De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 8 juni pagina 8

8 juni 1929 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

' ! ', f i DB GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 JUNI 1929 No. 2714 SCHAKEL l WeiLieeWES 11-17*AMSTEQDAM ^Ot^rhcmden naar maat ons verkrijgbaar N. R. V. MONTA SCHOENEN Het Eeuwfeest van Toonkunst" door Paul F. Sanders VOOR de meesten is Toonkunst een soort Bond van Oratorium-vereenigingen in Neder land, waarvan het lidmaatschap recht van toe gang geeft op een zeker aantal uitvoeringen. Voor velen is het tevens de instelling, die in talrijke plaatsen muziekscholen oprichtte en te Amsterdam, zelfs een conservatorium. Maar zeer weinigen weten, dat de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst orde geschapen heeft in den chaos, die op het gebied der muziek in ons land in het begin der vorige eeuw heerschte. Wie eenige genoeglijke uren wil doorbrengen, verdiepe zich in het Gedenkboek,. dat de heer J.D.C. van Dokkum, bibliothecaris van de Landbouwhoogeschool te Wageningen, in opdracht van het Hoofdbestuur der Maatschappij schreef. Deze honderd jaren muziekleven in Nederland bevatten een zeldzame humoristische stof en geven een merkwaardigen kijk op de in vergelijking met het bui tenland provinciaalsche opvattingen onzer overgrootouders omtrent Kunst en Kunstenaars. De kunst was een aangenaam, maar nutteloos tijdverdrijf. De kunstenaars waren maatschappelijk outcast". De officieele muziekbeoefening was in handen van dilettanten-genootschappen. Beroeps-opleiding voor den toonkunstenaar bestond er in ons land niet. De musici misten, voor zoover zij niet uit het buitenland waren ingevoerd, of elders hun opleiding hadden genoten, de eenvou digste algemeene ontwikkeling. Ze verdienden een karig inkomen met slecht bezoldigde lessen. Aan' het einde der 18e eeuw kwam in de Hofcourant" een advertentie voor, waarin een gehuwd persoon, zijnde musykmeester" lessen aanbood, «,op de clavecimbel en orgel" voor de somma van ? 4. per 20 lessen ! Tien maanden later reduceerde hij dezen prijs zelfs nog tot / 3.20, of 10 centen per les. Toen in 1813 de zangeres Elisabeth Kufferath plotseling moest invallen voor de dilettant-soliste die door ziekte verhinderd was op een uitvoering te Rotterdam-te zingen, Ontving zij tot haar ver bazing geen honorarium. Bij reclameering bleek, dat dit geen verzuim was geweest. De Rotterdamsche-dames-koorleden zouden echter nooit hare me dewerking hebben verleend aan een concert, waar op betaalde krachten optraden. Men heeft hier eenige staaltjes van den toestand in den tijd, dat de heer A. C. G. Vermeulen, praeceptor 'aan het Gymnasium te Rotterdam, een aantal vooraanstaande Nederlanders muziek liefhebbers evenals hij zelf ? bijeen riep om tot de oprichting te geraken van een Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. Het initiatief was reeds enkele jaren te voren uitgegaan van eenige afgevaardigden van het Nuts-departement Makkum, die op een algemeene vergadering van hetNut voor het Algemeen voorstelden eene Commis sie te benoemen, ten einde te onderzoeken, of er , door deze Maatschappij maatregelen te nemen zijn, waardoor de smaak voor zang- en toonkunst meer algemeen kunnen opgewekt en verspreid worden; voorts om, in dat geval, de middelen op te geven, waardoor, op de meest algemeene en minst kostbare wijze, die smaak zou,kunnen bevredigd wórden." De Commissie werd benoemd en bracht een rapport uit, dat evenwel geen aanleiding,gaf om verdere stappen te doen. Hiermede was nietteTUYNENBURG MUY«S 1830?l Hü« l SM?1870 1870?1877 1878?1908 1900?1918 1919?heden min de