De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 3 augustus pagina 5

3 augustus 1929 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

l! : l ij» DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 3 AUGUSTUS 1929 No. 2722 Heine en Holland door Mr. H. G. Koster G HAF Henuaun Keyserling hooft in Dtte Spektrum Europus van uns land een zeer slecht getuigenis gegeven. Do geheele pers heeft er tegen geprotesteerd en het boekje van Dr. ttudolf Mengelberg Hofland als kutturelle inhcit is een uitnemend tegengif bij dezen kwalijk riekenden gasaanval. Maar van vergiftig gas blijft altijd iets in de longen en van laster altijd iets in het geheugen achter. Ook is het de vraag of het tegengif eigenlijk wel de personen bereikt voor wie het bestemd was. Nu is ei' echter in het geschrijf van den edelen graaf i'én punt, dat tut op zekere hoogte een lichtpunt heeten mag. Het is dit: Keyserling, hekelt het Xederlandsche, volk. Daarmee toont hij in elk geval. dat hij ons ernstig neemt. Hoe gunstig steekt Keyserling's kritiek af bij die, welke honderd jaar geleden Heinri.'h Heine over ons land ten gehoore bracht. De dichter van het Buch der Lieder heeft nooit anders dan minachtend, spottend, kleineerend over onze grootouders en overgrootouders geschreven.Met Heine vergeleken is Keyserling een hoffelijk man. Men oordeele ! In de oogstmaand van 1830 logeert Heine op Helgoland. Daar bereikt hem de tijding van de Julirevolutie. Een Hollandsche buurman deelt het enthousiasme van de overige bad gasten nie-t. Dit doet hem in zijn brief van O Augustus (te vinden in de ver handeling over Ludwig Börne) als volgt uitvaren: ,,dc Hollandsche nuchterheid te. midden der algemeene geestdrift is ergerlijk; zooals de Spartanen hun kinderen voor dronkenschap bewaar den door hun als afschrikwekkend voorbeeld een dronken slaaf te toonen. zóó moesten wij in onze scholen een Hollander voederen om door diens sympathielooze visschennatuur den kinderen een afschuw voor nuchter heid in te boezemen; de Hollandsche nuchterheid is een grooter kwaad dan de dronkenschap van een slaaf !" In de Mcmoiren des Herrn Schnabeletcopski (Kap. X) zal Heine ons een voorbeeld geven van Hollandsen flegma. Hij vertelt hoe zekere' Van der Moeulen, een Leidenaar, ,,die up een Apollo-van-kaas geleek", door een Ier in een herberg met een pistool werd aangevallen. Do Ier trof slechts Van der Moeulen's pijp, die verbrijzeld werd. Van der Moeulen vertrok geen spier van zijn gelaat, doch sprak tot den bediende: Jan, e mie piep! In datzelfde hoofdstuk wordt ons nog een ander Hollander geschetst. Hij draagt den welluidenden naam Van der Pissen en is professor theologiae aan de Leidsche Hoogeschool. Heine vertelt van dezen zonderling aldus: de professor had uit het Weeshuis te Amsterdam een vondeling tot zich genomen, een meisje van drie jaar oud. Eiken dag vocht professor Van der Pissen met een moortje, een poedel en een aap. Als hij de overwinning behaald had, hield hij een latijnschc lofrede op zijn eigen dapperheid, knielde neder en liet zich door het driejarig kind een verwelkten krans op het hoofd drukken. Heine betrapt den hooggeleerde, die colleges gaf over de Openbaring van Johannes, bij zijn vreemde liefhebberijen en de oude gek ja dan niet weinig onthutst. Overbodig te vermelden, dat ' noch omstreeks 1830 noch vroeger of later de Leidsche Universiteit een professor van dien aam gekend heeft. Een ander even zouteloos verhaal vernemen wy in kap. VII omtrent een blondine uit een der beste Xederlundsche families, die nu en dan haar sehönes Schlosz aiu Zuydmee" verliet, incognito naar Amsterdam ging en daar den schouwburg bezocht; uit den engéleiibak wierp zij sinaasappelschillen naar de toeschouwers in het parterre; zelfs bracht zij in luatrozenherbergen de wildste nachten door als een hollandischc Mess-ilina". Dit geeft Heine aanleiding zijn lezers iets te vertellen over de Hol. landsche vrouw in het algemeen. Hij begint met de opmerking, dat de vrouwen in ieder land gelijkenis vertoonen met de keuken van het land. De Franfaises zijn als luchtige fricass?es en vols-au-vent; de Ita liaan sche als sterkgekruide en ge sausde stuf at i en fegatelli; de D uit sche als degelijke zuurkool met spek. En nu de Hollandsche? Ook hier gaat de vergelijking (volgens Heine !) op: zij onderscheiden zich door ,,Reinheit uu d Leckerheit" en datzelfde compliment kan men óók aan de Hollandsche keu ken maken. Af te keuren valt echter, dat de dochteren ,,des meerumspülten Hollands" ..Unterhosen von Flanell" dragen ! Welke hartsgedachten Heine bij een rechtgeaard Hollander onderstelt, blijkt uit hetgeen hij de mannen van De Vliegende Hollander laat zuchten. Als het spookschip gedoemd is eeuwig de zeeën te bevaren, smachten zij naar Amsterdam, naar de stille kaaien, tulpen, Myfrowen, aarden pijpen en porceleinen kopjes van Holland (Brief ber die Franz. Bühne no. 10). Porcelein, tulpen en ingemaakte visch zyn in Heine's oog wel het meest typisch Hollandsche. In Die Harzreise lucht hij zijn wijsheid over het haringkaken als volgt: gerookte haringen heeten Bückinge naar hun uitvinder Wilhelm Bücking, die in 1447 gestorven is te Bievlied." De welwillende lezer begrijpt wellicht, dat hier Jan Willem Beukelszoon en Biervlied bedoeld zijn. In de Memoiren (niet te verwan-en met de Memoiren d. H. Schabelewopski) staan eenige vriendelijkheden over de Xederlandsche taal. Sprekende over het Düsseldorfer dialect zegt Heine: in de taal der Dusseldorfers bemerkt men reeds een overgang naar het kikkergekwaak der Hollandsche moerassen (daa Froschgequake der hollandwchen Sümpfe)\ vaderlandslie vende taalgeleerden in de Neder landen beweren, dat de D uit sche taal slechts bedorven Nederlandsen is. Hét is mogelijk..... maar als de apen spreken konden zouden zij ook waar schijnlijk beweren, dat de menschen slechts ontaarde apen zijn en de menschheid een bedorven apendom; zóó is naar de meening der Hollanders de Duitsche taal een bedorven Hollandsch." Kende Heine iets van onze taal ? Geen woord J Wij gaven boven reeds het mooie zinnetje van Van der Moeulen, die aan Jan e nüe piep vraagt. Maar -wat zegt u hiervan? lek bin Fitter Jansena Mieke un hébb mi op mines Manna Noame inakrébere laten. Dit fraaie Nederlandsen" laat Heine een geest-vrouw spreken in een legende uit Die otter im Exil. Het moet' beduiden: ik ben Mietje de vrouw van Pieter'Jansen en ik heb mij op naam van mijn man laten inschrijven. In zijn demonologische ? ^^W LWT MEtMLEN EN STüfFEENNjEN STEUNZOLENw HIT OPSTAAMOKM ~ O. A. az.vo IN DEN BONQERD 'T OLDERSHEEM LANDELIJK INTERNAAT voor JONGE MEISJES ONDER PATRONAAT VAN MEVROUW BOISSEVAIN-FELTKAMP TE DIJKERHOEK (Spoorstation Deventer?Almelo). Oo0l> Na volbrachte aoheoleplaldlng zoro voor gezondheid In beschaafde omgeving' Arbeid In boomgaard, moes» en bloementuln, afgewisseld met huishoudelijk werk en keuken. ** . Aanvang nieuwe Curaus September 1920.. GRAND IfïEL'VZflÉMLTAffl. Pension p. d. p. p. van af £ 8.50. Speciale gelegenheid voor congressen, zalen voor 200 p. VICTORIA-WATER Opwekkend en gezond OBERLAHMSTEIN Natuurlijk Bronwater studie Die Elementargeister verhaalt Heine van het tooverboek Der Meergeist, dat in 1602 te Amsterdam ge drukt werd bij Holbek" in de ..Kohlsteg". Holbek moet natuurlijk zgn Holbeek. En de Kohlsteg? Ik geef het ieder Amsterdammer te raden. Bedoeld is de Kolksteeg (bij de Nieuwe Zjjdskolk!) Slechts de oude Nederlandsen e schilderkunst heeft Heinrich Heine eenige bewondering vermogen af te dwingen. In kap. X van déMem. d. H. Schabeleicopaki lezen wy: Jan Steen is het beste of liever het eenige goede van mijn verblijf te Leiden." Heine waardeert vooral d antichristelijke strekking, die (zijns in ziens 1) in Jan Steen's doeken valt op te merken. In zyn kritiek op den Franschen schilder Delaroche (Brieven over den Parijachan Salon 1831) .prijst hij Rembrandts Schattenkühnheit" en de republikeinsche soldatenfiguren, die hij op ,,Rembrandts grosze* h torisches Gemalde, Die Nachticache" gezien heeft im Trippenhaus zu Amsterdam." Do doeken van Mieris, Netscher, Van Dow (sic), van der Werff kunnen hnn minder behagen. Voor deze schilders ia b.3t technisch meester schap te veel hoofdzaak geworden en het sujet" bijzaak. De verdienste hunner werken is echter, dat zij door de rijke kleedij der uitgebeelde per sonen en de fraaie omgeving op het Hollandsen kaas-leven de schemering werpen van een oostersch sprookje" (auf das hollandische Kftseleben einen orientalischen Hfirchenschimmer werfen). Heine, volbloed romanticus, kon het naturalisme onzer oud-Hollandsche school niet uitstaan. HU verlengt vóór alles een belangrijk sujet". Hemelhoog pr(jst hu zyn tijdgenoot Ar y Scheffer, den schilder van romantische tafereelen. Hij verzuimt echter te vermelden, dat ook deze in het gesmade Holland (te Dordrecht I) geboren is. Genoeg nu over Heine en Holland. No. 2722 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 3 AUGUSTUS 1929 Uit de Natuur; De helmduintjes bij paal Foto A. Burdet EEN STRANDPAAL door Dr. Jac. P. Thijsse DE strandpalen op de Noordzee-eilanden ver tellen aan den ingewijde de geschiedenis van de kust en van het duin. Het verhaal is niet overal even gemakkelijk te lezen, maav de feiten staan vast, als de palen zelve. De nieuwste geschiedenis begint in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen een geregeld stel van kilometer-palen geplaatst werd langs wat toen de hoogwaterlijn was. Er gaan drie belangrijke lijnen langs deze kusten: de hoogwaterlijn, de laagwaterlijn en de lijn van de duinvoet. Deze lijnen liggen voort durend te slingeren en te kronkelen en eigenlijk staat zoo'n paal slechts korten tijd op de plaats, waarvoor hij bedoeld was. Van tijd tot tijd, met tusschenpoozen van de orde van tientallen jaren, maar zeer ongelijke tusschenpoozen, zet de Water staat weer nieuwe palen neer op de plaatsen, die dan. weer goed zijn en de oude palen blijven, bij een aangroeiend strand staan. Op een afnemend strand worden zij door de zee verzwolgen. Het zijn flinke forsche, zwarte palen; ieder kent ze. De oude palen hebben een wit beschilderden kop, de jongere palen hebben n, twee, zelfs drie of meer witte banden, al naar de volgorde van plaatsing. Het zou nog aardiger zijn, wanneer Waterstaat be halve de witte banden, ook nog het jaartal van plaatsing op elke nieuwe paal wilde schilderen. Want nu de Noordzee-eilanden al meer en meer bezocht worden, ook door biologen, zou de weten schap van de verspreiding en opeenvolging der planten aardig kunnen profiteeren van de nauw gezette werkwijze van onze Waterstaat. In het algemeen kan gezegd worden, dat iedere volgende paal dezelfde' omgeving heeft als de vorige eenige tientallen jaren geleden en een wande ling op een aangroeiend strand van de uiterste paal naar de oudste witkop, geeft een bruikbaar over zicht van de geschiedenis Van de flora van strand en zeereep in de jongste tachtig jaren. Wij hebben dat vanmorgen gedaan voor Paal 23 op Texel. Paal 6 en Paal 24 zijn nog interessanter; ook kan . ik u Paal 6 of 7 op Terschelling recommandeeren. Paal 23 staat een goed hall uur benoorden Koog op Texel en wel op een vlak strand met tamelijk N.V. J. S. M E UW S E N ' S Qroot»t* Keuce. . . , JITITSON» veel schelpen, haast allemaal kokkels. De paal heeft drie witte banden, en landwaarts kijkend, ontwaren wij al spoedig zijn voorganger, met twee witte banden. De afstand tusschen die palen is 140 M. Aanvankelijk blijft het strand kaal, maar op 25 M. afstands vóór de binnenpaal is het be groeid met graspolletjes op afstanden van 5 en 10 M. van elkander, sommige bestaande uit een. tiental sprietjes, andere al meer uitgebreid tot een omvang van een vierkanten nieter of zoo. En achter elk polletje ligt in de luwte een zandrugget je, een mi.üatuur levend duin. Dit is het beroemde biestarwegras. Triticum junceum, de oerplant van het jonge duin. In dit droge jaar zoeken vrij tever geefs naar nieuw ontkiemde plantjes, maar als het nog wat gaat regenen is er wel kans op, want de zee brengt altijd wel biestanvezaden aan. Xu kunnen wij de paal met de ne band niet zien, maar wij loopen trouw in de richting, die door de beide vorige palen wordt aangegeven en die we ten overvloede nog op het kompas verifieeren als O. Z. O. Overal groeit nog biestarwe en vijftig nieter voorbij onze tweede paal stuiten wij op een rietbesteking, waarlangs zich een flinke zandwal heeft gevormd, menschenwerk. Maar op dien zand wal grceit niets en de kans is tamelijk groot, dat hij bij een fikschen stormvloed wordt wegge spoeld, terwijl de natuurlijke biestarweduintjes, stevig door hun wortels en stengels, het geweld der baren doorstaan. Achter den rietwand komt nog een met t-of veertig van biestarwebultjes en op sommige ervan verschijnen déeerste helmplanten, zoodra do grond maar hoog genoeg boven gewoon hoogwater rijst. Al spoedig worden die helmheuvels al hoogér en grooter en sommige zijn zoo gelegen, dat ei* een tamelijk breede vlakte tusschen over blijft, thans droog, maar t\vee jaar geleden al eens met een halven voet zoet water, een nieuw duin meertje. Tusschen de helm vertoonen zich rozetten van de melkdistel, een bijzonder typische plant voor de zeeduinen en ook nog een paar plantjes van strandpostelein en Van zeeraket. Hier vinden we ook een grijzen paal van beton,aan de buitenzijde gemerkt met een W. aan, den binnenkant met n S., dat is de grens tusschen het gebied van Water staat en dat van Staatsboschbeheer. Enkele meters verder vinden we Paal 23 met n witte band, haast onder het zand bedolven. Raakt hij heelemaal onder het zand dan komt er een ver klikker" boven op. We staan nu aan den voet van een vrty steile helling, een meter of acht hoog. en al klimmende zien we tusschen de helm weer eenige nieuwe planten optreden: de herfstpaardebloem en de mannetjes-eereprijs, geen van beide meer strand- of zeeduinplanten. Bovenop de richel Staan we opeens te midden van dichte duindóorns HET IDEAAL IN FOTOGRAFIE EEN IHAGEE-REFLEX CAMERA Prospectus op aanvraag JOS. HARTOQ Hoofdsteeg 17 Rotterdam Xohelstraat 88 Utrecht. WIJ, DICHTERS... H ft \>olgtndr is etn feit: ik mtrk, dat ik vtrztn kan gaan schrijven, want dat ik tr in de zuivtre stemming voor ben, zoodra ik in het gedeelte van mijn linkerarm, dat ran den elleboog naar beneden, dus tot aan den pols gaat. een andere als de gewone bloedstrooming vlak onder de Huid bespeur, die (enigermate den indruk op mij jnaakt, alsof de aderen daar een beetje meer gespannen wierden, doordat.... enz. enz. Willem Klom in de Nieuwe Gids Het ia een feit, dal '( rijmen mij zal lukken, want dat ik in de zuivere stemming raak, wanneer, van links in mijn benedenkaak tot in de dij, een eigenaardig rukken bespeurbaar icordt, gepaard met licht yekraak. Dan gaat het rechterooylid zachtkens trillen, en felle pijn doorvlami mijn kleine teen.... Het ia ah vloeide lava door mij heen, en oj i* sidt het niet gelooven icillen ? een duizend-kaarsen-lamp mijn kruin bescheen.... De «pieren .trekken in een kram]» M knoopen, ?/t al mijn hoofdhaar heft zich over'end.... Mijn tanden klapperen. . . . Kik die mij si'iükent zet het in schrik prozaïsch op een loopen. . . . .dat is je lot. wanneer je dichter bent. . . .! En onder 't luid ijekraak ca n mijn gen-richten ??'t symptoom icaaraan 'k der Mitsen gunst herken omklemt mijn hand. ren klautf 'jelijk. de pen en schrijft sóólantj onsterfelijke gedichten tot 'k iceer normaal en niet meer dichter ben. . . . AY/is, toen mijn 'vrou-te die crisis aan zag komen. riep zij den dokter aan de telefoon. 'en deze sprak, na 't eerste hulpbetoon: ..Kloon heeft hel ook. 't Zijn poesie-aymptomvn. . . . ..f# 'l re r» d'r uit. dan in hij irccr gewoon....!" M E LI* S TOK P: 03N VAN DER 5LU7-? 4OORD8NDE 162 l DEN IWONINGINRICMTINGEN en, voor ons ligt de lange vallei van de BuitenMui in al zijn rijkdom, thans eenigszins getemperd door den strengen winter en het droge jaar. Altijd nog O. Z. O. houdend dalen wij af door de duin doorns, de bitterzoet, de heggewinde. de vlieren en juist, wanneer we beginnen te vreezen, dat we uu nog al de bloemen van de Mui zullen moeten opteekenen, stuiten we tusschen de vlieren op Paal 23 met den witten kop, het eindpunt van onzt n onderzoekingstocht. En nu herinner ik mij zeer goed, dat het er hier veertig jaar geleden juist zot» uitzag als thans bij Paal 23 met de twee, witte banden. Vacantie Ter verzachting en genezing van stukgeloopen voeten, zadelpijn, schrijnen en smetten der huid, muggebeten en zonne brand, moet men op reis voorzien zijn van Doos 30, Tube 80 et. PUROL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl