De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 6 juli pagina 8

6 juli 1929 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

12 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 6 JULI 1929 No. 2718 Nieuwe Fransche boeken door Johannes Tielrooy (7. Duhtnm-l. LettrfH au /'«/«//o/i. Parijti, Mercure, t) fr. * Xiet om het mensehdom te ..verbeteren" schrijft Duhamel zulke opstellen en verhalen, slechts om uiting te geven aan het eigenaardig mengsel van gevoelens, dat er in hem leeft: droefheid, stille verbittering, glimlachende berusting. (Duhamel voor een zoetsappig moralist, een zegenend optimist te houden, is een volslagen ofschoon frequente vergissing). Of wij niet desondanks ons voordeel kunnen doen met deze vertoogen, is een andere zaak. Het is misschien niet goed, suggereeren ze ons onwillekeurig, dat de Franschen zich soms door ijdele en holle redenaars van hun stuk laten praten (Sur lenorateura) ; dat het geestelijk levenbeheerscht wordt door enghartige en enggeestige specialisten (Sur quelques aventuree de Vesprit); dat een tooneelschrijver zijn werk ten laatste niet meer her- ' kennen zou. als hij concessies deed aan de baat zuchtige inmenging van spelers, directeuren, souf fleurs (Sur Ie thcatre); dat oudere geleerden soms niets zoozeer vreezen, als een vooruitgang deiwetenschap, die door jongeren bewerkt is (Sur les savants); en het is misschien een beetje belachelijk dat een gezonde behoefte om lief te hebben en te be wonderen zich bij sommigen richt op de banden. het papier en de letters van boeken, meer dan op den inhoud (Sur les amateurs). En het gedrag van patiënten tegenover hun medicus wil wel eens on gerijmd zijn, ofschoon door hun hulpeloosheid toch ook aandoenlijk (Sur les nuilades). Ach waren we allen wijs! Kenden we maar altijd een waardig voorwerp voor onze liefden: bleven we maar redelijk, zelfs bij ziekte: stelden wij onze helangetjes maar achter bij kunst en kennis; waren we maar ruim van blik. sterk van gevoel ??n in staat door uiterlijkheid heen te zien. 'De aarde ware een paradijs. Ja. maar er zou dan geen aanleiding geweest zijn om deze geestige en levendige brieven te schrijven. fn als ik daaraan denk. weet ik bijna niet langer wat ik moet wenschen. Te meer omdat in zoodanig Paradijs gewis de héle litteratuur zou komen te vervallen, critiek incluis. Verheugen we ons iti ieder geval maar oVer deze opstellen. Hun toon gaat van sarcasme tot verteedering. Nu eens klucht, dan weer ernstige novelle, zijn ze altijd boeiend e,n tot in onderdeelen belangwekkend (geen betere bladzijden zijn ooit tegen den geest der .,Action' fran<jaisö" geschreven dan die er voorkomen in het hoofdstuk Sur qnelquen avenlurea de {'esprit). Drie van de zes nummers waren tevoren reeds als Lettres'd'Auspasic in de mooie luxe-editie van den ..Sablier" verschenen; Duhamel de'ed er goed.aan. ?deze .oudere stukken, tezamen met drie nieuwe, meer algemeen verkrijgbaar te stellen. ? ' * * * ?i Dezelfde, Journal de Salavin. ['tirij», Mercure, 12 fr. Maar ziehier toch nog heel wat anders ! ' Toen Duhamel zijn Salavin schiep, in de Confession de minuit, sprak hij er n gedeelte van, zijn eigen wezen mee uit, het lijdelijke in hem, het mistroostige. Xa den oorlog aan zichzelf overgela ten, ontslagen van zijn vroeger beroep en van zijn militaire functies, gevoelde hij deze mistroostig heid groeien; hij kwam ertoe, zich de pijnlijkste vragen te stellen, o.a. of de gedachte aan een te bedrijven misdaad wel meer te verontschuldigen was dan de misdaad zelf; en een groot besef van ontoereikendheid in alles, in gedrag, in kunHen, in 'wil overmande hem somtijds. Dit heeft hij in die Hïtil-PMSWiiH'TVELT-HUYS" HATTEM. Eigen dennenbosch van 5 H.A. Ten nisbaan. Garage. Kamers met stroomend 'water. Centrale verwar ming.?Prosp. op aanvrage.?Tel. 17, «lagen concreet welen te makt-ti in zijn Kalavin en het was een daad van oneindig medelijden met de zwakke en lijdende menschen, maar ook.... een daad van zelf redding. Want bedreigt niet de wan hoop ook de krachtigste!»; ja wat ia krachtig" tenslotte? Duhamel wist or zich bedreigd door. en redden kon hij zich alleen in zijn geschriften.l) In Deux hommen keerde Salavin toen later terug en nu in dit laatste boek doet hij 't weden m. Eindelijk schijnt nu Duhamel af te rekenen niet deze deerniswaardige, maar ook schrikwekkende, zelfgeschapen gestalte die wellicht een van onze ergste vijanden genoemd mag worden, in zooverre zij ons aller heimelijke en verleidelijke neiging tot aarzeling, moedeloosheid en willoosheid, tot nbdicatie verpersoonlijkt. Aan abdicatie zelf nog niet toegekomen, doet Salavin ditmaal, nadat hij van veel reeds heeft. moeten afzien, integendeel, een laatste poging om zijn vlottende persoonlijkheid tot een beeld te kneden en te verstevigen. Onbekwaam tot ver werving van eenigerlei wereldlijke tiiaeht, evenzeer als tot wetenschappelijke of kunstprestatie; niets anders geworden dan een nederig kantoorbediende. besluit hij. veertig jaar oud heilig te wprden. Terloopsche persiflage, natuurlijk, van den goe den" mensch, die vaak slechts de onmachtigt niensch is; maar ook enkel terloopsch, want een voortgezette bespotting heeft Duhamel niet in den zin gehad. Helaas, heiligheid heeft haar bezwaren ! De wereld kijkt er vreemd tegenaan; boetekleeren zijn in het Louvre niet te koop (bldz. 70): en heilig heid is soms duur, als men b.v. het door een ander gestolene. om hem te redden, zelf bij wil passen: de vrouw van den heilige komt er allicht bij te kort. Op andere oogenblikken is heiligheid, in den vorm b.v. van ascetisme, juist weer zoo goedkoop en zoo gezond, dat ze iedere verdienstelijkheid ontbeert ! Ook ligt er in de zelfvernedering die de heilige zich oplegt, tenslotte hoogmoed. En. . . . heiligheid wordt pas geconstateerd na den dood van den be trokkene: maar als deze aan geen toekomstig leven gelooft ? Het gaat niet. De gelegenheid tot daden van. schoone zedelijkheid ontbreekt; al wat Salavin van dien aard onderneemt, loopt uit op zijn ver nedering, .zelf bespotting en totale ontmoediging. Ken pessimistisch boeld van den mensch ! Maar n ding gelukt Salavin, bijna onwillekeurig, bijna ongeweten: door een absurd-consequente welda digheid ten opzichte van een volkomen onwaardig sujet bereikt hij n oogenblik het zuiver en geheel belangeloos altruïsme, maar berokkent zichzelf een doodelijke ziekte die deze uiteindelijke ,.heilig heid" wel tot een niet alleen misplaatste maar ook /eer kortstondige maakt! Het beeld van dbn mensch wordt daarmee dan zeker nog niet optimistisch; toch schijnt Duhamel ons hier weer eenige kans te geven. Ook waar hij aan het eind, als Salavin zal gaan sterven, iemand de voorspelling laat doen dat Cïod thans aan alle kwaad een eind zal maken, schijnt een lichte hoop toch even door te breken: maar.... de voorspeller is een gek ! Veel bitterheid en wanhoop, van een flauwe en vage verwachting doorschenen; veel deernis met den mensch, gemengd met vertrouwen op de gelukkig nog altijd onder ons levende sterken, die, als Duhamel zelf, de duistere machten der abdi catie weten te overwinnen en de menschheid van zichzelf weten te redden ziedaar de gevoelens waarvan dit boek de neerslag is. Het zijn de gevoe lens, die de aanschouwing van de werkelijkheid bij ieder goed observator opwekt en dat is geert toeval. Want ook de personen en toestanden door Du1hamel dezen keer beschreven zijn, als altijd bij hem, echt. Zij laten den onrniskenbaren, diepen smaak na van het tverkelijke, deze kenschetsingen van de kantoorbedienden ,Jibéen Cerbelot, van de beide priesters en den predikant. Als bij alle werkelijk levende menschen, zijn gped en- kwaad in hun binnenste gemengd; en soms zijn ze kostelijk komisch. Zoo is dit boek niet alleen een diepzinnig boek, maar ook een kunstwerk van een zeldzaam ho mogene schoonheid. 1918 Mite du Chiteau Grand Vin Blanc r^u»^. Jr do BordMux 'in originMla varpmkkingj f 4,50 per flesch GEBRS.BOER Wijnkooperij Anno 1795 Vlaardingen - Bordeaux MUZIEK door Constant van Wessem Kdiiard van Beinum EEN verrassing was Zondagavond op het zomerconcert van het Concertgebouw deze jonge Hollandsche dirigent, Eduard van Beinum, die, zooals men weet, sinds eenigen tijd het Haarlemsche Orkest aanvoert. Hij dirigeerde nu het Concertgebouworkest eu wat H.J uit dit prachtige ensemble haalde bewees overtuigend zijn geboren leiderschap. Hij stond voor dit orkest met een soberheid van gebaren, maar met een directheid van aanwijzingen, een vasthoudendheid aan de muziek, die hij leidde en die als een onafgebroken, soepele en steeds levend»» beweging aan ons voorbijging, doorzichtig, mooi in evenwichtig onderling afgewogen klankgroepen. scherp van lijn en i-hythme, met prachtig uitgespan nen blazertonen eenomvatt enden achtergrond voor het geheel scheppend, met een kleurig zingen deistrijkers. En met dit al gaf hij een muziek, dio een weelde voor het oor en boeiend^ voor het gemoed Werd. De stukken, die van Beinum voor zijn program ma had gekozen, leenden zich wellicht bijzonder voor het doen uitkomen van deze eigenschappen van een mooi en helder musiceeren, die zijn directie kenmerkten. Haydn's Oxford-symphonie, waarin, na een aanvankelijke stroefheid van het eerste deel. het Andante bloeiend en teeder genuanceerd voor ons begon te klinken, en met zijn pittig uitgevoerde, niet in rommelige overijling zich Ver liezende finale. Daarna hét pianoconcert van Rimsky Korsakoff, eerder een soort rapsodie op Russische thema's voor piano en orkest, waarin de piano vooral als kleurinstrmnent en daardoor van inhoud wat leeg is behandeld de pianoparty werd met veel geestdrift en virtuose vaardigheid door mej. Meta Hagédoorn uitgevoerd en tot slot de groote Derde Symphonie van Saint Saëns met orgel. Als geheel dus een niet zwaar programma. dat echter van den eersten tot den laatsten noot heeft geboeid! En de geestdrift, die de zaal na iedere prestatie van van Beinum, aan den dag legde, bewees hoe hij het publiek had weten te pakken. Wij verheugen ons hartelijk over deze kennis making met den jongen dirigent, die, wanneer zijn ontwikkeling voortgaat als hu, wij gaarne een eerste plaats bij een eerste klasse-orkest in óns land toewenschen. l) V<jl. in mijn Framche litteratuur run ome dagen het opstel over Con fession de tyinuit, > Kunstzaal Rokin 126 van Lier Amsterdam* Oostersche & Europeesche antiquiteiten Oude en Moderne schilderijen en plastieken Negerkunst & Ethnographica No. 2718 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 6 JULI 1929 De aesthetische waarde der Verkiezingsbiljetten EfT door Otto van Tussenbroek M EX zou zoo denken, dat eene gebeurtenis van nationale beteekenis der