Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 13 JULI 1929
No. 2719
I
l
?i;
i
Wolvenkop, beroemd, thans levend.
Medhijnman der Zu-artroeten
VAN de Indianenstammen, waar
mee de blanken in
Noord-Amerika het eerst in aanraking kwamen,
waren de bewoners der prairies wel ,
het schilderachtigste. Zij zijn het in
hoofdzaak, die door de romans van
Fenimore Cooper en zijn navolgers
over geheel Europa bekend werden.
Zy' waren het, die in de A-vormige
tenten van stokken en bisonhuiden
woonden; die, te paard gezeten, met
vrouw en kinderen de bisons volgden.
Bij hen kon men den vederdos vinden,
die van den kruin tot aan de voeten
reikte. Een der meest bekende
prairiestammen is die der Sioux (Sjoes).
Tegenwoordig zijn het rustige land
bouwers, maar zy' behoorden eens tot'
de krijgslustigsten o.ndei' het roode
ras, en zij waren het in hoofdzaak, van
wie de laatste groote opstand tegen
de blanken, ongeveer veertig jaar ?
geleden, uitging.
Een andere bekende stam van
prairie-Indianen is die
derZwartvoeten, die niet tot dezelfde groep als
de Sioux behooren. Zij wonen tegen
woordig gedeeltelijk in de Vereenigde
Staten en gedeeltelijk in Canada.
Daar, aan* den voet der Rocky
Mountains, kan men nog eenige van hun
kampen zien, waar het oude leven voor
een deel wordt voortgezet. Maar ook
bij hen, net als overal; gaan de
jongeren hóe langer hoe meer in de
blanke bevolking, in de blanke be
schaving, op, en zij laten het aan de
ouden van dagen over van een ver
leden te droomen, dat, hoe schoon
ook in vele opzichten, toch niet meer
terug kan komen. Nooit is er een tijd
geweest, dat het oude sneller verdween
dan tegenwoordig, waaraan, vooral
in Noord-Amerika, de auto geen ge
ringe schuld heeft. Aan den anderen
kant zy'n het juist weer de moderne
hulpmiddelen, die maken, dat van. de
primitievere beschavingen allerlei
belangwekkends beter voor hét nage
slacht bewaard kan blijven. Op aller
lei wijzen wordt tegenwoordig in
Canada en in de Vereenigde Staten
het verleden van de, oorspronkelijke
bewoners nagevorscht. Van vele stam
men is de taal bestudeerd en
opgeteekend; met behulp van film en
phonograaf wordt heel wat gered,
dat vroeger onherroepelijk verloren
zou zijn. '
Sporadisch dragen Indianen zelf tot
dit conserveeren bij. Maar slechts
weinig stammen kunnen zich, zooals
hu de Zwartvoeten, met een werk
Autobiographie van eenRoodhuid
door Dr. A. Perdeck
gelukwenschen, als het, verleden jaar
verschenen, boek van Long Lance
The Autobiography of a Black-foot
Indian Ohief," een werk, dat op on
geëvenaarde wijze het verleden van
hun stam voor altijd heeft vastgelegd.
De schrijver is een volbloed
Zwartvi»et en zijn stam bewoonde een gebied
van het verre Xoord-Westen, dat tot
voor circa veertig jaar nog wild en
vrij onb'ekend was. Zijn jeugd bracht
hij dus nog geheel door in het stam
verband, m pas als jongen leerde hij
zijn eerste blanken kennen. Nu is hij
een bekend journalist, die zich de
beschaving der blanken geheel heeft
eigen gemaakt. Hij heeft dus, net als
zijn rasgenoot, de bekende
NewYorksche dokter Charles A. Eastman
als het ware in n sprong duizend
jaren overgeslagen
en zich in een kort
menschenleven een
beschaving eigen ge
maakt die hemels
breed van het leven
zijner jeugd ver
schilt. In 1914 ging
hij met de
Canadeesche troepen mee
naar het front,
kwam na het einde
als officier terug en
leeft nu als opper
hoofd over de vier
voornaamste groe
pen van zijn stam
op de reservatie in
Alberta.
Als er dus ooit
iemand in staat is
geweest om over
het geheimzinnige
en fascineerende le
ven van zijn ras
in te lichten, dan
is het deze man*
Hij is volkomen in
zijn taak geslaagd.
Door het lezen van
dit boek kan ieder
een zich een begrip
van het leven van
dit nomadenvolk
vormen, zooals door
een vluchtigen per
soonlijken omgang
nooit bereikt zou
zijn. In eenvoudig,
goed gekozen En
gelsen wordt ons de
vreugde en het leed
dezer méhschen ge
schilderd, zonder
sentimentaliteit en
ook, in
tegenstel, ling met de boeken
van den
bovengenoemden Dr. Eastman, zonder
idealiseering. Dadelijk zal het den lezer
treffen, hoe hun leven door moeite en
ontberingen beheerscht werd. Als de
schrijver zijn oogen sluit en hem dan
zijn prilste jeugd voor den geest
komt is het eerste, wat hij weer ziet,
de dof-blauwe kleur van de zich einde
loos uitstrekkende prairie, een kleur,
die voor altijd verbonden bleef met
het begrip van afstand, gevaar en
mysterie. In dien tijd leefde zijn stam
nog niet geheel in vrede met andere
stammen, met de Kraaien-Indianen,
de Assiniboinen, de Sioux, en van
heel vroeg af herinnert hij zich de
geruchten van een nieuw, dreigender
gevaar: dékomst van den Blanke.
's Nachts vooral was de onzekerheid
immer groot. Hoe vaak werd niet in
Buffalo Chld Long Lance, een
völb'oed Zwartvoet, schrijver van
de hier besproken Autobiographie
en bekend journalist. Pas heel laat
maakte de troep, waartoe hij be
hoorde, met de eerste blanken kennis
maar dan bracht men de bisondekens
naar buiten en ging ergens verborgen
liggen om niet in den slaap te worden
gescalpeerd. En dan de honger in den
winter. Reeds begon het wild, vooral
de buffel, schaarscher te worden, als
gevolg van de hen hoe langer hoe meer
insluitende beschaving. Hy herinnert
zich nog, hoe hij en andere jongens
de van huiden gemaakte zakken uit
de tenten wegnamen en ze boven een
*vuurtje roosterden en opaten.
Maar als er dan weer een kudde
bisons in de buurt was gekomen,
of de vaders op andere wyze in de
behoeften van den stam konden
vporzien was zelfs de barre winter
geen treurige tijd meer. Er werd door
de jongeren altyd veel aan sport
gedaan, en nu en dan waren er wel
feesten en
vroolijke ontmoetingen
niet andere deelen
van den stam of
met bevriende stam
men. Maar vooral
was de winter 'een
tyd van opvoeding
en onderwijs. TJit
den aard der zaak
krijgen we in dit
boek, dat voorna
melijk jeugdherin
neringen geeft, voor
al op dit gedeelte
van het
Indianenleven aardige
kykjes. We zien, hoe
de moeders onge
veer twee uren per
dag gebruiken om
de kinderen hun
eigen taal goed te
leeren spreken. Het
werd een groote
schande geacht niet
in staat te zijn eigen
taal goed te gebrui
ken, en moeders en
kinderen gaven zich
dus heel wat moeite
met de grammati
caal lang niet ge
makkelijke taal. Ver
der waren er
degodsdienstlessen. Veel
levenswijsheid werd
den kinderen in den
vorm van eeuwen
oude legenden mee
gegeven, waarvan
het boek ons eenige
aardige voorbeel
den geeft. Later,
als jongelieden, ging
de taak van de op
voeding over in han
den der mannen.
De lezer zal in dit verband vooral
getrqffen worden door het vierde
hoofdstuk, waarin ons in onderdeelen
verteld wordt, hoe een jongen tot
medicijnman werd opgevoed. Hier
kan men ook de diepere bcteekenis
van het werk en het wezen van zoo'n
medicijnman leeren begrijpen.
Er is wel geen misvatting omtrent
dit ras meer verbreid, dan dat hei
in bizondere mate wreed zou zijn.
Gedeeltelijk is deze verkeerde opvat
ting natuurlijk uit dezelfde oorzaken
te verklaren, die in een oorlog ook
ons een grootere mate yan wreedheid
aan den vijand doet toeschrijven, dan
aan onze eigen soldaten. Toch-zijn er
vooral onder de prairie-Indianen steeds
bepaalde gebruiken 'geweest, waar
door dergelijke opvattingen
gemakkeZu-artvoet-lndianenvroitw met
kinderdra'jer
Over deze gebruiken, die in hoofd
zaak deel uitmaakten van het op
voedingssysteem, vertelt ook Long
Lance heel wat, zonder er in het
minst doekjes om te winden. Van wer
kelijke wreedheid is hier geen sprake;
tot op zekere hoogte zal de lezer zelfs
moeten toegeven, dat er in dit alles,
gezien de buitengewoon moeilijke
omstandigheden, waaronder de prai
rie-Indiaan moest leven, iets zeer
redelijks was. Alleen op deze wijze
kon de jeugd tegen de pijnen en ont
beringen, die hen naderhand wachtten,
gehard worden, tot een stoïcijnsche
onverschilligheid toe.Het toppunt werd
bereikt in den jaarlykschen Zonne
dans, waarin de jongeman tot krijgs
man werd gewijd. Deze plechtigheid,
die Long Lance als kind verscheide
ne malen heeft aanschouwd, hoewel
hij haar blijkbaar nooit zelf ondergaan
heeft, wordt ons op levendige wijze
in details beschreven.
Levendig is trouwens het heele
boek; allerlei typeerende anecdotes
en kijkjes op het dageUjksche doen en
laten dragen hiertoe bij.
Telkens weer wordt ons door
plastische beschrijvingen allerlei
duidelijk gemaakt; gevechten met
vijandelijke stammen; voorvallen
op de jacht; het gezinsleven; het
maken of het opbreken van een
kamp en tal van andere zaken. Later
krijgen wij dan een treffende beschrij
ving van dien ellendige» overgangs
tijd, toen ook deze stam zich gedeel
telijk gedwongen en gedeeltelijk, om
dat er niets anders op overschoot,
aan de blanke beschaving ging aan
passen.
Tegen het einde van het boek wordt
de toon tragischer; ook deze stam
moest ondervinden wat het zeggen wil,
als eigen beschaving voor een vreemde
moet plaats maken; toen alles, waarop
zijn leven gedurende eeuwen en eeuwen
berust had, plotseling en voor góéd
onder de voeten werd weggerukt.
Wij bevelen een ieder de lezing er
van aan, maar zouden het vooral in
de handen onzer jongelui willen zien,
die er menige wijze (levensles uit
zullen leeren.
No. 2719
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 13 JULI 1929
de tenten het vuur flink aangelaten; lijker by de blanken ingang vonden..
1) Long Lance: The Autobiography
of a Blackfoot Indian Chief. Uitgave
Faber & Faber Ltd. Londen, 1928.
DE KEERZIJDE
door Dr. U. Huber Noodt
NOG is het verwonderlijk, dat de Volkenbond
en zijn veruiterlijking te Genève niet mér
letterkundige producten het licht heeft doen zien.
Toch wordt de lijst al flink lang, vooral in Frankrijk.
En nu zijn er twee bijgekomen: een nagelaten ont
werp van Robert de Flers: Les Précieuses de
Genève en de jongste hekeling van Renó Benjamin,
die de' Molière-caricaturen van wijlen den geestigeii
comedieschrijver heeft vervangen door de
elkaartoegrinnekende augures. 1) ,
Bewonderaars van dezen laatsten auteur noemen
hem den modernen Aristophanes. Misschien gaat
dat te ver, evenals men onzen tijd niet lichtzinnig
kan vergelijken met Athene's bloei. Maar het talent
van Benjamin is bijzonder. Hij is méehant, dat wil
zeggen: hartstochtelijk in zijn haat, geeselend in
zijn minachting, rauw in zijn spot. Een polemist,
als Léon Daudet, is scherp en hardhandig; daar
heeft h$j het recht toe; diens hevigste uitvallen
kwetsen echter minder dan zoo'n enkel zinnetje
van Benjamin. Daudet zal bijvoorbeeld van
degenen, die in Genève werken, zeggen, dat het
bazelende zwakzinnigen zijn; Benjamin merkt
ergens op: ,,De mannen van Genève zijn goed.
Ze denken, dat men de volken niet beter maakt,
wanneer men hen brutaliseert; ze denken vooral,
dat men ze beter kan maken." Van de echtgenoote
eens bef aamden Franschen ministers zegt hij:
elle est une farce régalante.
In deze massa der al te scherpe potloodkrabbels
ligt veel van zijn kracht. Benjamin heeft verleden
zomer de Volkenbondsvergadering meegemaakt.
't Resultaat van deze reportage is het boek, dat
voor ons ligt. Niet voor niets sidderden Fransche
gedelegeerden, die Benjamin's pen kennen, toen
ze hem op de perstribune vier uur lang, gedurende
een rede (plus vertaling) van een
Middenamerikaanschen gedelegeerde, onafgebroken zagen schrij
ven: voor zijn landgenooten (en voor sommige
anderen ook) is deze satiricus hard, bitter, wreed.
Schitterend zijn enkele politici uitgebeeld: 'n
Scialoja, 'n Hymans, 'nAdatci; dat zy'n bladzijden,
die ons hun beeld duidelijker laten zien dan de
. geraffineerdste trucjes van den bekwaamsten
fotograaf. Hier hebt u den eersten Britschen afge
vaardigde bij het verlaten eener conferentie der
Zes: De Honorable Lord Qushendun volgt, in de
rookwolken van zijn pijp. Onze journalisten hebben
nog niet den tijd gehad, zich tot hem te wenden
of hij stormt al op ze in, in z'n rook, als een bijen
houder op een zwerm. Wil hij ze uiteen doen gaan ?
Natuurlijk. Hij heeft nog maar n gedachte:
gaan rooken, in zijn kamer, heelemaal alleen, met
z'n voeten op tafel. En die wensch geeft hem, zoo'n
sympathieken kop, zóó voldaan rozerood boven
zijn hoog wit boord, dat ze allemaal denken, dat
hij hun een poosje prettige dingen wilde komen ver
tellen. Mis. En de metamorphose is onmiddellijk.
Inplaata van den Cushendun» klam van geluk, die
juist een wilde eend heeft geschoten, ziet men een
Cushendun plots in brons gegoten, 't oude brons
van de oude Admiraliteit. Stram en verhard ver
roert hij geen vin meer; de pijp rookt niet meer;
h]j wacht tot men plaatsmaakt.,... de heeren
wijken, 't Kanon rolt verder; de pijp zet zich weer'
in beweging; hij is voorbij."
Venijniger dan zelfs voor de Duitechers (en die
heeft hij niet lief: men leze 't verslag van de ont
vangst der pers, door kanselier Muller) is Benjamin
voor de Franschen. Van Briand, verafschuwt door
allérechts-denkenden in Frankrijk, blijft er niet
veel over; de Elzasser députó Grumbach wordt
met een paar meppen aan gruizelementen getikt;
ex-?vedettes" als Jouhaux en Paul-Boncour
komen er niet beter af. Zelfs de figuranten worden
gekastijd: De (Fransche) consul te Genève,
Amé-Leroy, had Briand naar den trein gebracht.
Bij wijze van troost vroeg men hem naar bijzonder
heden jOver het vertrek. De consul antwoordde
mistroostig. Hij heeft den kop van Sadi-Carnot.
De arme President had, toen hij eenmaal vermoord
was, geen hoofd meer noodig, maar wat een
eigenaardig idee, om het weer te gebruiken I Enfin,
Amé-Leroy heeft het nu: hij verzorgt het anders
, goed, brengt er leven in, en laat het praten..." Het
_^^_^_ ' ' ' ' '
1) Les Augures de Genève (Paris, Arthème
Fayard, 1929 j.
Engeland's vredeswerk in het verre Oosten
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
(?Engelsche vlootofflcleren belalten tlch met de opleiding van Chlneesche adelborsten")
is niet mogelijk, de beschrijving te lezen van
Albert Thomas, bezig zijn eerbiedwaardige be
grooting te verdedigen, of men gnuift, vooral
wanneer men dit kostelijk schouwspel wel eens m
beleefde.
Opgefleurd door al deze grappen, glimlachend
soms, dan weer 't uitschaterend, gebelgd ook wel
moeten we toch op zoek naar de basis van Ben
jamin's houding. Zonder eenigen twijfel is Les
Augures de Genève het merkwaardigste en belang
rijkste letterkundige werk, gewijd aan de jonge
jfen van het Geneefsch organisme. Het is critisch,
afkeurend, vernietigend. Wat l Al die bureaus in
richten, spreken, schrijven, commissioneeren,
ondercommissioneeren, enquêtes houden, rapporteeren,
een plechtig air aannemen, de heele aarde waarschu
wen telkens wanneer men gaat zitten, wanneer men
denkt, wanneer men stemt, dat alles om het poover
welzijn van deze poovere wereld te doen toenemen,
om de menschen wat minder smerig te maken en
ze wat sneller, te doen bewegen, voordat zij sterven
en vergaan !.... Laat ons deze plaats ontvluchten
en er niét meer terugkomen ! In dit alles is er niets
voor ons! Alles wat ons leven in blaast en wat is
samen te vatten in drie woorden: Athene, Rome en
Parijs, alles wat in Frankrijk gaat van de beklem
ming van een Pascal tot de malice dorévan een
La Fontaine, dat alles is hier onbekend of wordt
hier verloochend."
?Dit citaat (mijn laatste, goedgunstige lezer l) is
een programma van 't standpunt van den schrijver.
Wat hem in den Volkenbond schokt, naast het
uiterlijk van sommige personen en van sommige
manifestaties, is dit pogen, 't leven der volken, of
der staten vooralsnog, te
rationaliseeren.dittaylorisme toegepast op 's werelds politiek, dit programme
de confort pour les peuples. Als Benjamin de hoofd
personen, de leege hoofden en de ambtenaren (zoo
heeten de drie deelen van het boek) genoegzaam
heeft bestudeerd, dan droomt hij in de mollige
salons van het gebouw ,van den Quai Wilson
van de teere verrukking van Touraine, dan laat
hij zich gaan met de verfijnde, gekruide sfeer van
het restaurant des Eaux-Vives, dan brengen de
typistes hem in extase (twee smeuïge pagina's
getuigen ervan), dan apprecieert hij mademoiselle
Vacaresco en proest om de bejaarde misses en
vlucht....
Soms maakt dit eigenaardig pamflet in zijn
heftigheid ons kregelig. Maar het is te waardeeren,
dat juist iemand als deze auteur, die zoo
dikwy'ls te mateloos zijn instinctieve antipathie
als axioma stelde, . ter plaatse zijn indruk
ken heeft weergegeven. Men verwijt hem,
niet geheel ten onrechte, gebrek aan philosophie,
hier vooral ook het onder welgekozen woorden
brengen van een vooropgezette meening, door
stemmingen en vluchtige impressies opgezweept
tot de toppen van het sarcasme. Doch het is goed,
dat hier eindelijk eens wordt geuit (op doorgaans
magistrale wijze), wat sluimert in de onverschillig
heid, in de zeurige lauwheid van duizenden.
Naast de schouderophalende afkammery* en 't
gevit op kleinigheden (eenige jaren geleden schreef
ik hier over Rouff's roman en zijn geratel over de
badkuipen en de ongure canapé's), wordt hier
tenslotte geschreeuwd wat anderen fluisteren.
Dit boek, lezenswaardig alleen al om zijn
entrain, is een oorlogsverklaring van 't Fransche
nationalistische traditonalisme (hoewel Benjamin
buiten eenige partygroepeering staat) aan 't
debuut der internationale politieke organisatie,
te Genève met wisselend succes ondernomen.
BRANDBLUSSCHER
HOLLANDIA'
SPANJAARDS.C2
FABRIEK ESPAKJA
UTRECHT
i» r