De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 1 juni pagina 4

1 juni 1929 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMSTERDAMMER VAN i JUNI 1929 No. 271? Wereld-Staatslieden S E I P E L door Diplomaticus MOXSElCiXECR Seipel doet aan onzen Mgr. Xoleiis tienken. Dezelfde wereldwijsheid, dezelfde slimheid van hoog allooi.dezelfde losheid van het ambt als iets dat niet wezenlijk des menschen innerste raakt. In het uiterlijk dezelfde droogheid, met humor gepaard. Dezelfde nuchtere, koele geestigheid, dezelfde onaandoenlijkheid ook, maar die samen gaat met de grootste opmerkingsgave en een dieperen menschenmin. Bij Mgr. Seipel moer Schwung, meer wel sprekendheid, meer uiterlijke gaven. Maar bij beiden die hooge eenvoud, die nooit zichzelven zoekt, die afkeer om hx de wereld te schitteren Seipel gaat nooit naar een diplomatendiner die voorkeur . voor stille teruggetrokkenheid. Bij Mgr. Xoltms is misschien nog een tikje Sybaritisme aanwezig, dat Mgr. Seipel mist. II ij is een man van 33 jaar, vau middelbare gestalte, het gelaat geheel geschoren, den schedel kaal, met scherpe «natrekken, uit welks midden oen vooruitspringende neus ontspruit. De oogen tintelend van vernuft- achter de in goud gevatte brillenglazen, dunne lippen, de mondhoeken neer gebogen, een ronde kin. Hij draagt steeds den ecnvoudigen geestelijken jas, die. om'ioog afgesloten door een van achteren gesloten boordje, even het violette dasje laat zien dat het eenige teeken is zijner waardigheid. Men zou hem in grooter glorie willen zien pralen op den Ballplatz, het oude historische paleis van het Weener Congres, waar in de statige zalen de portretten v**n Kaunitz, van Talleyrand, van Metternieh prijken naast die van tal van Aarts hertogen en Generaals. Daar hoort hij in den wapperenden purperen mantel van een prins-primaat van het Keizerrijk, zooals ik dien er zag in 1900, omgeven door een stoet van jonge geestelijken en edellieden, met het diamanten kruis van ik weet niet welke hooge orde op de borst, een hoogst suggestieve persoonlijkheid, die u aandeed als een wel zeer modern levende antiquiteit in de vorste lijke woning van Graaf Goluchowski. Maar bij Mgr. Seipel niets van dit alles. Hij woont er niet, op den Ballplatz, maar verdwijnt 's avonds van zijn werk naar zijn stille woning in een vrouwenklooster, waar de nonnetjes den Oostenrijkschen premier goed verzorgen. Men ziet hem zelden in de wereld. ? :' .**?.?* * ? .-.'? Mgr. Seipel is in den kleinen burgerstand geboren, een geestelijk onderwijzertje aanvankelijk, toen langzamerhand opgeklommen tot hoogleeraar eerst aan de Universiteit te Salzburg, eindelijk, gedurende den oorlog, te Weenen. De aandacht was op hem gevallen van Prof. Lammasch, den uitnemend en staat srechtkenner van Europeesche vermaardheid, wien Keizer Karl in het allerlaatst van den oorlog de opdracht gaf tot vorming van een, kabinet. Iets zeer bijzonders in het streng aris tocratische Weenen, waar de hoogste staatsambten uitsluitend bekleed werden door grand seigneurs, leden van den hoogen adel en titularissen, die auf allerhöchsten Befehl" hun ambt uitoefenden, zoolang het den meester behaagde. Maar het kabinet Lammaach, waarin ook mgr. Seipel, toen reeds een der hoofden van de Chriateüjk-sociale partij, een plaats vervulde, duurde geen veertien dagen. Toen was het uit. met de monarchie, het Keizerrijk stprtte ineen en een golf van anarchisme overstroomde het land en scheen alles te zullen vernietigen. Als een overwonnene" verliet hij zijn post, nog voor hij eigenlijk begonnen was dien te bekleeden. * * Vier jaren nadien, was het wederom de beurt van Mgr. Seipel. , Hij kwam toen op een voor Oostenrijk zeer benauwd oogenblik aan het roer. Als erkend hoofd van de Christelijk-sociale partij, was hij daartoe de eeratgeroepene, hoewel een machtige en r cksichtslose sociaal-democratische partij hem het leven geducht lastig maakte. In de stad Weenen schier ? onbeperkt heer en meester, werd zij slechts door het betrekkelijk klein gebied, dat 'daaromheen den staat Oostenrijk vormde, dé,,Lander", ietwat, schoon niet te zeer, in toom gehouden. De kroon daalde er van uur tot uur, men betaalde er uit sluitend in milliarden, het geld had er geen waarde meer. De staat Oostenryk begon wel te toonen iets levenswaardig* te zijn en de voorspelling dat het kind met het waterhoofd", zooals men de groote stad Weenen met het belachelijk kleine rijkje daaromheen, had gekenschetst, er het leven niet bij zou houden, begon ongegrond te schijnen. Wel werd het der stad door liet naburige landbouwende Hongarije, dat zich roerde en bewoog als een oproerige en onwillige staat, geducht lastig gemaakt, maar Weenen behield toch tot op zekere hoogte zijn karakter van groote doorvoerstad naar het Oosten, sleutel van de Westelijke beschaving. Slechts n ding was absoluut noodig: dat de valuta op de eene of andere wijze hersteld werd. En daarop waren, met behulp van den Volkenbond, alle krachten van Mgr. Seipel gericht. Hij zag, dat Oostenrijk levensvatbaar was. Dat is altijd het groote geloof van Mgr. Seipel geweest, waarin hij sterk staat tegenover de pogingen tot Anschluss" bij het Duitsche Itijk, die hij als inopportuun verwerpt en waarom hij zich tegen de Gross-Deutschen verzet. Het gold nu den staat Oostenrijk te redden en met ongeloofelijkc moeite bracht hij daartoe de groote Volkenbondsleening tot stand, die onder het strenge beheer van den Volkenbondscoinmissaris, onzen landgenoot Mr. Zuumcrman, in de ruim drie jaar dat het buitenlandsch toezicht op de financiën geduurd heeft, Oostenrijk er inderdaad bovenop gebracht heeft. Het waj een harde tijd voor den staat. Feitelijk boven de Oostenrijksche Itegeering bestuurde een vreemdeling, wien de taak was opgelegd duizenden ambtenaren te ontslaan en de financieën weer in liet rechte spoor te brengen. Dit was in zoover wellicht niet zoo onaangenaam voor Mgr. Seipel als hij zich steeds op de macht van Mr. Zimmerman kon beroepen en op dezen heel het odium laden v»n de krasse maatregelen, welke- genomen moes ten worden. Maar de hand van den vreemdeling drukte niettemin zwaar en er was een priester noodig aan het hoofd van den Staat om zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten. * . * * Er wordt in 1024 een aanslag op hem gedaan, waarbij hij levensgevaarlijk gewond wordt. Tegelijk lijdt hij ernstig aan suikerziekte; zijn leven schijnt gevaar te loopen, en men vraagt zich af of hij het nog wel lang maken zal. Hij trekt zich voor twee jaren uit alle staatszaken terug en komt tegen het einde van 1920 het kabinet Ramek weder vervangen. Dan hebben in Juli van het daarop volgende jaar te Weenen de vreeselijke onlusten plaats, die nog versch in het geheugen liggen. De politieke gemoederen zijn tot het uiter ste gespannen, de economische crisis duurt voort een toevallig incident doet de muiterij losbarsten. Het Paleis van Justitie wordt geheel vernield, hotels en winkels worden in brand gestoken en geplunderd..Mgr. Seipel houdt stand; met een ge paste mengeling van zachtheid en hardheid, die misschien het geheim van den waren staatsman is in dergelijke omstandigheden en die niets heeft van wreedheid, maar evenmin eenig wijken voor het gevaar beteekent, wacht hij het ondier af. Daarna beschaming bij de sociaal-democraten, zijn ergste vijanden en voor een tyd, eenige rust. Aan den parlementairen aandrang om zijn plaats aan de sociaal-democraten in te ruimen, heeft hij steeds' weerstand geboden en voor hun bluf bleef hij ongevoelig. Het Parlement keurt zijn maat regelen goed en de burgeroorlog is. daarmede voorkomen. En daarmede begint een langzamere, taaie strijd tusschen Dr. Seipel en de sociaal-democratie om allerlei wetten van binnenlandschen aard, waarvan wel de voornaamsche zijn de bekende wetten, op den Mieterschutz, de zgn. huurwetten. D Kegeering wil op groote schaal laten bouwen en daaren tegen de prijsbepalingswetten in zake huur, die in Oostenrijk het vrije verkeer aan zeer klemmende banden leggen, intrekken. Groot verzet bij de sociaal-democraten, die de bescherming wenschen te handhaven, althans haar intrekking van ge weldige bouwplannen afhankelijk maken. Daar naast enorme strubbelingen met de ambtenaren, die hoogere traktementen wenschen, met de post en telegraaf, met de arbeiders van allerlei allure enz. ? . ? ? ?' ? * * . ? . .' ..'?'*?? ? De quaestie van Oostenrijks aansluiting bij Duitschland b1 ij f t de gemoederen steeds bezig houden. Het verdrag, Van Trianon lost haar op: er za! ten eeuwigen dage geen sprake van zijn. Maar dat neemt niet weg, dat zij leeft, dat er zelfs een heele partij, de Gross-Deutsche, bestaat, Mgr. Seipel op haar gebaseerd, dat er kolossale muziekfeesten. te Weenen gegeven worden, waar honderdduizen den Duitschers hun hart komen ophalen aan mu ziek, jolijt en politiek. Mgr. Seipel moet er zich dus wel mee bezig; houden. Hij doet het op uiterst omzichtige wijzeHij houdt het goed recht van Oostenrijks bestaan vol; een volk?' zegt hij is iets anders dan eenstaat en een Duitsch volk kunnen wij blijven.. samengebonden in een staat, die volstrekt niet noodzakelijk tot het groote Rijk behoeft te behooren. Het is dezelfde stelling, die hij reeds vroeger in zijn in 1917 verschenen werk: Volk und Staat verdedigd heeft en die hem in staat stelt aan de moeilijkheden van het Anschluss-vraagstuk te ontkomen, zonder de beschuldiging te verdienen,, dat hij de huik naar den wind hangt of een theorie' uitvindt pour Ie besoin de la cause. Trouwens ook voor Duitschland is de Anschluss.*; een vraagstuk. Er zijn duizenden Duitschers, dienet toenemen van liet Duitsche volk met een. paar millioen zuiver Roomsch-katholieke stemmen zeer ongaarne zouden zien en de bezadigder Duit sche sociaal-democratie zou ook niet gaarne baar gelederen zien versterken met zeer vele opgewonden. en anarchistisch gezinde partijgenooten. * * * Dan plotseling: Schluss. Op het onverwachtst, midden in den strijd over de huurwetten, zonderdat een parlementaire crisis het noodig maakt,. kondigt Mgr. Seipel het voornemen aan heen tegaan. ?Het geheim hiervan is naar alle waarschijnlijk heid hierin gelegen, dat Mgr. Seipel voor al lee man van de Kerk gebleven is. De oppositie te met groote behendigheid aan de geestelijkheid en de R.K.Kerk gaan verwijten, wat alleen persoonlijk voor rekening van Mgr. Seipel behoorde te komen.. Vandaar in den laatsten tijd tal van afvalligen.. Mgr. Seipel, rechtschapen als geen ander, vrij van eenigen machtswellust, heeft de Paaschdagen in. meditatie doorgebracht n is tot de conclusie ge komen dat hij heen moest gaan, ongemerkt en stil,. gelijk hij gekomen is. Hij heeft zich afgevraagd of hij niet allengs der Kerk, waaraan hij bovenal gehecht is, kwaad begon te doen en of daarom het uur van scheiden niet voor hem gekomen was. Nobel motief en waardig einde! Misschien zien wij hem nog eens aan het hoofd van Oostenrijks zaken terug. Maar het zal dan niet zijn, voordat hij er zeker van zgn zal, dat zijn optreden als staats man, der Kerk,die heel zijn liefde heeft, geen kwaad meer kan doen. Oostenrijk is en blijve katholiek: de, oudste dochter der Heilige Moederkerk. Is niet dit stille heengaan een der bewonderens waardigste daden van den lier geweest? ijzeren" BondskanseBRANDBLUSSCHER HOLLANDIA' Wo. 2713 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN J JUN 1^929 Uit de Natuur: Natuurschoon en de kinderen door Dr. Jac. P. Thijsse 0=3 SPANJAARD ««C? '."'.' FABRIEK ESPANA ! UTRECHT Kinderen beneden de puberteitsjaren gevoelen nog niet voor natuurtchoon; wandelen willen zU niet, dadelijk zijn zij moe " Congres voor KUuitrzorg. MISSCHIEN heeft de reporter de uiting van den geachten spreker wat al te beknopt weergegeven, maar het staat er en ik kan nergens in de krant vinden, dat de bewering is tegensproken. Eer we \erder gaan, moeten we even vaststellen, wat we bedoelen met puberteitsjaren en met natuurschoon. Wel, laat ons zeggen dat de puberteitsjaren beginnen met het dertiende levensjaar en met natuurschoon bedoelen we elk landschap groot of klein, vlak of golvend, met zjjn planten en dieren, huizingen en vergezichten. De vraag is nu, of kinderen beneden de twaalf jaar iets voelen voor natuurschoon, of zij natuur genot .ervaren en begeeren. Ook kunnen we probeeren de vraag te beantwoorden voor de kleuters, dat zijn officieel de kinderen van l?O jaar. De kleuter, dien ik het best ken, ben ik zelf. 't Is lang geleden, maar ik ben een kleuter geweest: et ego in Arcadia vixi en het was een bijzonder aardig Arcadiëbij Grave aan de Maas en de Haam. en bij de heiden van Escharen en Zeeland. Ik was acht jaar, toen wij verhuisden naar Woerden, dus die Brabantsche herinneringen zijn duidelijk begrensd; bovendien vormt de oorlog van 1870?71 ook een duidelijke grenspaal, want wij woonden op een fort. Welnu, ik weet heel goed, dat ik op mijn eentje de wallen beklom, om in de verte de blauwe bergen van Mook te zien en ook, dat ik vaak ging zitten op een plek aan de wallen waar geregeld groote gouden loopkevers langs kwamen loopen. En als het voorjaar werd, verlangde ik e? naar, dat in moeder's tuin dp blauwe eendagsbloemen zouden bloeien in een groote pol van bontgestreept kanariegras. Dat die dingen zoo heetten ben ik pas veel later te weten gekomen. Heel in het bijzonder hield ik van de Oeverlanden van de Maas, vooral wanneer die vol stonden met groote margrieten, die we Pinksterbloemen noemden. En ik weet ook, dat ik er pret in had, wanneer op de wallen de grassen boven mijn hoofd uit groeiden. Dat zal wel Fransch raaigras geweest zijn. (Arrhenaturum elatius). Later in Woerden (8?12 jaar) was ik een echte zwerver, hetzij alleen, hetzij met' kameraden, maar heel dikwijls alleen. Op heel mooie voorzomerdagen we woonden een kwartier ver buiten déstad overkwam het mg wel, dat ik onopzettelijk niet naar school ging, maar afdwaalde naar Zuid of Noord. Dan kwam ik halfweg L4nschoten of Kamer rij k tot bezinning n wandelde dan maar door met de zekerheid van,op het eind van den dag een f link pak slaag, wederzijds zonder verbittering, want mijn vader was eigenlijk met hetzelfde sop overgoten. O, en wat was dat mooi, die lange rijen van gele lisschen en rose valerianen langs de binnensloot van het Jaagpad, de welrie kende viooltjes bij de Snellenbrug en het laantje van lijaterbessen langs de bleekerij. En in den winter onder het zwarte doorzichtige ijs de visschen en de gcoote, slappe groene bladeren van de plompen.: Da.t was allemaal echt platonisch natuurgenot, maar daarnaast kwam dan nog zwemmen en roeien, hengelen en peueren, hte zamelen van wilde aardbeien en frambozen in de aardige hakhoutboschjes van het polderland, en al of niet geoorloofd bezoek aan boomgaarden en bessentuinen. De omgang van een kind met de natuur is na^aelrjk nog al gecompliceerd. Onbewust en onopzettelijk legden wij toen den grondslag, (oirinkl, loonbrnkirij Vilhiliini/'. Charles van Ginneken ft Zoon, Zondert, N.Br. Het van ouds gunstig bekende adres voor: Dennen, ter bebosschihg (uitsluitend Inbéemschzaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Posch- en Haagplantsoen, Boomen en Heesters. ? Catalogi op aanvraag gratis en franco. fel Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wflnelmina.Zundert waarop we later ons natuurgenot zouden kunnen opbouwen. De meesten uwer hebben wel dergelijke en nog fraaier herinneringen. Ik heb eens een kind aange-. troffen nog een kleuter" want hu was nog geen zes die zat stil in zichzelf te zingen in het gras bij een groot plakkaat van blauwe eereprijs, zonder te plukken, alleen maar verheugd om de nabijheid van die bloempjes, volmaakt gelukkig. Een andere knaap van drie jaar keek graag omhoog naar de mooie witte wolkjes," maar dat was hem voorgezegd. En nu dat wandelen. Wij gingen wat graag met vader mee, uren ver en in Woerden hadden wij jongens een wandeltroep en dan gingen we wel Groepenbrug om met hoepels of stelten. Later in Amsterdam nu ruim dertig jaar geleden heb ik menige schoolwandeling gemaakt met klassen van een twintigtal tien-jarige Jordanertjes (op klompen of half slee tschoent jee) en dan gingen we kloekweg Amstelveenschen weg, Koenenkade, Sloterjaagpad. De rust" op de kade was een buitelpartij langs de dijkhelling. Het tweemaal overvaren over de Bingvaart van de Haarlemmermeer was een groot feest en als het lijden kon kregen ze daar ook een glaasje melk. Natuurlijk kwamen ze bekaf thuis, maar onderweg gaf niemand een kik en de volgende week gingen ze weer met plezier naar de Zuiderzee eerst met de tram tot het Abattoir. Ik verzeker u, dat het natuurschoon van die wan delingen niet onopgemerkt bleef, maar wij weidden er niet over uit. En tegenwoordig zijn dt? jongelui gelukkig ook nog wel tot wandelen te brengen. In de aanstaande vacantie moet ik met t-en tienjarig heer Texel rondwandelen volgens het X'ecept in het album. Heusch, die kinderen beneden de twaalf jaar willen wel heel graag wandelen, de kleuters ook en allemaal zijn ze vatbaar voor natuurschoon. Mair we mogen het hun niet opdringen en in het geheel er geen plant- of dierkunde'es van maken. De moeilijkheid bestaat in het vinden van geschikte terreinen voor de stadskinderen, maar daarvoor kan gelukkig toch bok nog wel raad worden ge schaft. Nieuwe uitgaven Cor Bruijn en N. van Hichtum. Uit het Siujenlaiid. Leesboek voor de hoogere klassen der lagere school. Derde deeltje, De Werelddeelen, geïllustered door J. H. Isings Jr. Wereld-aether In de volkstmi versit eitsbibliotheek van do Erven F. Bohn te Haarlem is een tweede druk verschenen van De Wereld-aether, door Prof. Dr. J. D. v. d. Waals Jr. Aurelius Aur/ustlnus' Belijdenissen Acht en twintig Augustus 1930 zal het 1500 jaar geleden zijn, dat Aurelius August inus, de groote kerkvader, die op het godsdienstig denken en het kerkelijk leven van West-Europa zulk een geweldigen invloed heeft geoefend en nog oefent, zijn leven eindigde. Ter eere van die gelegenheid gaf de uitgever H. Tjeenk^ Willink te. Haarlem de Belijdenissen van Aurelius Augustinus in eene vertaling van Dr. J. Ferahout uit. De vertaler gebruikte de latijnsche uitgave van P, Knöll, ed. minor, anno 1915 uitgegeven bij Teubner. De ver taling is niet volledig; 'de Belijdenissen omvatten dertien boeken, waarvan in deze vertaling alleen de eerste tien zijn weergegeven. J. S. Visser, De ruïne van Brederode. Beschrijving van de tegenwoordige ruïne en het voormalige kasteel van Brederode, benevens ? van belegering en verdediging, inrichting van een burcht in de middeleeuwen, aan de hand van nauwkeurige opmetingen, uitvoerige reconstructie- en andere teekeningen en een kaart van de omgeving. Een overzicht van de voornaamste feiten uit de ge schiedenis van het geslacht en het kasteel, en een lust van de in de ruïne aanwezige opgegraven voorwerpen completeeren het werk, dat voorzien is win een omslagteekening, van Fokko Mees. Uitgave van C. H. Mees, Santpoort. KRONIEK Democratie en Buitenlevem HET leven heeft onverwachte en onpleizierige consequenties. Wie onzer zou in zijn jeugd getwijfeld hebben, dat de Democratie, ,,de grootst mogelijke welvaart voor het grootst mogelijk aan tal," gelijk wg geleerd hadden haar te definieeren, de allermeest gewenschte, voldoening en geluk gevende staat onzer samenleving moest heeten? Natuurlijk waren wij democraten, die de armoede en ongelijkheid van goed en leven als een schreeu wend onrecht haatten en het socialisme blijdelij k begroetten, als den zekeren weg uit de ellende naar een toestand van algemeen, maatvol geluk. Maar nu twijfelen wij wel eens of het geneesmid del zooveel beter is dan de kwaal. En vooral in deze lentedagen, meer dan anders op zoek naar natuur en landelijke rust en schoonheid, besluipt ons de vreeze, dat de democratische verheffing der lagere en middelklassen, in verband met haar als maar groeiend aantal en de moderne gemakkelijkheid en goedkoop te van verkeer, onze wereld op den duur bijna onbewoonbaar maken zal. Ik spreek bier niet van de auto's, die ook al een de mocratisch vervoermiddel geworden zijn. Wie daar aan mocht twijfelen, behoeft maar op de gelaten der gelukkige bezitters te letten.... Maar ik denk aan de steden, die steeds meer naar elkander toe groeien en het ,,land" verslinden. En ik denk nog meer, en erger, aan al die snoezige buitentjes» roodbedakte baksteenhuizekes, met een zonnig stukje grond voor en achter, die, elkander in de ramen glurend, op de kaal gerooide wegen aaneengereid staan, uren lang. Vroeger waren daar lanen, met koren- of grasland ter weerszijde; of lagen er de groote buitenplaatsen met veel lommerrijk geboomte. Maar de buitenplaatsen werden ..ver kaveld", de bosschen omgehakt, de akkers 'als ..bouwterrein" verkocht, en verschenen de troostelooze villaparken" van gelijke, miezerige burger lijke huisjes, bakkend in de zon. Zoo verdween de duinstreek om Haarlem, verdwenen de statige landgoederen om Den Haag, mét de groene rust en schoonheid der belendende dorpen; ging het Gooi onherroepelijk verloren, evenals de omgeving van Utrecht, waar gansche steden op den brandenden boschgrond tusschen pierige dennetjes ver rezen zijn; werd de eens zoo stille en landelijke Velperweg een leelijke, rumoerige straat, enz, enz. Het vergemakkelijkt verkeer deed dit alles, de stijgende behoefte aan reizen en buitenwonen deed dit alles, de ontwaakte liefde tot de natuur vermoordde dit alles. En het zijn maar andere benamingen voor democratie: de verheffing n verrijking der massa. Wat wonder, dat thans een laat berouw ons overvalt en wij bidden, dagelijks .en1 vurig, voor leven en welzijn van de weinige nog overgebleven groot-grondbezitters en voor dood en verderf van de grondspeculanten en de. gemeentebesturen, die hun natuurmoois voor een handvol zilverlingen' verraden. Maar zulk bidden helpt niet. tenzij het euvel der democratie en dat der overvloedige procreatie mede worden afgewend. Weldra zal ook in het vrije vaderland geen enkele wandeling meer vrij zijn, en mogen wij, tot ons genoegen, gaan kuieren tusschen enkel villatjes" . en hekken en prikkeldraad, op zoek naar een schraal gemeenteboschje, waar het vuile zand bedekt is met proppen papier en sinaasappelscbillen. .. " ' .'?"? - ., ' ? ' . F. C. t MOT.G. v.d. BRINK CORSETIÈRE M KEIZERSGRACHT nUMSTERD TELEF. 37151 ATELIERS VOOR REPARATIÉN IN DEN HAAB ELKEN VRIJDA8 HOTEL CENTRAL t?'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl