De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 3 augustus pagina 7

3 augustus 1929 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

!t SansÉiiV-^-^A*--.-..1-. . A >'. ?',."?.???/"..' :t;&','?> Li*->&,j$$è&ik3!\ De Kathedraal te Antwerpen J N de Amsterdamsche Raadszitting van 17 Juli j.l. kwam nogmaals het voor alle groote steden zoo belangrijke vraagstuk der wenschelijkheid van hooge bebouwing van belangrijke stadspimten in bespreking. Het was vooral "het Raadslid, de architect Gulden, die ook nu weer. evenals reeds vroeger, daarvoor een lans brak. Laat ons maar daadlijk zeggen, dat we evenals deze architect hoogen bouw voor bepaalde punten niet alleen wenschelijk maar zelfs noodzakelijk achten. Doch onmiddellijk dient hieraan toegevoegd, dat de vrees van velen voor deze wijze van bebouwing allerminst ongerijmd is. Het afschuwwekkendst voorbeeld van hoogen bouw geeft Amerika, waar geheele gedeelten der voornaamste steden door opeenhooping van skyscrapers in sombere licht en lucht ontberende spelonken gaandeweg herschapen zijn. Maar dit wil geenszins zeggen, dat hooge, het geheele oinringende stadsbeeld beheerschende bouw werken in den modernen stedebouw met zijn ruime pleinen, straten, wegen, alleeën en avenues kunnen worden gemist. Vóór alles dient er samenhang, harmonie te bestaan tusschen de grootte der pleinen en de lengte en breedte der1 straten en de bebouwing daarlangs. En waar het om practische redenen gewensdht is, die bebouwing in het algemeen niet hooger dan tof vier of vijf verdiepingen op te E roeren, daar zijn (wil men het ware evenwicht bewaren) enkele hooge punten te midden van dien algemeenen bouw op gelijke hoogte werklijk onmisbaar. Breede straten, wegen en pleinen met in ver» houding lage bebouwing maken een troostloozen en ondanks het vaak drukke verkeer leegen en verlaten indruk. Dergelijke straten geven het idee van naar Nergensland" te leiden. Aan 't eind ervan schijnt de wereld op te houden. (Zie bijv. onzen onzaligen Overtoom.) Deze straten ver moeien ; daar het oog nergens een punt vindt waar het genoeglijk op rusten kan. Zij maken een ,,zwemmenden" indruk. Ze irriteeren door hun ielheid. Beteekenfs van Torens Wat zouden onze steden, dorpen, gehuchten, landschappen zijn zonder hun torens, groote of kleine, al naar de beteekenis der plaatsen in de grootste verscheidenheid over de landen verspreid ? In waarheid vormen zij de bakens, de lichtpunten dier landen, zooals dit de vuurtorens voor de zeeën zijn. Nu zijn de moderne wolkenkrabbers in wezen niets anders dan voor bewoning en bedrijf geschikt gemaakte torens; en daardoor vormen zij een echt product van dezen tyd. Hun bestemming is niet meer, zooals vroeger, louter ethisch en aesthetisch; doch is praktisch ? en oeconomisch geworden. Het is een geluk te mogen vaststellen, dat do laatst-opgeiïchte of ontworpen Amerikaansche wolkenkrabbers hoe langer hoe meer het type gaan vertoonen van in wezen echte torens te zijn. Hun oorspronkelijke onbehouwen, plompe, ordinaire, aesthetisch zeer laag bij de grondsche vormen beginnen ze geleidelijk te verliezen; er komt geest en teekening in; en reeds werden er enkele opge richt, die werklijk een goede overgang vormen tusschen aarde en lucht, tusschen de aarde waaruit hun massa's opschieten en de lucht waarin zich hun toppen verheffen. Wolkenkrabbers in Europa Lang zal het wel duren alvorens Europa, en vooral de kleine staten als ons land, ware wolken krabbers zullen oprichten. Van de Amerikaansche overdrijving hopen we zoolang mooglijk verschoond te blijven. Doch van het goede, dat er in deze stoute scheppingen schuilt, als van te kunnen zijn: enkele schaarsche ..dominanten" in den modernen stedebouw, zal door de Europeesche bouwmeesters der Toekomst wel een dankbaar gebruik worden' gemaakt. Ja, zoo hier-en-daar geschiedt dit reeds. Werklijk zyn er in onze njeuwe stadskwartieren punten, die om accenten" als 't ware vragen. En om dan voor Amsterdam een paar van derglijke punten te noemen, zijn deze voor Plan-Zuid op de eerste plaats: de splitsing van Noorden- en Zuider-Amstellaan ter plaatse van het Daniël Willinkplein vlak tegenover het midden der reeds De Meir te Antwerpen thans \ SIP ^ l A Een A^ctueel \ Gebied vat raagstuk op het Stedebouw geheel bebouwde nieuwe Amsteilaan. Vervolgen het Aug. Allebéplein en het Olympiaplein. De nieuwe Amstellaan met haar in de groot. lijnen welgeslaagde bebouwing (waarvan vooral de Klerk's blokken met hun breeden zwier uit munten) zal, nu de boomen (vier rijen linden in het midden met een rij iepen aan iederen huizenkant) beginnen aan te slaan, over enkele jaren reeds een prachtigen aanwinst voor Groot-Amster-, dam blijken. Doch voor iederen beschouwer is het duidlijk, dat aan de splitsing dezer laan wil zy voor 't gezicht niet in het Niet verdwijnen een hoog bouwwerk absoluut onmisbaar is. Een doel-punt, een gezicht-punt, dient hier voo: > 't oog dus te worden opgericht. Naar we van bevoegde zijde met groot genoegei vernamen, werd voor deze markante plek reeds et-1 verkeersweg nog voor enkele jaren op een wir-war van oude smalle straten en splitste zich in twee onaanzienlijke armen, waarvan de linksche naar de Groenmarkt (evenals onze Dam het Centrum der stad) en derechtsche naar de Cathedraal, het Stad huisplein en ten slotte naar de Schelde voerde. Bij die splitsing van oude en nieuwe stad aan het einde der Meir" was het daar een rommel, een verkeersopstopping en verwarring waar niemand, die 't niet zelf aanschouwde, zich een denkbeeld van vormen kan. Een Janboel, een stad van de beteekenis van Antwerpen in alle opzichten on waardig, heerschte er. Nu is men op dit drukke punt gedurende de laatste jaren den toestand energiek aan 't ver beteren; geen opofferingen werden daartoe te groot geacht. Een complex winkelhuizen, woningen, Het Muntpleiu te Amsterdam bouwwerk van 14 verdiepingen ontworpen. He» Gemeentebestuur moest er echter toe kunnen overgaan, voor derglijke allerbelangrijkste doch schaarsche plekken in de stad schets- of idee nprijsvragen uit te schrijven. De geringe kosten daaraan verbonden, zouden zich rijklijk loonen. Zooals het nu geschiedt, door de opdracht aan een bepaald architect, is het gevaar allerminst denk beeldig, dat we tevél van 't goede van enkelf ,,en-vogue" zijnde krachten verkrijgen. Er zijn er die reeds veel te veel hooi op de vork hebben: terwijl anderen, die niet minder bet eekenen, zonder werk zijn. Antwerpen's Torenhuis'v Een voor Amsterdam bijzonder interessant en leerzaam geval speelt zich op het gebied van den hoog-bouw" op 't moment te Antwerpen af; en het zal velen ongetwijfeld niet onwelkom wezen:, hieromtrent iets meer te vernemen dan de enkele berichten, die in onze pers daarover de rondte deden. Te Antwerpen, naar men weet, vormt de Midden statie, evenals te Amsterdam het Centraal-Station. het middelpunt van het stadsverkeer. Gelijk het-, Damrak hier, is De Keijserlei" daar de breede hoof d verkeersweg, die direct tot de kern der stad j voert. . . . ? ? . ??"'?''?'?'.'' Deze De Keijserlei heeft de breedte en alle j overige allures der eind-negentiende-eeuwsche' groote steden. Deze avenue zet zich voort in de; zoogenaamde Meir" van overeenkomstig aspect! en breedte. ' , Doch daar plotseling?t stuitte deze hoof d-i straten en stegen, waar men versteld van staat, heeft men onteigend, terwijl nog nieuwe onteige ningen, welke de Adviescommissie noodzakelijk 'achtte, op''t moment in vollen gang zijn. Inderdaad, hier betreft het een verbetering die wel lang op zich wachten liet, maar die nu dan ook radicaal geacht moet worden; een verruiming in het hart der stad, waaraan men hulde brengt. Als middenpunt der nieuwe bebouwing zal een hoog bouwwerf verrijzen, dat men in 't Vlaamsch terecht een Torenhuis" heeft genoemd. ',. ? Dit Torenhuis zal, van de Meir af gezien (zooals onze afbeeldingen duidlijk toonen) het centrum van het nieuwe stadsbeeld vormen. Over dit hooge bpuwwerk is te Antwerpen heel wat te doen geweest; heel wat meer dan over den aanstaanden hoogen bouw aan het Alleb plein. Vóór- en tegenstanders hebben elkaar bevochten, dat de stukken eraf vlogen. Doch de vóórstanders, met Burgemeester Frans van Cauwelaert aan 't hoofd, hebben het ten slotte gewonnen. Op 't oogenblik is men met de fundeeringen reeds druk bezig. Het zal een Zakenhuis worden van 28 (misschien 27) verdiepingen en omstreeks 84 of 80 meter hoog. Het wordt gefinancierd door den kapitaal krachtigen Belgischen Boerenbond. Architecten van den bouw zijn Jan van Hoenacker en Jos. Smolderen (de zelfde van déAntwerpsche wereld tentoonstelling van het volgend jaar); terwijl stads architect Em. van Averbeke adviseur is. Het blok bevat op den beganen grond een bank instelling met groote publieke zaal onder het toréngedeelté. Het overige.gelijkstraatsche gedeelte UWING is voor winkels en bankbureelen bestemd. Kr zijn twee kelderverdiepingen onder elkander voor brandkluizen, de centrale verwarming, de pompinstallatie en de ventilatietoestellen. De boven verdiepingen met de noodige liften en noodtrappen zullen als woningen dienst doen. In het torenge deelte zijn 24 verdiepingen bewoonbaar. De 25ste en 26ste bergen machines en reservoirs voor de water voorziening; deze laatste zullen bovendien als uit kijk terrassen dienst doen. Het gezicht op Antwerpen en de Schelde belooft nig te zijn. De materialen, voor den bouw te bezigen, zijn: metaal voor de constructieve bestanddeelen met brandvrije bekleeding, waarvan de zichtbare deelen der bovengevels uit hardsteenplaten en die der beganegrondverdieping uit granietplaten be staan. Het waterreservoir op het hoogste gedeelte verkrijgt een koperen bedekking. Alle vloeren zijn van gewapend beton. Het geheele blok rust op een gewapend betonnen fundeeringsvlak, dat onder den toren 2 en onder den overigen bouw l M. dik is. De Advies-Commissie Door de krachtige oppositie, van verschillende zijden tegen dezen modernen hoogen bouw ge voerd, blijkbaar verontrust, benoemde Antwerpen's Gemeentebestuur een adviescommissie, bestaande uit drie architecten van internationale reputatie op stedebouwkundig gebied, naamlijk Dr. H. P. Berlage en de Belgische architecten Prof. Victor Horta en Henri van de Velde. Het advies door dezen uitgebracht, was voor den bouw in de groote lijnen onverdeeld gunstig. De eerste voorname vraag luidde: of deze torenbouw schade zou berokkenen aan het be staande uitzicht op de nabije O. L. Vrouwetoren, liet middeleeuwsch juweel der stad. Het antwoord was ontkennend. Zelfs oordeelde de commissie, dat door dezen bouw een nieuw welkom accent naast dezen beerlijken ouden toren in het algemeen stadsbeeld ontstaan zal. De tweede vraag luidde: hoe het torenhuis zich verhouden zal ten opzichte van zijn naaste omgeving en het nieuwe daar thans ontstaande stadsbeeld. Ook deze vraag werd in vuur den bouw gunstigen zin beant woord. De Oommissie wenschte echter eenige verande ringen vooral wat het aantal verdiepingen betreft, en deze voor den toren te brengen van 28 op 27. Vervolgens wenschte zij voor het goede verkeer nog eenige meerdere onteigeningen; aan welk laatste advies thans reeds gevolg gegeven wordt. Antwerpen's bestuur kan zich door dit gunstig advies voor de toekomst volkomen verantwoord achten. Conclusie Ziehier dan een zoo beknopt mooglijk overzicht der geschiedenis van het Antwerpsen Torenhuis, Het nieuwe Torenhuis waar op 't moment reeds met alle macht aan wordt, gewerkt. Ten slotte gevoelen we er behoefte aan ook van onze zijde te verklaren, dat we dezen echt-modernen bouw op deze plek niet alleen verantwoord achten, maar dat hij zelfs tot een aanwinst van groote beteekenis voor de Scheldestad zal kunnen groeien. De groote lijnen van het ontwerp, de massa's als geheel, lijken ons welgeslaagd; ze zijn flink, stoer. ongezocht, natuurlijk; zonder bijkomstigen over bodig getierlantijn; zonder reclamerig lawaai. Maar deze groote massa zou nog edeler kunnen zijn. Vél, zeer veel zal daarom van de zuivere detail leering dezer eenvoudige lijnen en van de juiste keuze en bewerking der materialen afhangen. Want de vrees is zelfs niet ongegrond, dat, waar detaileering en bewerking oppervlakkig, ongevoelig, of te weinig overwogen zouden wezen, het geheel zou voeren tot een ontzettende mislukking. Binnen weinige jaren zou door roet en. stedesmook het groote bouwwerk tot een grauwe, doodsche massa verworden; een triesten steenklomp, met uitzondering der L. Vrouwetoren, boven alles zich verheffend in het hart der stad. Den architecten (niet naar den vorm maar in den geest) mogo het hooge voorbeeld van den bouwmeester van den nabij en Toren steeds voor oogen staan. H. J. M. WALENKAMP Cz. De Meir te Antwerpen in de toekomst I: ?f ?i s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl