De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 25 mei pagina 7

25 mei 1929 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

f ' t.r*iiHiir .fMir.ir10 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 MEI 1929 No. Amsterdamsche Bijzonderheden door Prof. Dr. H. Brugmans H I/X. Hot Oost-Indisch Huis ET Oost-Indisch Huis draagt dien naam niet meer met eere: want met Oost-Indi heeft het niets meer te maken. Wat evenwel gebleven is, is het gezwerm van mensehen over het binnenplein en in de gangen van het \iittrestrekte gebouw: want het wordt even intensief gebruikt als in de dagen der Oost-Indische Com pagnie. En men komt er ook met een soortgelijk doel als in vroegere eeuwen, toen bewindhebbers, aandeelhouders, kooplieden, leveranciers, werk lieden, matrozen, soldaten en wie niet al zich daar verdrongen. Want iedt-r. die iets van de Compagnie had te vorderen, kim het hier in ontvangst nemen; wie haar geld schuldig was. kon er zich hier van kwijten. En hetzelfde doet men. hier nog steeds: alleen is in de plaats van >de Compagnie de staat gekomen. Zoo komen hier geregeld vele burgers hun duren en zuren plicht vervullen: zij betalen met steeds zwaarder hand en gemoed de belastingen, die de moderne staat niettegenstaande de geroemde bezuiniging steeds meer noodig blijkt te hebben. Bij de Oost-Indische C'ompagnie is al dat ontvan gen en'betalen op een bankroet uitgeloopen; van den staat willen wij het beste hopen, hoewel het soms ook wel vast schijnt te loopen. Laten wij ons intusschen niet te spoedig overgeyen aan sombere toekomstvoorspellingen, maar liever het verleden van het groote gebouw nagaan, dat tot die beschouwingen aanleiding gaf. Wij zijn hier op ouden historischen grond van Amsterdam. Indertijd hebben wij de geschiedenis van de Oude Walekerk nagegaan (No. 2507); wij hebben toen uiteengezet, dat het geheele terrein tusschen den Achterburgwal, de Oude Koogstraat en den Klove niersburgwal werd ingenomen door de gebouwen en tuinen van het klooster der St. Paulusbroeders. Van dat klooster was juist de Walakerk het bede huis. Men zal zi h herinneren, dat hét klooster in de zestiende eeuw in verbal was geraakt, zoodat het grobte gedeelten van zijn terreinen moest verkoopen. Daardoor kon de stad in 1550 in het bezit komen van'den grond op den hoek van de Oude Hoogstraat en den Kloveniersburgwal; daar is tusschen 1550 en 1560 het stedelijk bushüis gebouwd. Het was een hecht, goed doortimmerd gebouw met een aardigen puntgevel aan de Hoog straat; de zijgevel aan den Kloveniersburgwal was eenvoudig om niet te zeggen armoedig behandeld; men bedenke, dat deze gevel in 1560 achter den stadsmuur stond in een nauw straatje. De bestem ming van het gebouw wordt voor een deel door den naam aangegeven; het zware benëdengedeelte, dat met breede poorten aan de straat uitkwam, was het stedelijk waperihuis. Daarboven waren drie,'zolders boven elkander gebouwd, die dienden tut stedelijk korenmagazijn; daarin kon men in tijden van duurte en schaarschte voorraden opleggen. Zelfs heeft het bushuis in 1558 korten tijd als pesthuis dienst gedaan. Het schijnt, dat de stad het gebouw in het begin der zeventiende eeuw niet meer noodig had. Het kon ten minste ter beschikking worden ge-. steld der Compagnie; bij resolutie van 14 April 1003, dus ongeveer een jaar na de stichting der Compag nie, werd haar door de vroedschap het bushuis af ge staan voor een jaarlijksche huurprijs van twee duizend gulden per jaar. Men had nu wat men wenschte, een gebouw, dat lag aan een grooten verkeersweg en aan het water; de lichters, die de Indische waren overnamen van de groote OostIndië-vaarders, konden bij het bushuis voor den wal komen; het benedenste gedeelte kon tot slacht huis worden ingericht, welken naam het bushuis ook wel draagt; de zolders waren zeer geschikt ' voor den opslag der specerijen en van alles wat voor de schepen noudig was. Of er vergaderkamers en kantoren in het gebouw waren, blijkt niet: men zal zich in den eersten tijd wel hebben moeten behelpen met afgeschoten ruimten. Wij teekenen aan, dat het oude bushuis nog tot 1800 heeft bestaan, toen is het wegens ongeschiktheid en boviwsvalligheid gesloopt en vervangen door een groot kantoorgebouw in Hollandschen renaissance stijl, dat zich uitnemend bij het andere gedeelte aansluit. Dat andere gedeelte is in het begin der zeven tiende eeuw gebouwd; in hoofdzaak bestaat het nog. Dat gebouw werd in verschillende tempo's gesticht op de terreinen alweer van het St. Paulus klooster, die na de opheffing van het convent aan de stad waren gekomen. Reeds in 1605 verkreeg de Compagnie deze erven ten westen van het bushuis: daarop zou een gebouw kunnen ver rijzen, dat in hoofdzaak voor bureaux zou worden ingericht, zooals het toen heette: om aldaar hare ordinaris vergaderingen, comptoir, ende andersins tot meerder verseeckeringe ende gerieff van haerlieder administratie ende bewint te mogen houden." Deze eerste uitbreiding van het gebouw der Com pagnie kwam reeds in 1606 tot stand; toen is gebouwd de zuidelijke vleugel op het binnenplein recht tegenover den ingang, die dus evenwijdig kwam te staan met > de Oude Hoogstraat, be nevens drie trareeën van den westelijken vleugel, die haaks kwam te staan op den genoemden zuidelijken vleugel en dus parallel met het bushuis. De zoo ontstane binnenplaats was dus nog niet, geheel ombouwd, zoo niet aan de straatzijde, waar een .fraaie poort toegang gaf. Dit geheele gedeelte is gebouwd in den fleurigen renaissance stijl van het begin der zeventiende eeuw; men denkt onwillekeurig aan Hendrik de Keyser. Natuurlijk bouwde de stad de nieuwe kantoren; in overeenstemming daarmede werd de huur van het geheele complex van/2000 op / 3500 gebracht. DitTbedrag'werd in 1634 verhoogd tot ?4400, waaruit wij kunnen afleiden, dat toen het ge bouw al weer te klein was gebleken en raoest worden vergroot. Deze uitbreiding betrof in de eerste plaats de verlenging van den westelijken vleugel met nog vier traveeën; de bouwmeester van toen heeft zich geheel gehouden aan de constructie en den stijl van 1ÜOU; ook kreeg deze vleugel toen een eigen ingang. Den 15 Juni 1634 lezen wij in de notulen der kamer Amsterdam: ter vei-gaderingh geproponeert sijnde, hoe men de nieuwe . vert/'ecken van 't huys sal verdeelen, is verstaen, dat de ontfangers haer plaetse nemen sullen'voor aen straet, de reeckenmeesters int midden en de bouckhouders int vertreck van oude ontfangerscamer, ende dat de voornoemde heeren ontfangere de reeckenmeesters opt approprieeren van de voornoemde plaetse metten eersten gelieven ordre te geven omme tegen May aldaer plaetse te nemen." Wij zien hier dus, hoe de bureaux waren. ingericht, wat ons bij vele oude gebouwen niet mo gelijk is. Tien jaren later werd de huur wederom ver hoogd, nu tot / 7200. Dat beteekent dus, dat er een belangrijke verbouwing in dien tijd heeft plaats gehad. In bijzonderheden is dat evenwel' niet meer na te gaan; het is niet de vleugel in de Oude Hoogstraat geweest; mogelijk is er inwendigzeer veel aan het gebouw veranderd. De laatste groote verbouwing is tot stand gekomen in 1658. Zij was zeer belangrijk: de huursom werd dan ook gebracht op / 11,135, scherp berekend; de nieuwe bouw kwam op / 87,600 te staan, inbegrepen den aankoop van eenige perceelen, die werden afge broken; het werk was eerst in September 1659 voltooid. Toen eerst heeft dus het Oost-Indisch. Huis definitief den omvang en den vorm gekregen?. die het thans nog heeft. Toen is de gevel aan de Oude Hoogstraat opgetrokken, zooals wij hem, nog kunnen aanschouwen. Het gebouw van 1658 bestaat uit twee gedeelten. De linkerhelft^met zijn breede daklijst, zijn Jonische pilasters, zijntriglyphenfries, niet het minst met zijn monu mentale barok-poort maakt nog altijd een zeer statigen indruk. Het rechtergedeelte is meet eenvoudig gehouden, al sluit het zich bij het hoofd gebouw aan; door het ontbreken van een hooge poort lijkt het wat gedrukt. Als' geheel is het gansene complex zeker een van de merkwaardigste stalen van burgerlijke bouwkunst in onzen bloei tijd. In 1722 AVerd het geheel door de stad vooi / 275.000 aan de Compagnie verkocht. Over het inwendige van liet gebouw weten wij niet veel. Het is evenwel zeker, dat dévergader: zaal zoowel van de' Heeren Zeventien als van Bewindhebbers der kamer Amsterdam gelegen was op de verdieping Van den zuidelijken vleugel tegenover de poort. Ook het inwendige van die zaal is door afbeeldingen zeer goed bekend: zij was versierd door schilderyen en kaarten, die verband hielden met het karakter en den werk kring der Compagnie. In deze zaal zijn de voor Nederland en Indiëbelangrijkste besluiten ge nomen. Zij is nog wel aanwezig, maar is thans in tweeën gedeeld, wat natuurlijk samenhangt met de veranderde bestemming van het gebouw. De Compagnie is krachtens art. 247 der staatsregeling van 1708 met ingang van l Januari 1800 opge heven. Maar voorloopig bleef het koloniaal be stuur in het huis gevestigd, zoo in 1808 onder koning Lodewijk het ministerie van koloniën. Bij decreet van 25 Januari 1811 werd het bij'dedomeinen gevoegd en aan de douane in gebruik. gegeven. In 1815 werden de bureelen der convoyen en licenten erin gevestigd; de zolders werden verhuurd aan pakhuismeesteren van de thee» Thans is het geheele complex ingericht voor den dienst der rijks directe en indirecte belastingen, . die ook den nieuwbouw van 1890 aan den Klove niersburgwal in gebruik heeft. Maar nog hangt over het gebouw de sfeer van het rijke verleden der Compagnie. Smallilm Amateur-Kinematografie onder Kino-teehnlsohe leiding van «lor!» Ivena FOTO-, PROJECTIE-EN KINO-HANDEL" CAPI 115 KALVERSTRAAT AMSTERDAM GENERAAL FILMO AGENTSCHAP ?U CAPI vakkundig* raad «n voorlichting. NEDERLANDSCHE FILMKUNST HETjl ideeT is niet nieuw. Reeds een tiental jaren geleden be gon men, naar de op vatting dier dagen kunstfilms" van Nederlandschen oorsprong, met Nederlandsche su jetten en vermoedelijk met Nederlandsen geld te maken en de ver wachtingen fwaren niet gering. Het denkbeeld was dan ook zeer aan trekkelijk ziehier een industrie, die gouden bergen beloofde en voor den Nederlandschen kunstenaar, i.c. den Ne derlandschen acteur, de kluisters van zijn eng taalgebied zou verbre ken, om de heetbegeerde internationale roem verkrijgbaar te stellen. Want het sprak vanzelf, dat een Nederlandsche film beteekende, filmop namen van vaderlandsche tooneelspelers, bij voorkeur in hun Zondageche rollen, tegen achter gronden van nationale windxnolentjes en tulpen velden. En zoo zagen wij dan vele Kniertjes van Mevrouw De Boer en hèele generaties-Bouwmeester de melodramatische revue passeeren en het was alles ongemeen leelijk en nogal ridicuul. Intusschen mocht de tactiek van den toenmaligen regisseur" allesbehalve fair play genoemd worden. Hij dekte zich by voorbaat achter de terecht beroemde namen zyner sujetten en schrijver dezes herinnert zich nog levendig den storm van verontwaardiging, welke algemeen opstak, toen hij in dit weekblad waagde op te merken, dat een gefotografeerde draak nog geen film en een groot acteur niet noodzakelijkerwijs een behoorlijk filmsujet behoefde te wezen. Voor de begrippen dier dagen ongehoorde ketterijen. Sindsdien is er wel veel veranderd. In een onzei' dagbladen zagen wij onlangs geconstateerd, dat tegenwoordig .... in Nederland verschrikkelijk veel menschen verstand van film hebben" dermate zelfs, dat de schrijver met nederigen trots bij zich zelf ,,... .hoegenaamd geen ver stand van film" vaststélde.Welnu.noch liet een,noch het ander willen wij ontkennen wanneer wij het eerste tenminste aldus mogen uitleggen, dat de algemeene belangstelling vóór- en het be grip van de film inderdaad sterk zijn toegeno men en bij het tweede mogen aant eekenen, dat een dergelijke bekentenis ons voor een recensent oen hoogst zonderlinge aanbeveling toeschijnt. Maar ter zake. Een feit is het; dat met die toe nemende belangstelling een totaal veranderde kijk op het w*zen der film is ontstaan eh tegelijk daarmee onze brave tooneelspelers zich achter de voetlichten terugtrokken. Aldus was de eerste poging tot het grondvesten eener nationale filmproductie tamelijk roemloos verloopen en niemand verwachtte, dat zij binnen afzienbaren tijd zou worden herhaald. En ziedaar nu eenige roekelooze jongelieden, die zich opnieuw aan de hachelijke en ondankbare taak willen wijden. Zij pakken de zaken echter geheel anders aan -r- zij werken in stilte, zonder opzienbarende voorbereiding.zonder chauvinistische reclame, zonder beroemde acteurs zoodat recensenten, die ... .hoegenaamd geen verstand van film hebben" hun bescheiden resultaten min achtend negeer en. Hetgeen opzich zelf een heuchelijk en hoopvol verschijnsel mag heeten. ... ? ' *??'*?,'? Wat is een cineast? Een cineast is iemand, die door L. J. Jordaan met een simpele camera het drijven dezer wereld te lijf gaat en tot een schoon geheel van plastiek en beweging tracht te ordenen. Het is daarbij van ondergeschikt belang of hij zijn stof zoekt in de wreede, stalen schoonheid van een moderne brugv dan wel in de mysterieuse fantomenwereld der infusoria. Of hy zijn werk wil vervullen van het heftig pulseerende rythme der groote stad, dan wel van het wonder, dat de driftig spetterende regen op het glimmende asfalt voor hem is. Hij weet zich omringd door het element bewegiiig allerwege, van het onverbiddelijk wentelen van een vliegwiel tot de loome heffing van een vrouwenarm en hij grijpt begeerig toe, om deze alomme beweging te herscheppen tot rythme, d.i. tot schoonheid. Hij ziet de kruivende blankheid van hét golvenschuim en de straklijnende donkere silhouet van een fabriek tegen yl-lichten avondhemel en hij grijpt wederom toe, om aan het rythme der beweging het rythme der beelden te kunnen toe voegen. Hy zoekt, schift, past en meet hy ry't de beeldenreeksen aaneen, ontbindt ze en voegt ze opnieuw tezamen en tracht aldus, iets te sta melen van de ontroering ,door welke hu bezeten is. Zie dat is wel ganschelijk iets anders, dan De Moord in den Kenniswagen," met het monu mentale spel" van de beroemde of horribile dictu sympathieke" Zus of Zoo. Wien zou het dan verwonderen, wanneer het groote publiek aan Willem Bon; Stad" Joris loens aan het werk zulke schuchtere pogingen schouderophalend voorbij gaat? En toch daar was een aarzelende erkenning, een vaag, intuïtief waardeeren voor de eerste compositie van wijlen den jongenAaf jes in zijn Handelsblad"-film Sterker zich uitend bij het verschij nen van J. C. Mol's Kristallen" en Ivens' De Brug". De Filmliga bracht ze uit en er was zoowaar een filmeoncern, de TJFA, dat den moed had, dit laatste Nederlandsche werk op zyn programma's te nemen ? ook al werd deze waardeerbare daad door zeker deel van de, o, zoo vaderlandsche pers doodgezwegen. Over het algemeen had men het te druk met de monumentaligheden der Amerikaansche celluloid-Dreadnoughts, om zich erg druk te maken over de bescheiden, onvoldragen pro ducten; eener^ ontkiemende Nederlandeche film kunst. F Weet*gij, wat het streven der jonge Nederland sche cineasten tot iets zoo belangrijks maakt ? ook al zou voorloopig de eene mislukking de andere halen? Dat is zijn volkomen hopeloosheid. Het is hard, het is ellendig, tyd, moeite en kosten o, die verschrikkelijke kosten I te moeten offeien, zonder hoop op erkenning, zonder uitzicht op eenig gewin, of zelfs schadeloosstelling zonder de kans op publicatie in wyder kring. Maar het werkt louterend en ziftend het laat het werk ontstaan, enkel en alleen om der wille van het werk eerste en voornaamste voorwaarde voor den groei van wat waarachtige kunst wil heeten. Daar is nu het jongste oorspronkelijke Nederlandache product van den student in de chemie, Willem Bon. Het heet Stad" en wil niet mmder zijn dan een filmi sche synthese van het leven der groote stad, zoo maar even met eeix amateur- Kinamotoestelletje en een minimum aan technische ervaring en hulpmiddelen in el kaar gezet. Als zoodanig moest het een misluk king worden natuurlijk want het was veel te, hoog gegrepen. Maar welk een verrassing, tusscben de wonderlijke opeenvolging van be denkelijke en primitieve fragmenten, onverwacht voortreffelijke stukken te ontmoeten, van een sterke, zuivere visie een juiste aanwending van het materiaal en een zeer oorspronkelijke opvatting. Daar is de aanhef, waarin de auteur zijn eerste stormloop op de Stad" waagt: af en toe abominabel van fotografie en lichtelijk onbesuisd van montage de beelden schieten in groote exuberantie en in een duizeling wekkend tempo voorbij konden bijna doorstatische fotografieën vervangen worden, zóó is het inwendig rythme van het beeld-zelf opgeofferd aan het rythme extérieur" der beeldopvolging. Wy houden ons hart vast maar dan volgt een fragment Werk" geheeten, waarin de eigenaar van het Kinamo'tje zich met een onverwachte felheid in zijn onderwerp blijkt vast te bijten. , Op den haastigen, rusteloozen cadans van trampelende voeten, wordt in korte? snelle détails een musique des images" gegeven, die boeit en over tuigt. Met een ruigen, maar zeer oorspronkelijken. humor doorlicht zien wij inderdaad een beeld van den arbeid ontstaan, dat frappeert door kracht en originaliteit en wij weten, uit dit in zich | zelf besloten fragment, dat wij hier te doen'hebben met. iemand die naar de filmcamera heeft gegrepen, zooals, anderen naar een muziekinstrument grijpen: uit innerlijken drang en overtuiging. Er zijn meer van die goede stukken, waarvan ons speciaal een gedeelte Wanhoop" bijblijft, dat zoo waar niet de allereenvoudigste middelen een sterke dramatische spanning weet te bereiken. En dour alles heen treft een onmiskenbare rijkdom aan ideeën, een gevoelige, licht-aansprekeixde intuitie voor de schoonheid van het film-matriaal: camera-instel ling, beeldkeus. tempo, détail-aanwending. Wat zal men nu niet een dergelijk wonderlijk amalgania van technische onvolkomenheid en voortreffelijke kwaliteiten aanvangen ? De Filmliga heeft het ? terecht ; zonder aarzelen op haar programma gebracht. Maar de bioscopen;' Welk publiek zal er de fragmentarische en dikwijls verborgen eigenschappen van kunnen waardeeren ? .En zoo wordt ook deze nieuweling ingelijfd bij het kleine corps Nederlanders, dat niet hardnek kigheid de verzenen tegen de prikkels slaat en in de primitieve studio's werkt, onverschilligheid en negatie ten spijt sterk door de wetenschap,, dat ieder Jannings-succes een stap achteruit.... ieder van hun technische blunders een stoot in de goede richting is. * * ' . * . ? ? ? . Wil dit artikel nujeen pleidooi zijn voor het steunen en grondvesten eener nationale film industrie?" De hemel beware ons! Behalve de Kussen, die onder zeer bijzondere omstandigheden werken leert de practijk, dat het aanstonds misgaat, zoodra de practische organisatoren" zich met de zaak bemoeien. Neen laten onze jonge geestdriftige dwarshoofden maar liever blijven ploeteren en vechten - zonder schitterende perspectieven, maar uit eerlijken, zuiveren drang en onwankelbare over tuiging, Dan ontstaat er zeker gén Nederlandsche filmindustrie, maar misschien een Nederlandsche filmkunst.. *. . «ENKBAAI* AGENTEN VOOU V AMATEUR-KINO-UITBU8TI1VG FOTO.-SCHA AP'A'Qo. S P17 I 8 A HtSTERPAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl