Historisch Archief 1877-1940
!
d
\t
w
ge
zij
E
sti
de
da
Hl
zul
,
vol
va
va
i-ej
hel
v ei
dot
l
cee
WO!
??
plat
e
. . J
geve
-1.
Pole
V
WO(
uit
K.
aan»
18 dl
A
gent
zal ?!
grbp
taal
vouc
V,De
uitsj
in'di
ging
natu
roene
eekbl
? ?
voor Nederland
Alle Buitenlandsche
Spoorwegbiljetten
I. V. B.
DAMRAK 46
ONDER HOOFDREDACTIE VAN Mr. A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: H. BRUGMANS, L. J. JORDAAN, M. KANN EN
TOP NAEFF. Secretarts der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C.
0
Soliditeit ongeëvenaard
'OPGERICHT IN 1877
No. 2722
ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1929
Kunstenaars en Officieele Feesten
door Frans Coenen
DE Lord-Mayor is op bezoek geweest en men
heeft hem sjeuïg ontvangen met speech en
-banket. Ook ontbrak de diamantsljjperjjniet
In de oude republiek was 't zoo. dat de dominees
tegen al wat kunst was vaasden, maar de regenten.
uit snobbisme of wel oprechte behoefte aan
benoch het Koloniaal Museum. Eén Lord-Mayor is
natuurlijk dol op diamanten en Engeland is immers
een koloniale mogendheid.
Nieuw echter was de ontvangst in het koninklijk
paleis, welwillend ter beschikking gesteld, opdat
het aeloude Amsterdam zoude herleven voor het
bewonderend oog van den Lord-Mayor. die niet te
weten hoeft (en waarschijnlijk ook niet weet, wijl
het hem niet schelen kau),.dat de Vermaarde
Koopstad sedert lan\i haar patrimonium aan
diverse dynastieën heeft verkwanseld. Zoo reci
pieerde dan het trotsche Amsterdam in zijn
Burgerzaal. ..alom behingen met der Britten (en
auderer) wapenpraal." en het was daar entoen,
naar ik meen. dat Burgemeester De Vlugt tegen
over d»'»i Engelschman van onzen roemruchten
tocht naar C'hatham gewaagde....
Kn d"s avonds, na het luisterrijk banket in de
(i root e Ketzaal. die vroeger een anti-chambre was.
/.ajr hetzelfde Amsterdam keur van gasteri. de
bloem der burgerij, maar toch vooral.Ambtenaven.
Ilooge Ambtenaren der Stedelijke regeering van
bureaux. bedrijven, brandweer en politie. Misschien
zag men er eenige sonimiteiten der Wetenschap.
Maar de kunstenaars zag men er niet, eenvoudig
?omdat zij niet uitgenoodigd waren. Als men de
Kunst zelve heeft, niet waar? dan behoeft men de
kunstenaars niet te hebben, en waar men den
Lord-Mayor, bijvoorbeeld, de nieuwe stadswijken
rondvoérde. om hem bewondering voor onze
architectuur af te persen, daar kon men hem de
architecten sparen, aan wie toch niets te zien is.
Dat is zcev goed te begrijpen. Bovendien zijn
.ambtenaren keurig nette lieden, behoorlijk
beuniformd en be-rokt, die men decoratief overal
op kan stellen. Zij zijn onvergelijkelijk als achter
grond en men kan zeker zijn van hun bescheiden
gedrag. Terwijl kunstenaars alevel altijd wat
raars hebben, zij het enkel door een rok van twaalf
modes ten achteren of een te korten of te langen
pantalon. En men is ook nooit veilig voor eventueele
radicale uitingen, terwijl de mogelijkheid bestaat,
dat zij het buffet bestormen, omdat zrj thuis ver
gaten te eten. ?
Het is' om deze redenen begrijpelijk, dat men
schroomt hen te noodigen, als wij niet meer
onder ons zijn, en het ware onbillijk de betreffende
autoriteit, die tot taak heeft te zorgen, dat het
feest protocollarisch zonder mic-mac verloopt,
daarvan een verwijt te maken.
? ???'' ' ?'"? . ..* * * '- v ;'' '.. ?
. ? ' r . '
i ? - ? i '
Intusschen geeft deze ambtelijke appreciatie
vrij zuiver de communis opinio van geheel officiel
Nederland in al zijn toongevende kringen weer.
schaving, haar beschermden en voorthielpen naai
de mate huns begrips. Maar de stijve en dorre
burgerij, die na den Napoleontischen tijd opkwam,
had zin noch geld voor het artistieke en onderhield
zuinigjes. simpel uit traditie, de kunst, die vooral
zedelijk, vroom of chauvinistisch was. Kunstenaars.
als zij geen fatsoenlijk maatschappelijk beroep
uitoefenden, waren verdachte lieden, niksnutters.
zedelooze leegloopers. met dewelken de Staat niets
en de geordende Maatschappij nauwelijks te
maken had.
Dat zij met de mannen der wetenschap de geeste
lijke leiders der natie zouden zijn. geloofde niemand,
en het was denkelijk ook nftt zoo. Leiders waren
dominees en beroepspohtici. soms dierbaar in
n persoon vereenigd. verder ambtenaren en
enkele publicisten. Maar de kunst stond daar
buiten, werd niet veel geacht en was ook niet veel.
Wij waren een kruideniersachtig volk. dat van
niets banger was dan van buitensporigheden als
waartoe de kunst behoorde. lïoe zou men dan den
kunstenaar, dat twijfelachtig product van eigen
gereide onmaatschappelijkheid, officieel geëerd
hebben? Al bleef een schemerachtig besef, dat de
kunst tot den inventaris ,eener volwassen natie
behoorde. ...
Sedert echter is er wel wat veranderd in de
waardeering van kunst en kunstenaars.
De laatsten zijn zich bewust geworden ook van de
maatschappelijke beteekenis en waarde hunner
productie, en het publiek is kunst gaan begrijpen
als een aparte categorie, die meer is dan aanhangsel
van moraal, godsdienst en vaderlandsliefde.
Maar tot den Staat n zijn organen drong dit
besef nog maar zwakjes door. Hij mag dan opdrach
ten geven en soms heel dure meubelen laten timme
ren, de autoriteiten .van hoog tot laag, van
Hofen landsregeering tot dorps- en polderbesturen
weten nog altijd niet wat zij aan en hoe zij het met
de kunst hebben en voelen zich met haar ijselijk
verlegen. , ?'??-..
Want, om te beginnen, zijn zij, als menschen,
veelal van kunstbegrip gespeend. Zij weten vol->
strekt niet wat er omgaat in die vreemde sferen
van geestelijkheid waar1 kunst geboren wordt;
zij kennen namen noch feiten en wedden van zelf
altijd op het achteraankomend paard. Of zij
wedden heelemaal niet, maar kijken verbouwereerd,
schoon tolerant, over de heg naar de rare, kromme
sprongen der kunst, wier wezen zij niet begrijpen
en wier nut zij heelegaar niet inzien.
Aldus is het vergeefelijk, dat zij, zonder
onderscheiding en moetende, steunen op enkel
hooren-zeggen, doodsbang zijn voor flaters en zich
maar liever onthouden dan misschien gevaarlijke
DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijc per jaargang ?10.?bij vooruitbetaling.
Per Xo. 25 Cent. Advertentien ? 0.75 per regel.
Postgiro 72880, Qem.-Giro G 1000.
INHOUD:
1. Mr. Frans Coinen, Kunstenaars en off ideële
Feesten.
2. Diplomaticus, Raymnnd Poitcaré.
3. U. M. Harthoorn, Bibliographie over Foch.
[oh. Braakcnsiek, Amateur tn professional.
4. Dr. Joh. G. Salomonson, Antroposofische genees
kunst. Mr. H. O. Koster. Een oud verhaal.
5. Erasmiaan, Uit Rotte's stad. L. J. jordaan.
David en Goliath.
6. Mr. H. G. Koster, Heine en Holland.
7. Dr. Jac. P. Thijsse. Et n strandpaal. Melis
Stoke, Wij, dichters...
9. Voor Vrouwen.
10-11. H. J. M. Walenkamp, D.e hooge bebouwing,
12. L. J. Jordaan, Binscopy. Herman .Midden
dorp, Boekbespreking
13 Wljbo Meijer. Het programma van den
S/orfsschouwbtirg.
15. C. A. KLaasse. De Bank of England op de wip.
16. J. Hessing, Boekbespreking.
17. Vera Inber, Ljalja's belangen.
18. L. J van Looi, Draadloos ver-zien.
19. Uit het Kladschrift van Jantje. .Melis Stoke,
Dynamit-Bemol.
20. Nessuno, Kaleidoscoap, Charivaria.?Omslag:
S p elp rob lemen.
Bijvoegsel: Johan Braakensick, Het aftreden van
Poincaré.
sfeec/s Bonbons
VINGERS
Let~ op c/e/7 naam
extreme richtingen en onmaatschappelijke indivi
duen binnen te halen.
Dat alles is verklaarbaar, doch niettemin weinig
troostrijk voor de hedendaagscUe kunstenaars,
die niet meer trotsch zijn op hun isolement, gelijk
hun grootvaders in den romantieken tijd. die in
tegendeel het gemeene leven in al zijiv uitingen
willen meeleven en speciaal van openbare festivi
teiten meenen inderdaad niet zonder reden
dat zij er precies bij hooren. Misschien zou men tot
steun eener niet principieel onwelwillende doch
hulpelöoze Overheid, een kunst parlement of perma
nente Commissie kunnen instellen, of wel het
Kon. Instituut van Kunstenaars, gelijk het onder
\VillernI bestond, doen herleven. Minister De Visser
deed er, meen ik, eenige jaren geleden een niet
verstrekkende poging toe. Die welwillende, schoon
hulpelöoze, Overheid bovengemeld zou dan, bij
voorkomende gelegenheid, met dat officieele
kunstlichaam kunnen te. rade gaan, ook wat de
representatie der kunstenaars betreft.
Natuurlijk verrees uit zulk een instelling weldra
een berg van kif en kwaadaardig geïntrigeer, met
als resultaat een morsdoode officieele kunst, doch
de Overheid zou ten minste aldus de hatelijke
verantwoording in kunstzaken van zich afgewen
teld hebben op wie het aanging en zoo het uiterste
volbrengen, waartoe een onkunstzinnige,
veelhoofdige Overheid in staat is.
En allen zouden weer -7- maar anders onte
vreden zrjn.. '
l
1
?l
i