Historisch Archief 1877-1940
fifl
K
GROENE AMSTERDAMMER VAN 29 JUNI 1929
No. 2717
No. 3717
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 29 JUNI 1929
Teekenirg door Patrick Kroon.
Charivarius
LITE R ATUU R
door Israël Querido
De geschiedenis des Vaderlands *)
VAX Lennep (?De Geschiedenis des Vader
lands") is er, niet zijn zanikendeii, ietwat
kwijlerigeii en geplukselden stijl; met het
oudemannetjes-gemummel van zijn slaperige taal; met
zijn quasi ouderwets-gezellige, akelige rijmelarij.
Steviger en'voor langeren tijd, staat de School
meester, de grillig guitige Gerrit van de Linde
Janszoon. Er is al veel gekwebbeld over S
hooltneester's ,.speelsch" en dichterlijk" vernuft; over
zijn Heineianerij en de malle mengeling van ernst
en luim. Maar Schoolmeester'» dartele dichttrant.
heeft een heel anderen oorsprong dan de meeste
critici bevroeden. Och wat, al dat gesabbel over
zijn poëtische bokkesprongeii. over zijn spot beelden.
dolle capriolen (bedoeld als hekelingen van Tollens.
Helmers, e.a.)! Grimmige, scherpe, schrijnende
melancholie, dat is de gvondkern der snedige.
snaaksche. overkomische rijmelarij in dien
gesjeesdeii Leidschen student.
In Charivarius herleeft Gerrit Van De Linde's
humor, maar toch weer in geheel eigen
Charivariaanschen vorm. Charivarius is veel moderner.
nerveuser en dieper geest (ironischer melancholie)
en door zijn gaver metrisch gevoel, veel clessieker
van aanleg. Misschien ook ietwat schriller, baldadi
ger van boert.
Deze waardelooze rijmelarij (die zelden een
vastevoetmaat ontbeert) meent ge. heeft eigenlijk niets
met hoogere kunst te maken. Charivarius is een
bijtend taalvitter, em spitszinnig- speurder zonder
een sikkepit eerbied voor het geïnspireerde gemoeds
leven van dramaturgen, van dichters, lyrici, epici en
diergelijken. Hij is kiNnuchter
ten-onderste-bovengooier van deftigheid, afgericht fouten-vlooier, een
soort van volzinnetjes- en woordjes-detective, die
.?als" maai- loert op vergissingen, vérs.chrijvingen.
ongelukjes, absurditeiten, enz. Hij is compagnon
van het zetfoutenduiveltje, dat wreedelijk of
«lapjes grinnikt om slordige domheden van alderlei
scribenten, dilettanten of vaklui; om verheven
dichterlingen, taalkundigen, kunstverslaanders.
kunsthistorici.lof- en blaam-indeelers.
Charivarius is een vlijm intellect. d;.t alle aan
stellerige en kwijlende opwinding in kunst en ge
dachte haat, hekelt, en koddig, met scherpen reuk.
dadelijk lucht van sterke boter snuift. Hij is zelf een
soort* van dichter, een rusteloos denker, een door
dringend analyticus, die nimmer jaagt, in loozc
gril, op potsierlijke tegenstellingen in, toestand,
gebeurtenis of persoon, gelijk de Schoolmees
ter in vele opzettelijke, dik-opgelegde koddig- <
hedens. De grappige en vaak oer-comische con
trasten ontstaan bij Charivarius veel natuurlijker,
bijna als onvermijdelijkheden, ondanks den
verneinender Geist". Hij is wél een dichter, maar.
van niet zoo hevige kracht dat diepe
gevoelschokken hem in een ononderbroken ontroering'
tot een creatie brengen. Hij is een, die alle karak
teristieke verschijningen en overgangen van inge
vingen kent; het koppige weigeren der inspi
ratie, het wegzinken in machteloosheid, het pijni
gende ontgaan en het plotselinge weer grijpen van en
*) De geschiedenis des Vaderlands," dl. I en II.
Hij H D/Tjeenk Willink & Zoon, 1927 en 1020,
gegrepen worden door stof en uitdrukkingsmiddel.
Een die. met de e'genaardigo samengesteldheid van
«eest en gemoed, zich zuiverder geeft in het/gn.
verachte gerijmei, dan in ce.u verskunst, welke hem
toch niet hot ereatiof-oorspronkelijke zou doen
bereiken.
Spitszinnig, zelden spitsvondig, ironisch,
sarcastisch, Mephistophelesaehtig, kluchtig eii
gemeenzaam-met-het-hoogste is zijn geest, maar
tegelijk nerveus-gevoelig en zelfs
schrynendbewogen, zijn menschelijk sentiment. Hij werkt
niet /oo opzichtig met vocatieven, in.perfecta en
komische rijmen al* Gerrit van de Linde Jans
zon in diens kunstige dwaasheid." Juist het zel
/aam-Kuivere aanvoelen der dingen brengt Chariva
rius tot freiietieke, spotzieke geeseling van allerlei
uitingen en gebeurtenissen, die zgn. dichters, den
kers, moralisten iets doen schijnen. ledere maske
rade en pose randt hij aan; paradoxe met para
doxe. Van het holle toont h.y het bolle. Charivarius
scheurt niet met de tanden stuk noch dreigt hij met
een dolk. Maar hij maakt belachelijk en verminkt.
Voor alles vervolgt hy, met zijn spot en rijm,
philistcrs, kleverige kletskousen, taaihelden, en hij
slaat ze levenslang ongelukkig met rust rijmen,
rijm-rijmeii, lofrijmen, met levensliedrijmen, enz.
Maar nu ontstonden de breede zangen. Wij krij
gen vóór ons: Batavieren, Caesar, ClaudiusCivilis.
Brinio (hoe muf en rhetorisch is Van Lennep's
Brinio naast dien van Ch.) Clovis, Bonifacius,
Hadboud, Karel de Groote; ontzachlijke en kleine
figuren en gebeurtenissen uit onze Vaderlandsche
Geschiedenis.
Al deze figuren en gebeurtenissen zijn gezien
door een zeer persoonlijk ontrafelaar of saamvatter
van menschelijk bestaan.
Wel is hij in zekere hekelende, familiare en
karakteristieke beeldvormingen, in gedachte-overgangen
en voorstellingen; óók in zekere potsierlijke menge
lingen van het verhevene en alledaagsche doorén.
óók door boert ig-onverhoeds'hèen bliksemsnelle
vernufts-wendingen, verwant aan den School
meester, maar navolgen, doet hij nooit! Grijpt
maar onmiddellijk vergelijkingsmateriaal:
Schoolmeester's Kort begrip der Romeinsche historie"
en deze Charivarius-Geschiedeiüs-zangen. Bij den
Schoolmeester dadelijk alles parodie (soms
doodelijkflauw); bij Charivarius, breed-doorwerkte geschiede
nisfeiten die door een psychologische typeering op
lossing en verklaring vinden. Charivarius is zelf een
springlevende, scherp-observeerende en zeer
emotioneele ikheid. Charivarius' boertige spot ver
steekt nauwelijks zijn smartelijke sensitiviteit..
Maar hij heeft nu eenmaal een onvergelijkelijk
fijn gevoel voor het ontdekken van malheid,
verwrongenheid; voor het gekke, verwarde en onna
tuurlijke in dingen, situaties, menschen.
DJ Geschiedenis, met haar creaturen-wemeling
en de toestanden van het verleden, zijn voor een
vlijinend-satyrisch wezen met zulk
mild-menschelijk en wasir gevoel, een onuitputtelijke bron.
Xeert, hij parodieert.en smaalt niet, althans niet
bewust. Zijn verwrongen teékeningen van menschen
met al hun hebbelijkheden, zien er wel eens. uit
-als earicatiireii. Maar dit verwrongene wordt niet
aangebracht dooi' hém. Het is in den menach zelf
aanwezig. Charivarius belicht het slechts op geheel
eigen manier. Hij i-s geen -grove lachspiegel van
tien humor, een bloedend parool of een krenkende
caricaturist, die uit daemonïsche gril op misvor
mingen jaagt en ieder en alles uit de snit snijdt.
Zooals hij Geschiedenis-figuren beeldt, zoo zijn zij
de werkelijkheids-menschen. Doch geheel ontdaan
van opsmukkende vercierseler.. Geheel los van
phrase, opschroeverij, van dwaas vertoon. Telkens
grijpt hij hun wezen, van de ontpeld-menschelijke
kern uit. Charivarius beeldt ze wel in hun ornaat,
hun praal, maar tegelijk teekent hy ze, ontdoet ze
plots van rommeltooi,. van legende en
ophemelary. Dan verschijnen) spreken en bewegen al deze
historisch-ijzingwekkenden in hun maliënkolders
tuvt hun ?Avaard-gt?klettej% onder hun pluimen, op
hun steigerende paarden, plots als doodgewone
menschen met menschelijke deugden en gebreken.
Er is geen objectiever geschiedenis-geest denk
baar dan Charivarius. Den regenboogkleurigen aura
van het valsch idealisme, spat hij uiteen,
snerpender dan de reactionaire schimper Chamberlain op
geschiedenis-leugena.
Er wordt te veel gelet op den inuggenzifter, op
den grapjas Charivarius; op den boertigen spotter,
den vinnigen opanorder van spreek-, schrijf-en
tAalfouten. Charivariua ia meer, oneindig veel meer dan
een monomanische hekelaar van gekke zinsuitdruk
kingen, van dolle overdrijvingen, taai-verbasterin
gen en van glibberige beeldspraakpaden, enz. Hij is
meer dan eeiiaan-de-kaivk-steller vun cacophonieën.
Hij is een volksmaner, een onbevreesd aanrander, en
in hem allén leven meer sarcastische en vernielend»
spot-eigenschappen van Aristophanes, dan in onze
heele Nederlandsche natie met derzelve makke
satyrici, misselijke iroiiici en brakke grap jassen bij
malkander. Zijn havenende spotternijen en woede
ontspringen aan zijn schier melancholieke!! ernst
en zyn gevoel voor het echte, schoone en het waarlijk
groote. Hij ziet in alles onmiddellijk het gemaakt r.
het valscho, het opgesmukte, Tiet bedrietrelijke en
den misleidemlen schijn. In zooverre VBi-wel-kelijkt
hij ook de Weltvernichtungsidee", die volgens
Heine Aristophanes' gronddrift tot schimp \vas.
Charivarius' rijmtrant is dol-amusant. Voor mij
dikwijls geestiger, indringender dan de School
meester. Lang niet alles is fyn. Soms zelfs i» hij
grof-comisch. Doch vaker verrukkelijk-scherp en
om je te verkneutei'en-boertig.
Mijn God, bezie al de historische
monstruositeiten die ons in onze jeugd, op de schoolbanken
worden vóórgezwamd. Vertelsels, uit opgekropteii,
nationaal-chauvinistischen trots geboren. Bezie
die poppen, in houding geplaatst als opgezette
beelden; geprepareerd met kamfer voor het
onderwijs-leerboek. Alles traditioneel gebluf of feiten
folianten. Ge ziet, in n woord, een Panopticum
van akelig-lijktonige wassenbeelden. Bijna nooit
menscheu die ademen, die aan doodgewone be
hoeften voldoen. Alleen tendentieuze schepselen,
Uebermenschen of heelemaal geen menschen.
Maar onpsychologisch, zonder een greintje karakter
ontleding gezien of met gevoel voor levenswaarheid
te kijk gesteld. Een Janklaassen-spel, of een pom
peus, emphatisch spel, met ideale houdingen van
het tableau-vivant, onder schelle en kermisachtige.
schijnwerpers-belichting eener verdwaasde
moed.sheroïek. Al het versleten fluweel, al het
blinkgoud, al de bonte praal rond de wafelkramen der
comedie, is door Charivarius weggeblazen. Hiev
staan ze. Hier zijn ze. Slijmerige slakken of helden!'
Oni het even. Lach nu maar of huil nu maar.
Beef of juich. Maar zoo is het werkelijke!
Hebt gij ooit zoo Jacoba van Beieren gezien
als Charivarius haar vertoont? Hebt ge ooit
zóóklaar, zoo hel-doorschitterd van
waarheidavreugde, in het Tweede deel dezer Geschiedenis
des Vaderlands", het Voorspel van den
Tachtigjarigen Oorlog zien ontplooien? Dat is eerst per
soonlijke visie" op historische tijdperken. Geen
weeëen walgelijke nawauwelarij van andere
geschiedenis-beelders, die dllen kreupel hinken, als
de voorman ns een beenmankementje of het
pootje heeft gehad.
Hoe geweldig, hoe schrynend-ernstig bestu
deerde deze ironische leek" allerlei
menachengestalten in dit bonte kijkspel der Historie en hoe
wiathij tyds-spheer te scheppen om de gebeurtenis
sen heen ! Ge ziet, in dit Tweede deel, Philips als
hij erft, schrijft, vry't, krijt, sterft.
Het is boeiend en meesterlijk voorgesteld, van
begin tot eind. Ge ziet Willem van Oranje,
Lamoraal en Egmond. Ge ziet de Geuzen. Altijd onder
rijmerij of serenade. Hij zelf wil niet anders!
Natuurlijk! Gebeurtenissen en personen worden
naar hun innerlijken aard ge t eekend; dan niet
spóttend-rhetorische beelden en vergelijkingen,
dan met stijve of vloeiende taal; dan weer met alli
teraties en vvonderlyk-speelsche lenige rijmklanken
..omzongen". Iedere toestand, iedere daad, ieder
schepsel-met-zijn-innerlijke-drijfveeren is doorzien.
En vaak zoo raak, zoo treffend, zoo door-en-door
humoristisch, dat ge bij al het vreeselyke, tragische,
bloedende, uitmoordende, listige of vroom-preve-?
lende, uw monkelend lachen nauwelijks meer be
dwingen kunt. Alles in deze gewichtige dingen is zoo
uitdagènd-snaaks, zoo rad en flonkerend-geeatig.
zoo hel gezien en gezegd en zoo levenswaar.
De Negenentwintigste Zang: De beeldenstorm
(dl.2), is n typisch staal van Charivarius'kunnen.
Alles er in is: klank en virtuoselyk rijm. Het is vol
beweging en rhytmische kracht. Er leeft
sterk-historisch voorstellingsvermogen. De rijmelarij ont
hult hier heimelijk en schichtig de diepere, po
tische, doch miskende weibron.
In dit brok, ach waanzinnige parodie, meent
ge ? trillen toorn en zucht na en woedekoeling als
een hijgend genot. En achter de woede-uitbarsting
van het verstompte grauw, mijmert het mensche
lijk begrijpen van deze oproerige wandaden mee.
Hotel Duin n Daal0 ~ Bloemendaal
Str* kond en warm water op alle kamers
PRIVÉBADKAMERS Telefoon 22223
PSYGHOLOGIEËN
door Cornelis Veth
TOENADERING?
MISSCHIEN weten alleen nog maar de verzame
laars van boeken uit den romantiek-tijd, met
houtgravures, dat in de jaren tufcschen 1840 en 1850
ongeveer, in Frankrijk, en in navolging daarvan
ook elders, de Physiologieëiv (men lette op het
onderscheid) talrijk waren. Het waren meestal
klein-octavo boekjes, met slappe gele omslagjes,
en met houtgravure-plaatjes naar Dammer en
anderen, hoofdzakelijk nagedrukt uit de Charivari
en uitgegeven door Auber. De tekst (Balzac bijv.
schreef de natuurlijke historie van den ambtenaar)
was een uiting van dat humoristisch gestemd realis
me, dat toen in zwang was.
Een van de navolgingen was de Physiologie
van den Haag door een Hagenaar, in 1843 versche
nen, geïllustreerd door H. F. C. ten Kat e, en naar
het uiterlijk volkomen gelijkend op een van die
vele Fransche physiolngies. Jonckbloed was de
auteur.
Ik heb reeds gezegd, dat men wel op hot verschil
tusschen Physiologie en Psychologie moet letten,
en inderdaad was het doel van deze oude boekjes
wel een ander dan dat van de Boni's werkje
dat thans is verschenen l).
Het was eigenlijk een omvangrijker doel, want
daargelaten of de Hagenaar een eigen psychologie
heeft, er was toch onder meer een poging om die
te teekenen, door en tusschen de beschrijving van
plaatselijke gesteldheid en toestanden; maar het
groote verschil ligt daarin, dat die physiologieën
nu eenmaal altijd dat scheen zoo te behooren "
in een grappig neerha lenden toon moesten gesteld
zijn. Die physiologie van den Haag (en den Hage
naar) lezende krijgt men niet den indruk dat de
schrijver van stad en stadgenooten houdt, en wil
doen houden, maar dat hij eens een geestig boekje
heeft willen schrijven met zijn naaste omgeving
tot object.
Een boekje als dat van Emmanuel de Bom
daarentegen schrijft men niet zonder geestdrift,
en die geestdrift wordt bij onzen Vlaamschen
kunstenaar van het woord niet verzwakt, maar
gesterkt door humor. Hij beschrijft een ziel die.
hij liefheeft; zijn humor helpt hem om te begrypen
wat anderen, bij oppervlakkige kennismaking,
er niet zoo dadelijk in kunnen liefhebben. En hij wil
de Nederlandsch-lezende wereld leeren houden
van wat hij zelf mint. Hij heeft dus niet aardig
willen zijn tenkoste van zijn stadgenooten, of
zelfs maar litterair met hun behulp, maar als
men naar een motief zoekt, zou het misschien
daarin gelegen kunnen zijn, dat het hem niet onbe
kend is, hoe de Noord-Nederlander meer en meer
bij zijn zoo gemakkelijk geworden bezoeken van
dat Klein-Parijs, het cosmopolitische Brussel, de
Scheldestad links (of althans rechts) laat liggen.
En toch is Antwerpen, de schrijver zegt het
al dadelijk op de eerste bladzijde van zijn, door
Albert van Dijk met fijne en toch brëed-aandociid
teékeningen versierd boekje, geen provinciestad.
Ik spreek onwaarheid, hij zegt juist dat het wél een
provinciestad is, maar ook een wereldstad. Een
stad van groot gebaar en breede manieren, een
grootscheepsche stad; ik waag de zinspeling."
,,Die stroom, die haven, ze dwingen den Ant
werpenaar om ver uit te kijken" Van zijn
prille jeugd af zijn de gedachten van den Ant
werpenaar aldus gedrenkt door verte."
Maar dit volk is inderdaad in zijn eigen wezen
geworteld gebleven: het is diep-in Vlaamsch."
In het verder boekje beschrijft de Vlaming
de Bom, in een taal, die weinig dialectisch is
(want deze Zuid-Nederlander versmaadt het
koketteeren met curieuze woordjes en schrijft
zuiver Nederlandsen), maar in haar gulheid en
bontheid zijn landaard bekent, het Antwerpsche
Volk, on als zijn prototypen. De groote Antwerp
sche kunstenaars: Rubens, zwierig, gezond en
Hitel-Piflsim 'T VELT-HUYS"
HATTEM.
Elften dennenbosch van 5 H,A. Ten
nisbaan. Garage. Kamers met
stroomend water. Centrale verwar
ming.?Prosp. op aanvrage.?Tel. 17.
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
Brittannia: Every inch a gentleman op een afstand/"
mild ,,wiens blonde Magdalena zelfs wanneer ze
weent bewonderenswaardig vrouwelijk
behaa'gzuchtig is," Peter Benoit, de breede en volkische
tpondichter, Jacob Jordaens, die de bodemvaste
Sinjoorsche .families schilderde, Theodoor van
Rijswijck, in wien Jordaens' geest ietwat
verstandelijker verfijnd, ontdaan van naturalisme en
van de epicurische geweldigheid" was* En is het
wonder dat de schrijver eerst recht thuis is, als
hij de plezante Zondagen gaat beschrijven, wanneer
de ongerepte joligheid als het ware uit de steeneii
gaat zingen, de Zondagen met de muziekstoeten,
de corpsen, de stapsgewijs achter een kleurig
vaandel aanloopende bent?
Zoo is de psychologie van den Antwerpenaar,
zooals de Bom die geeft, er een om jaloersch op te
zijn, maar ook een die, laat ons het hopen,' op tijd
komt om ons Hollanders aan de bekoring te her
inneren, die deze nabijgelegen, verwante stad
met haar zoo eigen karakter dat nog altijd ka
rakter is uit kan oefenen op den bezoeker.
1) Emm. de Bom. De Psychologie van den Ant
werpenaar. De Sikkel. Antwerpen.
l N D A N T H R E N
(KLEURECHT OEVERFDE)
GORDIJN
DAMAST
IS O C. M. B R E E D
f E MME T E R
FI.2