verkiezing onzer Volks-vertegenwoordigers gereede aanleiding /.oude blijken om aan velen der talrijke bekwame en begaafde kunstenaren in den lande opdrachten te verstrekken ten einde hunne talenten dienst baar te maken ten behoeve der artistieke verzor ging van het benoodigd propaganda-matertaal. Het lot (dat in de verkiezingen almachtig is. want is het geen loterij op grooten schaal?) heeft helaas andeis gewild. Behoudens enkele gunstige uitzonderingen is de oogst van goede, door kunste naren ontworpen dingen, opmerkelijk schraal. Daarmede ging een goede kans verloren, immers men zou zoo meenen dat. waar zelfs de straat-wit kalkers meer of min decoratief aangelegd bleken (hoe geestig wist een hunner de vaste standplaats van een hoofdstedelijk vorkeers-agent te ..sieren'' !). men zou zoo meenen, zeide ik. dat de zetters, de drukkers, de ontwerpers in allerlei zin; de teekena ren, hthografen en houtsnijders nu eens een prach tige kans zouden krijgen ..hun beste been voor te zetten" in opdracht van de besturen der overtalrijke (o ! te talrijke, want waarlijk het duizelde den goedwilligen buitenstaander in de hoogere politiek!..) partijen, doch niets van dit al. Het mèerendcel der aanplakbiljetten op muren on schvittingen is een b'elcediging voor het oog en ook ditmaal deed men het zonder de kunstenaren af blijkens een ware zondvloed van wanstaltigheden slecht gezette rondzendbriefjes, akelige strooibiljetten en ongepaste vemuftigheden en men kan het inderdaad betreuren, dat stapels maagdelijk blank papier om hals gebracht werden en dat veel kostelijke tijd en moeite nutteloos verloren ging in het uitdenken,en doen uitvoeren van zoo enorm veel volkomen kunst- en karakterlooze uitgaven. Dat een verkiezings-propaganda-biljet niettemin bijzonder fraai kan zijn,, bewijst de teekenaar W alter met zijne kranige plaat voor de S.D.A.P. Het is het beste biljet dat verschenen is en het werkt dan ook als eenc ware herademing. Want hier is de overtuiging bron van inspiratie geweest, hier is een geheel eigen karakter hetwelk tot driftigste uitspraak komt in lijn en in kleur. Men ziet twee handen en armen, groot en rood tegen witten (achtergrond. De zwarte vuist heft een bebloed zwaard, daarboven rijpt de roode vuist, treffend een hamer als arbeids-symbool. En dan in kloeke letters: Kiest Rood !.... De ontwerper ging rechfc op het doel af; het i biljet blijft óp eiken afstand bezien even krachtig spreken en er is ook een zuiver rhythmisch wederkeeren in het handen-motief dat zelfs den vluchtigsten beschouwer onwillekeurig bijblijft. Hoe mak en hoe tam in daarbij vergeleken het kleinere biljet derzelfde partij, geteekend door va» Dugteren met witte duiven als zoetelijk symbool van den wereld vrede,wiekend tegen een diep blauwen hemel boven een zwart larïdschaps-silhouet met boomen, waarboven een roos-stralende zon ryst (de S.D.A.P.). En Hahn J r, vraagt men zich af.... Ook hij bleek slecht op dreef in een staats-pensioen-biljot met een oud mannetje, gaande over een met doornen bezaaid pad en leunend op een stok met in de verte de fabrieken die hem als onbruik baar hebben uitgestooten. Een mooi gegeven, voorzeker, maar in eenc al ? zeer alledaagsche bewerking door Hahn saamgevat. Dat had anders moeten zijn ! Hoeveel knapper en sterker is de plaat, met de guts in linoleum gestoken voor de Communistische Partij Holland. Een scherp geteekende, roepende kop. van terzijde weergegeven in een geheven hand een banier omklemmend, waarop letters gerang schikt zijn. Links leest men in onder elkander geplaatste letters, in rood afgedrukt, het woord kiest en als basis den naam Wijnkoop. Jammer is dat hiervoor een weinig fraai lettertype is ge kozen en dat deze gedrukt zijn inplaats van ingesneden. Klaarblijkelijk van denzelfden ongenoemde»! begaafden ontwerper is een fijn biljet met twee figuren tegen een bloedroode vlag: blank en bruin elkander de hand reikend. Geestig is ook de rang schikking van den tekst. Wat J. -Watje voor de Liberalen (Vrijheidsbond) teekende staat op heel wat lager plan: men ziet E E N H D V A N KIEST l A N K E N B R U l N WUNKOOP een groote blauwejbijl (waaropjwitte lettere) welke den Gordiaanschen knoop dei' v rkiezingsvraagstukken doorhakt. De kleur is rood, blauw en 1 zwart op witten grond. Ook gaf de Vrijheidsbond een plaat uit door H. van Meegeren met het portret van een knappen jongen man \viens gelaatstrekken het type -vertoohen van den film-held, het midden houdend tusschen een'Valentino en een Fairbanks. Men ziet alleen den kop en de schouders. Hij is gekleed in een oranje regenjas, badmantel, overall of zoo iets en hij is boordeloos. Hij heeft een mooien, gespier den hals (gezien tegen het rood, wit, blauw der vaderlandsche driekleur) en dit alles doet vermoe den dat dit een prent is speciaal voor jonge vrouw tjes óf oudere .staatsburgereressen .Eén biljet met een psychologischen ondergrond dus !.?... De Roomsch Katholieken gaven een biljet uit met potlooden, die alle op n punt wijzen, het stembiljet-stipje waarmede alles staat of valt: beter is een biljet door Anton Dirckx geteekend, afgedrukt in geel en zwart op wit papier. Een heel groote zwarte pijl wijst op een dito ring, waarin de naam Ruys de Beerenbrouck. Het is misschien het eenige, werkelijk-zakelijke biljet (hoewel het fouten vertoont) maar het allerergste zondigd»; daarentegen de anonymus, die Xolens in priester kleed afbeeldde, de beide handen dreigend uit strekkend over de oranje-kleurige landkaart van Nederland, terwijl op den rug van de linkerhand als een ziekelijke uitwas Colijri* en op dien van de rechterhand de Visser is uitgegroeid en met dit anti-coalitie-biljet wil ik eindigen, paf van den wansmaak en ontmoedigd om het weinig verhe vene in dat alles dat als een slag is in het aangezicht der vele kunstenaren in den lande, die opnieuw jammerlijk vergeten bleven. Kan dat niet anders worden? SPREEKZAAL Geloofsbelijdenis als Nederlander1* Hoewel ik alle redenen heb om Uw ook door mij hoog geachten mederwerker, Mr. H. G. Koster, dankbaar te zijn, ook voor zijn bespreking, in Uw jongste nummer van mijn dezer dagen ver schenen werk ,./>» het voetspoor der Vaderen." Indrukken van Modern Hindoestan, (uitg. C. A. Mees, Santpoort), acht ik mij toch verplicht er met nadruk op te wijzen, dat Z.Ed, er meer, althans iets anders in gelezen Heeft dan er in staat. Het is waar. dat ik dit werk in zekeren zin be* schouw als mijn geloofsbelijdenis als Nederlander. Maar ik verafschuw den oorlog uit den diepsten grond van mijn hart, en ben voor mijn volk aller minst ..imperialistisch" gezind. Ook verlang ik niet mijn'?vaderland weer groot en machtig te zien als weleer". 'Ik'meet de grootheid der volken af naar de rechtvaardigheid hunner wetten en hun geestelijke beteekenjs. Met dien maat gemeten vind ik mijn volk voor het heden juist groot genoeg, en beri zeker, dat het zich aldus voor de toekomst kan handhaven. Alleen in dien hoogeh zin ben ik imperialistisch" geneigd en is Nederland reeds thans, mijns bedunkens, grjooter dan bijvoorbeeld China. MAUBITS WAGENVOORT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl