Historisch Archief 1877-1940
GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 JUNI 1929
No. 2714:
No. 27x4
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 JUNI 1929
Het Britsche Rijk in Afrika
door Dr. Jan Romein
Rekent Engeland met bet verlies
van Egypte f
DAT Engeland na de officieele onafhankelijk
heidsverklaring zijn invloed in Egypte nog
slechts kan handhaven, door er niet min of meer
openlijk geweld slechts anti- of althans a-nationa
listische regeeringen toe te laten is even bekend,
als dat het tot deze middelen grijpt, uit vrees,
zijn verbindingen met het Rijk in Indiëandera
te verliezen. Inplaats van dit in het algemeen nog
eens aan te toonen, doen wij dan ook beter, meenen
wij, met op een niet zoo algemeen bekende bijzonder
heid te wyzen, waaruit o.i. blijkt, dat de Engelsehe
regeering rekening houdt met het verlies van Egyp
te. Immers, wanneer wij dit waarschijnlijk kunnen
«maken, zijn wij van de noodzakelijkheid ontheven
nog eens weer te zeggen, dat er ernstige kans op dit
verlies bestaat.
Die bijzonderheid" dit» wij bedoelen i.« de spoor
weg in aanleg van llaifa. aan de Oostkust der
Middellanclsche Zet> naai' Damascus en vandaar,
ten Oosten van de Doode Zee naar Mediua. Over
deze zgn. llidjaaz-spoorlijn heeft Prof. Snouck
Hurgronje in een van zijn interessante
Telegraafartikelén over Mohammedaaiische kwesties een
boekje open gedaan, l)
Men is met den aanleg ervan in 1908 begonnen.
De toenmalige sultan. Abdul Hamid', had hierbij
vooral het oog op de mogelijkheid van een snel
en door de groote mogendheden ongecontroleerd
troepenvervoer naar de Arabische doelen van zijn
rijk. 3Iaar meer over een schuld- dan een schat
kist beschikkend, bedelde hij het benoodigde geld
ervoor bij elkaar onder voorgeven, dat het een
pelgriinsspoor zou worden. Xa den oorlog echter
veranderde de toestand. In plaats van iver Turksch
gebied, kwam do lijn te loopen door het Fransche
mandaatgebied in Syrië, door het Engelsche van
Palestina en Transjordaniëen door dat van Bin
Sa'oed, den beheerscher van het grootste deel van
Arabië.
Wie moest hem nu beheeren? Bin .Sa'oed zei:
wij, want het is immers e*m soort ..spoorweg dos
geloofs," betaald door en bestemd voor de Moham
medanen. Geen-wonder dan. ook. dat hij protesteer
de, toen de Engelschen Maa'n annexeerden, dat
aan dien'spooweg lag. alsmede Akaba. aan de Hoode
Zee, vanwaaruit deze spooweg gemakkelijk is te
beheerschen. Bin Sa'oed wilde een conferentie.
Engeland stemde er1 in toe. maai- stipuleerde bij de
uitnoodiging, dat er alleen technische kwesties
zouden besproken worden en het beheer niet ter
discussie stond. De conferentie mislukte. En zoo
is de toestand nog.
Prof. Snouck Hurgronje trok hieruit alleen de
conclusie, dat macht boven recht gaat en de bezit
ters zalig zijn. Beziet men deze kwestie echter in
het licht van de Britsche imperiale politiek, dan
is er, denkt ons. nog wel iets'meer uit te halen.
Wat toch is het belang voor Engeland bij dien
spoorweg? Geen handelsbelang, want Engeland
kan zijn waren sneller en goedkooper door het
Suez-kanaal naar Arabiëen verder brengen. Maar
een strategisch belang? Dit zonder twijfel j. zoodra
men rekening houdt met de mogelijkheid, dat
Egypte en daarmee het Suez-kanaal voor Engeland
in tijden van beroerte onbetrouwbaar is. Het kan
dan troepen en voorraden in Haifa landen, langs
de bedoelde' lijn tot Maa'n vervoeren, om ze ver
volgens, na een betrekkelijk klein transport over
land, in Akaba weer op de vloot te nemen en verder
naar. Indiëof waar zij noodig zijn. brengen. De
conclusie lijkt ons onafwijsbaar, dat de Engelsche
regeeringskringen, die wel fouten maken, maar
door lange traditie geschoold, de groote
rijksbe: langen a.h.w. niet uit het oog kunnen verliezen,
N.V. J. S. ME U WSEN'S
Oroet»t« keuze. , . . «TETSON1
door hun handelwijze ten opzichte van den
Hidjaazspoorweg het bewijs geleverd hebben, dat zij,
gelijk vooronderstellenderwijs reeds werd gezegd,
ernstig rekenen niet het verlies van Egypte. Is er
sprekender' bewijs noodig, dat de Britsche impe;
rialisten zelf, ondanks al hun conservatisme voelen,
dat er in de wereld van den Islam zich veranderin
gen aan het voltrekken zijn, .die zij niet ongedaan
kunnen maken?
De problemen van Zuld-AfrJka
In 1010 hebben, gelijk bekend, Kaapland,
NataKdf Oranje-Vrijstaat en Transvaal zich aaneen
gesloten tot de Z.-Afrikaansche Unie. 2) Het woord
klinkt zoo mooi, vooral destijds: eendracht i»n
samenwerking zouden den feilen haat van oorlog,
druk en minachting van daarvoor verdrijven.
Maar in de bijna twintig jaar sindsdien verloopen,
werd de verhouding tusschc-n Engeland en Boeren
weinig beter. Wie er A-an verzoening spreekt,
krijgt nog heden ten dage van beide partijen te
hooren: zeker, ook wij zijn daarvoor, maar dat
het nog niet zoover is, ligt -aan hen. niet aan ons.
In de laatste jaren, sinds de Nationalistische
(Boeren )partij, de zgn. Natten, het heft in handen
heeft, is er geen ontwerp wet geworden, waarover
niet zuiver de partij-verhouding had beslist, hier
de Natten, onder leiding van Hertzog, daar de
Sappen (de Z.-Afrikaansche Partij: die der Engel
sehen en verengelschtèboeren, als Snuits en Butha).
Dit is het eerste probleem van .Z.-Afrika, dat nog
steeds op een oplossing wacht.
?Het is niet het ergste: de tegenstelling tusschen
blank en blank kan slechts betrekkelijk gevaarlijk
worden, zoolang zij overheerscht wordt door een
diepere, die tusschen blank en zwart (de Bantoes
of naturellen) of tusschen blank en bruin (de
Br.Infïiërs in Natal).
Om met deze laatste, minst gevaarlijke, te
beginnen. In de tweede helft van de 19e'eeuw heb
ben de h «eren der suikerplantages Br.-Indische
arbeidskrachten naar Natal gelokt, die, meende
men. omdat zij energieker waren, beter zouden
voldoen dan do Bantoes. En energiek waren zij:
zoo gauw zij de kans kregen, begonnen zij in Xatal
de blanken uit den kleinhandel te verdringen en
deze zitten nu, om het populair te zeggen, met de
gebakken peeren. Want aangezien zij even ener
giek zijn in het zich vermenigvuldigen, als bij den
arbeid, telt d<? Unie nu een 180.000 Aziaten 3),
die ondanks alle verlokkelijke aanbiedingen er
niet weg willen en door de blanke bevolking behan
deld worden, op een manier, die,! om het zachtaardig
te zeggen, niet met hun numerieke getalsterkte
strookt. Een onlangs met de Br.-Indische regeering
getroffen overeenkomst, waarbij werd afgesproken
geen nieuwe emigranten uit Br.-Indiëtoe te laten,
kan het probleem slechts tijdelijk, niet voorgoed
stuiten, laat staan oplossen, want tot nog toe kan
niemand de Br.-Indiërs in Natal beletten, zich op
natuurlijke wijze te vermeerderen.
Doch evenals de tegenstelling Boer-Brit, is die
tusschen blank en bruin slechts van ondergeschikt
belang, bij het groote probleem van Z.-Afrika: de
tegenstelling tusschen blank en zwart. Niet alleen,
omdat zij dieper zit, maar zij is ook op zichzelf
ingrijpender en de numerieke verhouding is voor
de, blanken nog ongunstiger. Tegenover de blanke
bevolking die in 1020 in de TJnie ruim 1.5 millioen
bedroeg, stonden in datzelfde jaar ruim 5 millioen
Bantoes. 4). En er bestaat geen reden, aan te nemen,
dat deze verhouding ooit gunstiger voor de blanken
zal worden; integendeel: de vermeerdering der
blanken is voor een deel te wijten aan immigratie,
waarvan men wel kan veronderstellen, dat zij
verminderen, niet dat zij Vermeerderen zal, terwijl
bij toenemende welvaart, het op natuurlijke wijze
verkregen accres der zwarte bevolking, alleen nog
kan toenemen. De groote moeilijkheid is nu hierin
gelegen, dat, practisch gesproken, de heele ar
beidende klasse, behalve de geschoolden, uit zwarten
bestaat. Zoo bevindt de zwarte, arbeidende bevol
king zich ni?t alleen tegenover de blanke
industrieelen, maar tevens tegenover de geheele blanke
bevolking, wie zy, voor zoover zy tot het proletari
aat behoort, het brood -uit den mond nemen.
Wij hebben hier het klassieke voorbeeld, waarbij
de rassenkwestie in de klasse-kwestie is uitge
mond: het zoo bij uitstek belangrijke onderwerp,
HET IDEAAL IN FOTOGRAFIE
EEN IHAGEE-REFLEX CAMERA
Prospectus op aanvraag
J O S.
Hoofdsteeg: 17
Kotterdani
H A R T O Q
Nobeletraat
«*Utrecht.
in de pas-verschenen nieuwe uitgaaf van Lord
Olivier's White Capital and Colourcd Labour".
gematigd, maar niettemin critisch behandeld. 5)
De oplossing ? Hertzog heeft ze onlangs in zijn vier
segregatie-wetten van conservatief-nationalistische
zijde beproefd, maar is er niet in geslaagd er de
vereischte meerderheid van 2/3 voor te behalen.
Kort gezegd1, bedoelden deze wetten, de zwarten
afzonderlijke woonplaatsen aan te wijzen, hun daar
een zeker beperkt zelfbestuur te geven en een
indirecte, maar zeer beperkte 0) vertegenwoordi
ging in de landsregeering. Ons ontbreekt de ruimte
er bier verder op in te gaan, maar daar staat tegen
over, dat de toekomst ons ruimschoots die gelegen
heid zal bieden; de kwestie is er niet een van van
daag of gisteren, maar evenmin een van vandaag
en morgen allén.
* *
*
Het is mijn bedoeling geweest met deze reeks
artikelen over de huidige situatie van het Britsche
Rijk den lezer, voor zoover dat in mijn vermogen
lag, wat wegwijs te maken in dien doolhof van
vraagstukken, die tezamen die situatie uitmaken
en hem daarmee, eenigszins althans,voorte bereiden
op de verschijning van dingen dit-, zooal niet komen
zullen, dan toch komen kunnen. De wetenschap is
in de Oudheid geboren uit de behoefte om de toe
komst to voorspellen en hoe ver zij in den loop
deitijden oolc, van dit doel verwijderd moge cebleven
zijn. als ideaal heeft zij, terecht..' die pretentie
nooit heclemaal opgegeven. Ver is dat uitzicht in
de toekomst voorloopig nooit. Te talrijk zijn de
factoren, waarmee men rekening moet houden,
te veel en veelsoortig ook het materiaal,,dat men
zou moeten behoerscnen. om verder in het donker
van het nog niet gewordene te kunnen zien. Veel.
te veel, het meeste is bovendien slechts gissing
en min .of meor waarschijnlijke veronderstelling.
Men houde dit den schrijver over problemen der
internationale politiek ten goede; men vergeve hem,
zoo zijn gissingen, vergissingen zouden blijken.
Dit is nu eenmaal veelal, misschien wel altijd,
onvermijdelijk. En men beschouwe het ala een ver
goeding voor mogelijk zich-gedupeerd-voelen, dat
hij die zich met deze dingen bezighoudt, of er
over leest, althans eenigermate deel heeft aan het
komende, waarvan hét kleinste toch altijd belang
wekkender is, dan het grootste van wat reeds
voorbij is. Alleen de hoop op de toekomst immers
vermag ons te troosten over het verlies van de
?illusies van het verleden. Zoo gaat het in het leven
van den enkeling, maar in dat dei% volkeren is het
niet anders.
1) Telegraaf Av. 3 April 1929.
2) Over de geschiedenis van Z.-Afrika bezitten wij
tegemcoordig het standaardwerk van E. Walker.
Historu of South-Africa (1928).
3) Dr. J. H. Eotha, Die Arbeidsvraagstuk van
Suid-Afrika, 1928, p. 33 (precies: 174.220 in 1926;.
De lesef vindt hier ook verdere literatuur.
4) Botha, a.uj.' p. 35.
5) Spéciaal over ons ondencerp van denzelfde:
The Anatomy of African misery Londen, 1927).
6) De vertegenwoordigers der zvóarten zouden
blanken moeten zijn en niet mee mogen stemmen
over kwesties, die de verhouding der beide volk^deelen
raakten l
BERGT UWEN INBOEDEL
BIJ VOORGENOMEN VESTIGING IN
DEN HAAG OP IN HET BUITENLAND
BIJ DB FIBMA BATENBURG & POLMBR
TB '8-GRAVENHAGE,HuxjGBN8PABK22
TELEFOON 11030
BIGBN GEBOUWEN. Bespreking kosteloos
BPBO. BlNKBNL. BN INTBBH. TBAH8POBTBOI
Het Amsterdamsche
Schouwburgvraagstuk
door E. Boekman
Lid van den Gemeenteraad
Een tweede
DAT er in Amsterdam zooiets als een schouw
burgvraagstuk bestaat, weet nu zoo lang
zamerhand iedereen in Nederland. Ook dat dit
vraagstuk reeds nuttige diensten heeft bewezen.
Het is indertijd als aanleiding gebruikt voor den
goprojecteerden Museumachouwburg van de
Wagnervereeniging, het wordt nog dagelijks gehanteerd
ter aanbeveling voor de plannen van, ja, van wie
ai niet. Want hoevelen in aantal zijn de
plannenmakers niet reeds geworden na den brand van het
Paleis voor Volksvlijt accentueering van het
vraagstuk en complicatie ervan tevens.
Zoo bloeit thans op de puinhoopen van het
Paleis voor Volksvlijt het nieuwe levenl Welk een
gedrang nemen wij waar om Amsterdam van zijn
vraagstuk te verlossen. O, stellig, wij hebben nóg
vele andere vraagstukken, aan welker oplossing
edele burgerzin zich zou kunnen wtfden, doch aan
geen hebben burgers van, onze stad, die hiertoe
niet door hun functie verplicht waren, reeds
zoovele moeiten en zorgen besteed in zoo korte
spanne tijds, als juist aan dit.
Maar laat ons, zoo zjj bestond, onmiddellijk de
illusie doen verdwijnen, dat hier sprake is van den
wensch de res publica te dienen. By geen dier
andere vraagstukken, die voor het leven en de
toekomst van de hoofdstad veelal van nog grooter
beteekenis zijn dan dit, valt voor initiatiefnemers
en plannenmakers zoo zeer eigen belang te dienen.
Bij het onderzoek der vraag op welke wijze in
den Amaterdamschen schouwburgnood moet wor
den, voorzien, treft het den belangstellenden, doch
belangeloozen toeschouwer al spoedig hoe ook
hier het particulier initiatief nog slechts een
scmjnbestaan leidt. Het ontbreekt stellig niet aan plan
nen, Het aantal dier plannen is zelfs zoo groot',
dat het dagelijksch gemeentebestuur van Amster
dam het maar het nuttigst heeft geoordeeld,
een commissie te benoemen, welke zal hebben te
onderzoeken, te beoordeelen en te adviseeren.
Laat ons der commissie kracht, doch tevens
gezien haar ? samenstelling objectiviteit
toewenschétt.
Ondertuaschen verlieze men niet uit het oog,
dat de ingekomen plannen dezen
gemeenschappelijken trek hebben, dat zij geen van alle be
rusten op den grondslag van het eigen wagen,
van het nemen van eigen risico. In hét eene plan
duidelijker dan in het andere, wordt aangenomen,
dat de Gemeente de financiën benoodigd voor
den bouw, bij een enkele, wellicht ook voor de
exploitatie, hetzij zal fourneeren» hetzij zal
garandeeren. Het particulier initiatief beperkt zich in
deze gevallen tot het samenstellen, met hulp van
bekwame architecten, van een bouwproject; met
hulp van ongenoemden, van een bouwbegrooting
en exploitatierekening en overigens tot het op
, meer of min onbescheiden wijze inroepen van de
hulp der gemeente.
Het zou inderdaad de slechtste vorm van het
gemengde bedrijf zijn, welke de gemeente zou kie
zen, door in een dezer plannen het geld der burgerij
te steken. Men zal mij tegenwerpen, dat zij dit
toch ook had gedaan, wanneer de Baad het door
Burgemeester en Wethouders aanbevolen plan van
de Wagnervereeniging had aanvaard. Echter
lag hier de zaak anders. Niet slechts omdat de
Wagnervereeniging zelve een som gelds ter be
schikking stelde (daartoe zou lk der gevormde
combinaties ook wel in staat z^n), doch omdat
het doel, dat bij het plan der Wagnervereeniging
vooropstond, was: het bevorderen der
tooneeldramatische en tooneelkunst zonder nevenbedoe
lingen gelegen in de baten uit het exploiteeren
van een schouwburg. Bovendien mag. er aan her
innerd worden, dat zich onder de voorstemmers
in den Raad verscheidenen bevonden, die de deel
neming van de gemeente alleen dan wenschten,
indien: vaststond, dat de laatste ook spoedig een
zoo overheersohende positie zou innemen, dat
praktisch gesproken zou kunnen worden van een
tweeden gemejantelijken schouwburg.
Wanneer een of meer der combinaties welke nu
een plan hebben ingediend, in staat zouden blaken
zelve haar zaak te financieren, zoodat de mede
werking der gemeente zich zou beperken tot het,
; Een tweede Stadsschouwburg voor Amsterdam
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
Burgemeester de Vlugt tot de Stedemaagd: >9Het is wel heel
mooi, maar ik heb er geen geld voor!"
iu
ven
zou de zaak nog
anders staan. Ban
zou voornamelijk
de vraag in geding
komen > of de
Raad het aange
vraagde
grondstuk voor het
bouwen van den
schouwburg
wenscht af te
staan of wel het
voor andere doel
einden of voor
zich zelve wenscht
te reserveeren en
zouden
eventueele andere be
zwaren op het
tweede plan ko
men.
Zoodra echter
sprake is van
het rechtstreeks
dragen, van risico,
heeft de gemeente
de taak zich af te
vragen of niet het
oogenblik is ge
komen zelve actief
op te treden en
over te gaan tot
den bouw , van
een tweeden
Stadsschouwburg.
. Als zij toch risico
moet dragen, kan
zij het beter
doen door heer
in eigen huis te
zijn met alle :
slechte risico's die zij ook draagt bij gedeeld
bezit en met alle goede risico's tevens.
Doch ook wanneer zij niet tot deelneming wordt
uitgenoodigd blijft de vraag bestaan of zij niet
in elk geval dezen stap heeft te doen. Sinds den
tijd waarin de gemeente besloot tot den bouw Van
den bestaanden Stadsschouwburg, is de bevolking
van Amsterdam niet slechts bijna verdubbeld,
doch de kring van belangstellenden in het tooneel
is, door de sociale en geestelijke verheffing van de
arbeidersklasse, welke in dien tijd plaats vond,
naar verhouding nóg veel grooter geworden.
Het is in deze dagen juist tien jaren geleden, dat
de gemeente besloot tot het in eigen beheer nemen
van haar schouwburg op het Leidscheplein. De
in dien tijd opgedane ervaring heeft geleerd, dat
vooral ten aanzien van het finantieel risico, de pessi
misten-ongelijk hebben gekregen. Er is geen winst ge
maakt, doch voor een gemeente welke haar taak op
tooneelgebied gelegen acht niet in het maken van
winst op haar schouwburg, doch in het dienstbaar
doen zijn van dat gebouw, aan het kweeken van
belangstelling, zoo mogelijk van liefde' voor het
tooneel, behoeft dat ook niet. Doch ook de ver
liezen zijn beperkt gebleven binnen -redelijke
grenzen, waarbij nog in aanmerking genomen
dient te worden, dat deze .verliezen ten deele hét
gevolg zijn van kostbare technische verbeteringen
in de inrichting van den schouwburg. Het
resultaat van het gevoerde overheidsbeheer is
dan ook, dat de gemeente ten bate van allen die
den schouwburg bespelen, het beschikkingsrecht
bezit over den best geoutilleerden schouwburg
van ons land, welke ook in het buitenland een zeer
goeden naam bezit.
Dit recht is een noodzakelijk bestanddeel ge
worden van haar politiek van kunstbescherming.
De zich uitbreidende taak der gemeente als ge
meenschapsorgaan tot Voorziening ook in cultureele
behoeften der massa, welke op velerlei gebieden
* groeiende zijn en aangewakkerd dienen te worden,
zal die noodzakelijkheid steeds sterker doen ge
voelen.
Het subsidiestelsel, met al zijn voor- en nadeelen,
heeft toch in elk geval ala resultaten opgeleverd,
' dat, eenerzUds, de bestaansmogelijkheid van een
aantal gezelschappen is, verzekerd, dat, ander
zijds, groepen der bevolking welke nimmer schouw
burgen bezochten of slechts die waar Schund of
de hevigste draken werden vertoond, thans ook
. stukken van beter gehalte gaan zien; Men denke
bijvoorbeeld aan het publiek der kwartjesvoor
stellingen.
, Naarmate de resultaten van haar subsidieering
grooter worden, zich uitende ook in het bereiken
van grooter kringen der bevolking, zal de behoefte
aan meer eigen ruimte toenemen. Doch tegelijkertijd
neemt, door de mogelijkheid van intensiever ex
ploitatie en meer bezoek, ook het finantieel risico
voor de gemeente af.
De bevordering van den bloei van het tooneel
is - door welke oorzaken laat ik thans in het
midden niet meer alleen een zaak van particu
lieren ; zij is het thans ten deele ook van de overheid.
In haar betrekking tot de tooneelkunst moet de
overheid zooveel mogelijk m direct contact staan tot
de tooneelkunatenaars en niet gehinderd worden
door bezitters of exploitanten van schouwburgen.
Want niet dezen, doch de tooneelisten dienen
het tooneel, dat als kunst voor de massa van
het volk bevorderd móet worden door de overheid.
Belangrijker dan de onderlinge strijd der
particuliere combinaties om steun voor particuliere
belangen, is dan ook de vraag of de gemeentelijke
overheid zal voldoen aan de behoefte van het
oogenblik: der hoofdstad geven den schouwburg
welke voldoet aan de tooneeltechuische en soci
ale eischen van onzen tijd.
Zulk een schouwburg, niet geleid door een
streven naar winst, doch door belangen van
artistieken en socialen aard, kan voor de verdere ont
wikkeling van. ons tooneel een actieve factor van
beteekenis zijn.
i . r
KARPETTEN
BIJ
J'
l
II