grondslag gelegd voor de latere stichtingsarbeid van Vermeulen. Dat de oprichters van Toonkunst cultuurarbeid wilden verrichten, blijkt uit de oorspronke lijke Statuten: Het doel der Maatschappij is, de Toonkunst in ,,de Nederlanden door alle mogelijke middelen te bevorderen. Bijzonder zat zij trachten de zucht voor de Toonkunst onder de Natie meer en meelop te wekken en goede musykale kennis te verbreiden." Tot de middelen werden gerekend: prijsvragen voor composities en aanmoediging der componisten door medewerking te verleenen bij de uitgave hunner werken; geldelijken steun aan veelbeloovende jongelieden die zich voor het vak der Toon kunst bestemmen; bevordering van het onderwijs in zang- en toonkunst; de instandhouding of op richting van goede zangx'ereenigingen. Onder de diverse besturen, waarbij achtereen volgens als algemeen secretaris optraden, do Heeren: A. C. G. Vermeulen Dr. J. P. Heye W. F. Loman Daniel de Lange A. D. Loman Jr. Dr. Paul Cronheim is een zeer aanzienlijk werk tot stand gebracht, een werk dat vooral na de oorlogsjaren nog een aanmerkelijke uitbreiding heeft ondergaan. Naar mate de concertpraktijk andere vormen', eischtu, bleek ook een wijziging in de bemoeiingen deiMaatschappij noodzakelijk. Die bemoeiingen blijken deels op sociaal, deels op paedagogisch terrein te liggen. Tot de eerst bedoelden behooren bijv. de in 1919 ingestelde solisten-concerten, die jonge Nederlandsche toonkunst enaars gelegenheid geven in de afdeelingen op te treden; enkele orkestsubsidies, vooral bedoeld om afdeelingen in staat te stellen zich voor oratorium-uitvoeringen te verzekeren van de medewerking van goede orkesten; pensioen regelingen voor directeuren en leeraren van Con servatoria en muziekscholen, dirigenten van afdeelingskoren en vaste ambtenaren der Maat schappij. , . Tot de werkzaamheden op paedagogisch gebied behooren behalve de oprichting der muziekscholen met en zonder vervolgklassen voor hoogere op leiding en van het conservatoriun, ook de instelling der Toonkunst-examens en in samenwerking met den Minister van O.K. en W. die der Onder-1 wijs-Commissie," waarin verschillende autoriteiten, zoo op het gebied van school- als muziek-onderwijs zitting hebben en die den Minister zal voorlichten op welke wijze de school dienstbaar gemaakt kan worden aan de muzikale ontwikkeling van het volk. Ten slotte werd door toedoen van Toonkunst in 1928 aan de Rijksuniversiteit te Utrecht een leerschool gevestigd in de theorie en geschiedenis der muziek, bij de faculteit van letteren en wijsbe geerte aldaar. Reeds in 1843 wa»s Toonkunst overgegaan tot de ondersteuning der uitgave van Nederlandsche werken uit de 15e en 16e eeuw, verzameld door den Duitschen muziekgeleerde Franz Commer. In 1868 werd deze bemoeiing overgenomen door de inmiddels gestichtte Vereeniging voor NoordNederlandsche Muziekgeschiedenis. In dit verband móge tevens gewezen worden op de Nederlandsche Koorvereeniging," in 18fi4, eveneens op initiatief van Toonkunst, opgericht om den koorzang, en speciaal den kerkelijken, tot hoogere ontwikkeling te brengen. De werkzaamheden der Maatschappij, waren gedurende deze eeuw zeer afwisselend en zoo veel omvattend, dat de geschiedschrijver van Toonkunst zijn gedenkboek met recht den ondertitel kon geven: Honderd jaar muziekleven in Nederland. Er is ongetwijfeld buiten Toonkunst om door velen in den lande groot en ingrijpend werk ver richt^ Maar de weg was bereid door hen die, on danks wambegrip en tegenwerking, met taaie volharding op een vergelegen doel, een eigen con cert- en muziekleven in Nederland, aanstuurden. Men kan over formeele kwesties met déleiding van de Maatschappij van meening verschillen; het werk, wat hier verricht is, dwingt algemeen eerbied af. Gedurende een eeuw hebben particulieren op onbaatzuchtige en grootmoedige wijze voorzien in cultureele behoeften, waarvan de behartiging in vrijwel alle andere landen van af den beginne op het' gebied der Staatsbemoeiing heeft gelegen. Dat is een prestatie, die de feestelyke herdenking zeker waard is. Teekening door V. E. van Uytvanck Dr. C. Easton oud hoofdredacteur van het Nieuws van den Dag", overleed te 'sGravenhage NV ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK PANDBRIEVEN BEURSKOERS DIRECTIE M? 5.J.VAtiZlJST M?J.F.VERSTEEVEH SPREEKZAAL De heer F.C. attaqueert in zijn artikel in de Groene Amsterdammer van 18 Mei j.l. getiteld: Offi cieel Legorbeleid op felle wijze het communiquévan den minister van Defensie, waarin wordt medege deeld, dat voor een bedrag van ruim 4 ton kepilaken moet worden afgeschreven, aangezien dit laken, niet in zoodanigen toestand verkeerde, dat het voor een ander doel kon worden aangewend. Een ieder héft het recht op deze mededeeling te reageeren en aan zijn meening uiting te geven, zooals hij dat verkiest, dus ook de heer F.C. Doch. in de laatste alinea van zijn schrijven, waarin hy het leger in vredestijd noemt een ietwat hatelijk instituut ten bate van zeer middelmatige en kinderlijk formalistische geesten" gaat de heer F. C. totaliter over stag en haalt rustig het heele officierskorps, ja Zelfs al wat op deze aarde de officiersuniform draagt, door den modder. Dat korps doet ook wel eens Wat goeds, meneer F. C.; ik noem zoo o.a. de vlieger-officieren, die als slachtoffer van hun plicht zijn gevallen. Voor hen allen is uw gespierde taal" een klap in het aangezicht. Waarom neemt u niet een voorbeeld aan Piet van der Hem in de Haagsche Post of Jordaan in de Groene Amsterdammer, die hetzelfde onderwerp minstens net zoo raak maar zoo enorm veel geestiger en vooral veel beschaafder behandeld hebben. , E/ A. NIX, Kapt. tnf. (Van redactiewege bekort). VAM MELLE'5 TABAK ? I-VK/ALITEIT l No. 2714 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 JUNI 1929 Dramatische Kroniek door Top Naeff Bot Rotterdamech Hoftotadtooneel: Alt» wij dooden ontwaken, door Henrlk Ibgcn OP den valreep van het seizoen: Ibsen's schuld bekentenis aan het Leven, de diepe, nederige, bijna stumperige rekening en verantwoording van den kunstenaar zelf, het eerlijk vergelijk. Heel het arsenaal van zijn beruchte symboliek", die ons begrepen wij niet den uitersten nood waarin do Meester ernaar greep banaal zou voorkomen, heeft hij nog eenmaal, voor de laatste maal, voor den dag moeten halen om het hevige, ver warde en wanhopige onder woorden te brengen, dat in gewone menscheutaal onuitzegbaar was. H^j maakte zijn held tot zijn gelijke, tot een kunste naar als h\j, om de acte van beschuldiging jegens den man" op de spits te kunnen drijven en hem vrij te mogen pleiten tegelijkertijd. Om de abso lutie" voor hem te verkrijgen, waarop de dichter," den door zijn verbeelding blindelings gedrevene, boven den nuchteren alledagsmensch aanspraak mag doen gelden. En de vrouw, die op haar wijze al even onvergeeflijk gedwaald heeft, toen zij, zonder genade voor den kunstenaar, zich afkeerde van den man die haar behoefde gelijk zij hem, omgaf hij met het aureool van het droevigst lijden, een geesteskranke om haar al bij voorbaat de barmhartigheid te verzekeren, waarop wie in liefde dwaalt toch altijd het recht behoudt. Zoo konden de beeldhouwer, professor Arnold Rubek, en de reizende dame", Irene, elkander daarboven op de bergen de harde en teedere waar heden zeggen, die in het leven-hier-beneden meestal onuitgesproken blijven, of in huiselijke schermut seling, als wapenen tegen elkander gebruikt, waardeloos worden. Openlijk belijdt daar de vrouw, op de grens tusschen leven en dood, hoe zij, modelstaande, in haar jonge naaktheid heeft gehunkerd naar zijn mannelijke begeerte, naar wat menschelijke warmte, waaraan de kunstenaar, wreed eenzelvig opgaande in het droombeeld, dat zijn handen aan haar ziel en lichaam ont worstelden, geen kans wilde geven. En dwingt hem met deze eindelijk duidelijke woorden op zijn beurt tot het late, maar daarom des te smartelijker in zicht, hoe hu met zijn natuurlijke gevoelens tv. onderdrukken ook aan zichzelf het ergste heeft misdaan. Hoe hij in haar de vrouw doodde, in hem den geïnspireerden kunstenaar. Onbewust, want onontwaakt. Irene, de vrouw, tot geen compromis in staat, stierf aan haar vertwijfeling. Over den aardbol doolt nog haar lichaam, ontzield, zoekend naar het marmerbeeld, dat haar overleefde. De kunstenaar ging onder in den ge vierden en ge zeten burger, aan de zijde van een ordinaire vrouw, die hem een korten tijd surrogaat mocht zijn. Tot bij toeval hun verloren wegen zich nog eenmaal kruisen. In het tweede bedrijf heeft Ibsen in die toeval lige ontmoeting de aanleiding gevonden tot een dialoog, waarin het verhevenste en het bitterste kon worden uitgesproken, doch waarvan wij wel altijd als een bezwaar zullen blijven gevoelen, dat hij, onmiskenbaar dichter in zijn hart, niet in gelijke mate dichter der situatie is geweest, noch als een dichter over de taal heeft beschikt. Onder den druk der banale tooneelschikking en goedkoope symboliek, voerde hij zichzelf en ons met moeite en ietwat kortademig naar de toppen van het menscheüjk bewustzijn. Doch hij kwam er. En dat is wel het verbluffend wonder van dezen aangrijpenden epiloog, zijn zwanenzang, dat hij zoo, stap voor stap, ons verzoenend met alle middelen, kon stijgen tot zijn* niet boven-werkelijk, maar zoo hoog mogelijk waarachtig doel, tot de triomf van de waarheid, die de kern van alle poëzie inhoudt. Dat hij dit gedaan heeft gekregen door middel van betrekkelijk gewone gesprekken, tusschen twee menschen, die in het reëele leven' geen uitzonderingen zijn, terwijl hun tweezang voor dien van Tristan en Isolde niet onder doét. Ibsen's burgerlijke romantiek haalt hier de regionen, waar in een over-helder, maar aardsch licht, alle levenswaarden zich manifesteeren in hun onvergankelijken vorm, waar het leven, door zijn diepste ontkenningen heen, zich bevestigt. Als wÜdooden ontwaken." Dan weten wij, dat wij niet hebben geleefd." "» **~TffJ**, fSfJ ff *, . . «J Otto Hitzberger, Familie Zomer-Souvenir In deze ontkenning. di<* een bevestiging is, ligt Ibsen's conclusie iv laatst e woord: Het leven is waard om geleefd te 'worden, het liefdegeluk bestaat, wij zijn het, die het niet, of te laat her kennen, het afwijzen, het in den droom voorbijloopen. lUulek en Ireno mochten dit geluk eerst vinden en deel»-n toen het misverstand, tusschen man en vrouw, tusschen kunstenaar en muze liet' inisverstaiwl der fatale geslot t-nheid -?was opgehelderd, toi-ii het lange zwijgen was ver broken, bewustzijn en 'berouw intraden. Het is'de man, die met dit woord van zijn innigst geweten de slagboomen opheft, de. vrouw, die zijn liefde en zijn geluk was. verlost uit den ban der miskenning, welke jarenlang als een donkere wolk »»m haar geest gehangen heeft: Dich qualt ein Schatten. Vnd mich meine nagende Iteue." Eindelijk!" roept zij .uit. Xu kunnen wij weer praten samen ! Xu beu ik tot je teruggekeerd, van een eindeloos verre reis." Men noemt de schrijvers van Ibsen's periode ..pessimisten," en hier, waar op het stralend «>ogenblik der bevrijding'en bevestiging, de lawine neerstort over dit gezegend nienschenpaar, zou het woord op zijn plaats kunnen zijn. Maar hadden ze ten slotte geen gelijk, die pessimisten in de litte ratuur? Een dieper gelijk dan de opgeschroefde bestdoeners. welke de natuur maar altijd geweld willen aandoen. Het zielsgeluk op dit hoogtepunt kan immers niet duren in den daagschen dag. Het optimisme daaromtrent forceert de ideale gren zen niet. En dat hoeft ook niet. volgens Ibsen, om nochtans leven en dood te gevoelen als een ondeel bare heerlijkheid. Hoe barmhartig is hier de lawine, die beiden in n wade wikkelt Pax ? vobiscuiu, bidt'de Diaconos. Een buitengewoon moeilijke taak om deze dia logen noch natuurlijke spreektaal noch ge bonden dicht er taal, zóó te zeggen, dat het gesprek in zijn sfeer aannemelijk klinkt en wij de figuren met hun naakte zielen als werkelijke, strijdbare menschen blijven 74en, niet als marionet ten, dragers van versleten symbolen7~öm in de doodelijke stilte van het berglandschap dat als decor a priori tegenwerkt als het ware voet voor ypet te stijgen tot de openbaring van het innigste, dat op den bodem van het menschenhart Ontwaken" kan.... Dit alles komt gedurende drie bedrijven neer op twee menschen, want het andere paar: Maja on de Berenjager," is er slechts om -hunnentwil, als tegenstelling en aanvulling. Te zeggen, dat Fie Carelsen en Van Gasteren het een heel eind hebben gebracht, sluit in deze al hoogen lof in. Wij kunnen óns Irene een rol als voor Duse geschreven -?oneindig dieper, navranter, stralender droomen, dan Fie Carelsen de figuur gaf. Binnen haar grenzen echter heeft zij het teedere wezen in haar nevelen doen leven, veelal den zuiveren toon getroffen, en ook wel even de ver ademing doen gevoelen toen de last van haar afviel. Van Gasteren was krachtiger dan /.ij. Hij zette uitmuntend in door dadelijk het kunstenaarspathos, dat in deze rol zoo kan hinderen, weg te werken, en alle aandacht te vragen Voor het groote kind in den kunstenaar. Zijn onbestemde kurreligheid wekte terstond verteedering. waar wij het machtelooze leed van een door eigen schuld mislukt leven eronder voelden. In het tweede bedrijf bereikten beiden oogenblikken van samen spel, die op ons tooneel zeldzaam worden. De ademlooze stilte in de zaal Weweos daarvan de waarde. Aan het derde ontbrak de extase. Carlade Raet als Maja", verraste door frissche, natuurlijke dictie. Zij karakteriseerde evenwel te weinig de rol. die desnoods in de lijn van het moderne meisje" kan worden opgevat, maar waar Ibsen toch ook weelderiger bedoelingen mee ge had heeft. . Gimberg bleef ditmaal beneden de opgave. Hij gaf, als geroutineerd acteur, den Beren jager niet meer dan wat tooneel-romantiek en liet niets blijken van de verbetenheid, die, achter grimmige levensdrift verborgen, bij dezen ..jager" wortelt in een teleurstelling, juist tegenovergesteld aan de eigen-schuld van den beeldhouwer. Het moet voor den regisseur Hermann Schwab een voldoe,ninfg zijn, dat hij dit, de hoogste eisenen stellend Ibsen-drama heeft kunnen verwezenlijken in een vorm, die in elk geval eerbied afdwingt, en ongetwijfeld op het eind van dit seizoen aan de bestemming van het tooneel herinnerd heeft. De aandacht, die het werk vond, bevestigt ons ver trouwen, dat het Nederlandsen publiek thans ongeveer een kwarteeuw na het Diütsche aan Ibsen toe is. . T BRANDBLUSSCHER Ui HOLLANDIA =f>' SPANJAARD&C2 FABRIEK ESFANA UTRECHT ' i ..' ' ' il '5

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl