de hierbovenf genoemde vier
elementen doeltreffend gebruik te
maken.
Wij willen thans overgaan tot een e
nadere beschouwing van Ie. de na
tuurlijke vlucht, voor wat betreft
die der vogels en 2e. de dynamische
vlucht.
De natuurlijke vlucht.
Deze is weder in te doelen in twee.'
groepen en wel met passieve en met
actieve vleugels. Zooals passief" en
..actief" reeds aangeven, is het verschil
in beide soorten gelegen in het feit.
dat in het eerste geval de vleugels
niet. in het tweede de vleugels wel
worden bewogen.
Bij de vlucht met passieve vleugels
onderscheiden wij: de ylijrluchi, de
seil- en zweefvlucht.
Glijvlucht. Hierbij vindt het orga
nisme de voor de vlucht noodige
energie in de werking van do zwaarte
kracht of wel in de levende kracht
welke wordt vergaard.
De vogels gebruiken haar om van
een hooger gelegen opstelling haar een
lagere te vliegen, beter gezegd te
planeeren. Hoof vogels bijvoorbeeld
zullen, onder het jagen, met terugge
trokken vleugels een steile duikvlucht
uitvoeren, waarbij zij zooveel levende
kracht verzamelen, dat zij op elk
fVOGELS EN TLIEGTUIGEN
De O vereenkomst in Hun leider Vluchten Constructie
ffflffi&iïP
MM
tl !
F»? ;.
gewild moment enkel door h
uitslaan van de vleugels zooveel
lift opwekken, dat zij kunnen stijgen
naar het punt van uitgang. Kleine
vogelsoorten wisselen de vlucht door
vleugelslag af, met rustpoozen waarin
zij planeeren met passieve vleugels.
In de ,,planée" kan de vogel zijn
vlucht nog regelen, door verandering
van den. invalshoek, hetgeen weder
wordt bewerkstelligd, door verplaat
sing van het zwaartepunt of door
kleine bewegingen van de vleugel
uiteinden.
Zeil- en ziceefvlucht, (niet te ver
warren met de vlucht der zeilvogels,
waarover later).
Hiervan wordt gebruik gemaakt,
indien de vogels zich bevinden in een
luchtlaag, waarin opgaande
luchtstroomen heerschen. ontstaan door'
den wind, door temperatuursv
erschillen als anderszins. Onder deze
gunstige omstandigheden kunnen zij
zich handhaven, manoeuvreeren,
kortom zich vrij bewegen zonder
t-pierarbaid te verrichten.
Hoewel te beschouwen als een
bijzondere vorm van zeilvlucht, wordt
vaak afzonderlijk genoemd de
kringsn-ecirlucht, waarbij de vogel zich
bevindt in een opgaande luchtstroom
en zich hierin blijft bewegen door heb
beschrijven van kringen. Een vogel
die zich in een dergelijke luchtstroom
bevindt daalt natuurlijk ten opzichte
van de omringende lucht, doch zal
indien de snelheid van de stijgende
lucht grooter is ten opzichte van de
aarde stijgen.
Als voorbeelden van de zeil- en
zweefvlucht willen wij nog noemen, de
meeuwen Avelke zich tijden lang
hiervan bedienen, door in de nabijheid
van een rots, een kademuur, een
duinenrand, te blijven koersen; kraaien
doen hetzelfde in de nabijheid van
torens of hooge gebouwen. Al deze
evoluties worden uitgevoerd zonder
noemenswaardige spierarbeid, dus
zonder vermoeienis. Bij koud en stil
weder, zullen diezelfde vogels zich
moeten bedienen van de vlucht door
vleugelslag.
In het algemeen zullen alle vogels
zich incidenteel x*an de zeilvlucht be
dienen; het is echter onjuist aan te
nemen, dat er vogels zquden zijn, die
uitsluitend deze methode zouden ge
bruiken. Het behoeft geen nader
betoog, dat in dat geval, de Natuur
dit mogelijk zou hebben gemaakt voor
trekvogels.
Bij de zeil- en zweefvlucht zal de
vogel den invalshoek kunnen wijzigen
en dit weder doen door verplaatsing
van het zwaartepunt of door bewe
gingen van de vleugeluiteinden.
De vlucht door vleugelslag.
Alvorens deze nader te bespreken,
willen wij eerst den bouw van den
vleugel nader bezien.
De vleugel kan in twee. deelen
worden verdeeld: de waaier", Welke
arm en voorarm omvat en bekleed is
met dons, alsmede met de secundaire
en tertiaire slag veeren. Volgens de
algemeen geldende theorie van Marey
heeft de waaier een passieve functie.
De zweep" of vleugelspits bestaat
door W. P. VANDEN ABEELEN
Teekeningen door Jaa\ Kaas en foto's van de
Kon. LUC vaart Mij.
uit de hand, is bekleed met gemeenlijk
tien primaire alagveeren en speelt in
de vlucht een actieve rol. Bij
primaire alagveeren ligt de pen dicht
aan de voorzijde van de veer, terwijl
de veeren onderling vrij staan (fig. 2),
Beschouwen wij thans de vlucht
door vleugelslag voor een vogel VM
klein type. wanneer deze in de hori
zontale vlucht is.
Bij de neergaande beweging van d<-n
vleugel vormt de vleugel, doordat alle
veeren aansluiten, een gebogen on
doordringbaar vlak. De invalshoek is
over den geheelen vleugel positief;
weerstand en draagvermogen zijn
maximaal. De functies van waaier en
spits zijn dezelfde.
Bij de opgaande beweging zijn de:'.e
functies verschillend. De stand van
de veeren van de spits is zoodanig, d;';
zij de lucht klieven met den voorkant;
verder wordt de vleugel nimmer in
verplaatsen, hebben zeker de meest
oeconomische wijze van vliegen en
hebben daardoor wel het meest de
rienschelijke belangstelling getrokken.
l ti dit verband behoeven wij slechts
t * noemen het feit, dat een zeearend
met een vleugelslag van drie per 2
steunden, zich per slag over een hori
zontalen afstand van 15 a 20 M.
\ crplaatst.
Bij alle waarnemingen is
geconstat 'Ord dat zoowel bij den neergaanden
a la bij den opgaanden slag de invals
hoek van de vleugels positief is; in
lust eerste geval groot, in het'tweede
tc.wal klein. De punten van de vleugels
K-schrijven ellipsvormige banen.
Deze bewegingen gaan gepaard met
?verplaatsingen van het zwaartepunt,
5->)odat de baan van dat punt volgens
ton kromme (sinuslijn) verloopt
C'ig. 4).
De uitslag en de frequentie der
Verkc&kliegtuig
Do primaire slagveeren van den
zeiler hebben een karakteristieken
vorm (fig. 5), zij staan vrij van elkaar
en zijn in. de vlucht in voortdurende
beweging.
Door deze beweging zijn de slag
veeren aan den luchtweerstand bloot
gesteld en zullen zij verder ten op
zichte van de bewegingsrichting een
bepaalden hoek innemen. Deze hoek
is klein en wij kunnen den luchtweer
stand weder ontbinden volgens twee
richtingen, waarbij de horizontaal
ontbondene groot, de verticaal
ontbondene gering is. De slagveeren
worden nu in een verticaal vlak
bewogen; de som van de horizontale
ontbondenen vormt de kracht voor de
voorwaartsche beweging.
De hypothese van M. Boel ia aan
trekkelijk en bevat ongetwijfeld ook
elementen, welke gedeeltelijk een
verklaring voor deze vlucht geven.
Het wil ons echter voorkomen, dat
deze arbeidswijze niet de eenige me
thode vormt^voor de voortbeweging,
doch nemen aan dat de zeilvogel in
zijn vlucht zeer zeker ook gebruik
maakt van elke beweging in de atmos
feer en daaruit hefc arbeidsvermogen
voor zijn voorwaartsche beweging ont
leent.
De dynamische vlucht.
Toen het in den aanhef genoemde
beginsel als juist werd erkend, toen
men derhalve op de hoogte was van
,,de economie van den schuinen in val",
was het vliegprobleem theoretisch
opgelost. De uitvinding van den
benzinemotor bracht het vraagstuk
ook tot practische oplossing, aange
zien de krachtbron werd gevonden.
Fokker F VII
horizontale trekkracht ontwikkeld,
welke voor de voorwaartsche beweging
zorg draagt.
De vlucht der zeilvoyels is van een
volmaaktheid welke in de techniek
nog niet kon worden bereikt.
Bij den start en bij de landing van
den vogel zien wij hetzelfde gebeuren
als bij gelijknamige manoeuvres van
het vliegtuig. Het zal duidelijk zijn,
dat bij het opstijgen en neerkomen de
vogels, op welke wijze zij zich ook in
de vlucht verplaatsen, op dezelfde
wijze moeten handelen. Zoo wordt
steeds gebruik gemaakt van vleugel
slag; .bij den start gepaard gaande met
een sprong of met een aanloop; bij
de landing door den weerstand tot
een maximum op te voeren, waardoor
de lucht als rem werkt.
Zoowel bij vliegtuigen als bij vogels
hebben start en landing steeds tegen
wind in, plaats. De laivdingssnelheid
van den vogel is uiterst gering; een
arund weet bijv. zoo laiigzaam te
landen, dat de schok niet grooter is
dan deze zou zijn bij een val van
10 c.M.
Constructie. In uitwendigen vorm
bestaat er overeenkomst tussehen
den vogel- en den vliegtuigvleugel:
uien nam toch ook bij den vliegtuig
bouw het gebogen profiel en den
langgerekten vorm. Proefondervin
delijk werd deze vorm als de meest
gunstige vastgesteld.
Ook de bekleeding is te vergelijken:
immers evenals de veeren een aan
sluitend dek vormen, heeft men den
vliegtuig vleugel bekleed met linnen.
triplex hout of metaalplaat.
In algemeene inrichting bestaat
evenwel een kenmerkend verschil.
wanneer wij vogel en vliegtuig als
samenstel beschouwen. Een vliegtuig
is aan het staarteinde voorzien van een
stabilisatievlak met hoogte- en rich
tingsroer, te samen niet te ontberen
organen. De vogel heeft vaak de
staart enkel aU sieraad, en zelfs
wanneer de staart meer beteekenis
heeft, kan de vogel zonder dat uit
steeksel nog best vliegen. Bij het
maken van wendingen kan de vogel
zich zeer wel bedienen van de vleugels
alleen. Geboren jagers, welke snelle,
abrupte wendingen moeten uitvoeren.
maken daarbij gebruik van hun staart.
Duif
Ooievaar . .
Kraanvogel
MacchiM.53
Klemm.
Gewicht
300 gram
2265
9500 ...
684 K.G.
600 '
Vleugelopper
vlakte
750 cMJ.
4506
8053 ,.
16 M3,
20
Belasting
in K.G.
per M'.
4 K.G.
5 .,
11 ..
42.7 K.G. 'i
30 ?)
l) Houder snelheidsrecord.
-) Licht sportvliegtuig.
Tot slot deze cijfers van de. verhou
ding tusschen 'het
?"\ gewicht en de
oppervlakte van de
vleugels.
ontplooiden stand omhoog gebracht,
doch met de veeren over elkaar. l>e
beweging ontmoet zoo .den minsten
weerstand en kan met de noodige
snelheid worden uitgevoerd.
De bovenzijde van de slagveerm
wordt bij deze beweging getrof f« n
door den relatieven luchtstroom, waai'
door de veeren om hun as draaien
elke veer kan nu een stand innemen
welke een positieven invalshoek
op de richting van. beweging ten
gevolge heeft.
Zoo komt op.elke slagveereen
kracht te werken..
welke kan worden
ontbonden in een
horizontale ont
bondene van
b»langrijke grootte
en in een verticale
componente van te \
verwaarloozen grootte (fig. 3). De
som van de horizontale
ontbondenen verzekert de voorwaartsche
beweging. .
Deze theorie werd op overtui
gende wijze bewezen, door een dot-,
Maurice Boel gehouden proef, waarbij
hij de voorzijde van deslagyeeren wegj
knipte, waardoor de vleugelvorm van
den slagveer en dus ook de werking]
verloren ging. De spreeuw kon niet
meer vliegen.
De vogels van middelbare grootte*
die zich eveneens door vleugelslag;
3,
slagen zijn grooter naarmate de vogel
moet stijgen; in de horizontale vlucht
'vorden de uitslagen zoo klein, dat
/.ij nauwelijks waarneembaar zijn en
uien ziet dan nog slechts het heen en
weer gaan van den vleugelspits.
De vlucht der zeilvogels.
Deze methode van vliegen is Wel de
meest majestueuze en wij willen, niet
nalaten hier weer te geven een
enthou\ siaste uitspraak van den'
nauwgezetten en geduldigen waarnemer
Mouillard, die in zijn L'Empire
de l'Air" hierover schrijft:
".... rien n'est beau comme
l'allüre de eet enorme isseau; on
ne peut en voir passer un sans
p'arrêter et contempler cette
majestédans Ie mouvement. Ce sont
d'immenses cercles parcourus lente*
ment sans -ressauts, ni arrêts;
J' puis, quand il prend Ie vol
rectiligne, c'est avec une fixitéimpo
sante qu'il se meut; il ne louvoie
- pas, ni a droite ni a gauche, ni en
. haut ni en bas; il pénètre."
'8' 5' Aansluitend aan de vele waar
nemingen van Marey, Prechtl, Mouil
lard, l'AbbéBuffet en. anderen, willen
wij hieronder een theorie weergeven
welke onlangs door Maurice Boel bij
zijn lezing te Amsterdam werd gegeven.
Ondanks de oppervlakkig schijnende
onbeweeglijkheid van\de vleugels is
deze vlucht er een met actieve vleugel
werking. , . ,
Aan de hand van het vorenstaande
kunnen wij thans nagaan welke over
eenkomst er bestaat tusschen natuur
lijke en dynamische vlucht.
Het grondbeginsel zagen wij reeds.
is hetzelfde; wij willen nu, uitgaande
van de verschillende vormen van de
natuurlijke vlucht de overeenkomst
verder bepalen.
Glijvlucht. Ook bij het vliegtuig is
bij deze vlucht de motor niet langer
als krachtbron noodig, doch ook hier
wordt gebruik gemaak van de zwaarte
kracht.
Zeilvlucht. Niet alleen ondervindt
elk vliegtuig den invloed van op- en
.neergaande luchtstroomen (remous)
doch wanneer deze laatste krachtig
genoeg zijn en bovendien het vliegtuig
licht genoeg wordt geconstrueerd,
kan van die luchtwervelingen op
dezelfde wijze partij worden getrokken
als door de vogels en krijgen wij de
vluchten met motorlooze vliegtuigen.
De vlucht door vleugelslag. Hoewel
in denzelfden vorm bij het vliegtuig de
vlucht dóór vleugelslag niet bestaat,
is er toch een zekere overeenkomst te
onderkennen en wel wanneer wij _de
stuwkracht als element van verge
lijking nemen. Deze wordt bij de
vogelvlucht opgewekt door een
heenen weergaande beweging en hoewel de
vleugel niet, als een luchtschroef een
'rondgaande beweging kan volgen,
wordt toch in beide gevallen een'