De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 10 augustus pagina 3

10 augustus 1929 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 10 AUGUSTUS 1929 No. 2723 Guituur-synthese en Koloniaal Beleid door Mr. H. G. Koster A LZIJDIGE belichting van het koloniale ?^^ vraagstuk, in het bizonder van de verhouding tusschen oostersche en westersche beschaving. Een belichting zóó, dat op dit duistere probleem nu eens de stralenbundels gericht worden van de staatkunde, van de volkenkunde, van de zedekunde, van de zielkunde, dan weer die van de maat schappij-leer, van de geschiedeniswetenschap, van de wijsbegeerte en van den godsdienst. Welk een taak ! Een arbeid nimmer te voren door eenig schrijver ondernomen! De heer A. D. A. De Kat Angelino heeft het oprichten van zulk een reus achtig gebouw aangedurfd. Dezer dagen zag het eerste deel van zijn boek het licht: Staalkundig Beleid en Bestiturszorg in Nederlandsch-Indië. Dit deel bestaat uit twee lijvige stukken, welke te zamen dertienhonderd vier en dertig bladzijden tellen. Nog aan het einde van dit jaar zal een tweede deel verschijnen van gelijken omvang. Het boek is bedoeld als standaardwerk, bestemd voor Genève. Bij een nog onvoltooiden arbeid als deze, kan van een gewone boek-beoordeeling ternauwer nood sprake zijn. Eerst als het geheele werk vol tooid is, mageen eindoordeel worden uitgesproken. En dan nog maar zeer schuchter, daar dit geschrift [zulk een onafzienbaar veld van menschelijk weten" omspant. Van den becordeelaar mag [slechts verwacht worden: een karakteristiek, een vluchtige schets van de denk beelden, die de pijlers vormen van het bouwwerk des geestes. Maar ook dit J>rengt bizondere zwarig heid mede. Een reiziger kan een korte karakteris tiek geven van een stad, een provincie, van een land desnoods. Doch hoe een kenschetsing te leveren van.... een werelddeel? Wij willen het echter beproeven. Het hoofddenkbeeld is: Synthese. Culiuursyntheac is het woord, dat bijna op iedere bladzij terugkeert. Dit woord doet den rotswand van vele onbegrijpelijkheden opensplijten. Dit woord is de leidraad in den doolhof der begrippen, die zich hier voor ons ontsluit. Aan Cultuur-synthese hecht de schrijver deze beteekenis: de tegenstellingen, welke zich in iedere Beschaving voordoen (stad en land; voor uitgang en behoud; alleenheerschappij en volksrëgeering: bezitters en bezitloozen; kunst en techniek) kunnen en moeten worden opgeheven in hoogere eenheden. De tegenstellingen, die zich tusachen de Beschavingen onderling voordoen, zijn evenmin onverzoenlijk. Ook deze lossen zich op onder de leiding van wijsheid en liefde. Zoo zyn Oost en West niet langer gescheiden of verwijderd. Zij ontmoeten elkaar reeds ruimtelijk. Vliegkunst en radio-golven hebben de ruimte overwonnen. Volkenkunde, zielkunde (in het bizonder de psycho analyse), taalkunde en vergelijkende godsdienst wetenschap zullen straks de geestelijke verschillen vereffenen, opheffen, syntheiiseeren. Reeds is de Volkenbond zulk een synthese en ook de Olympi sche Spelen zijn er een: bij beide is samenstrevirig Zeist als Woonplaats. BOUWTERREIN TE KOOP in het centrum van Zeist, aan den verkeersweg; Utrecht Arnhem. In de onmiddellijke nabijheid van net Raadhuis, de Hotels Hermitage en Figi en het Slot van Zeist. Prachtig opgaand geboomte, stofvrije wegen, voorzien van jrioleering, ga», -water en electrlclteit. Kadere gegevens worden verstrekt door de W. V. PARK KERSBERGEN, Montaubanstraat 4, Zeist. , van blank en bruin, geel en zwart naar een groot onzelfzuchtig, zedelijk doel. De toekomst is dan ook heerlijk en vol van belofte, want de Synthese der Culturen zal de wijde sfeer ontrollen, die getuige zal zijn van de groote Harmonie der Menschheid". De heer Angelino is een overtuigd aanhanger van het wijsgeerig en maatschappelijk optimisme. De schoone droom van menschheidsgeluk, in oude tijden gedroomd door de ver wachters van het Duizendjarig Rijk en in onze dagen door Heilstaatverbeiders van allerlei kleur, is ook de zijne. Hij bestrijdt dan ook de denk beelden van Spengler omtrent de hopeloosheid en uitgeleefdheid van onze westersche Beschaving. Alles wat slechts eenigszins verband houdt met de Synthese der Beschavingen is tot in bizonderheden behandeld. Zoo maakt de schrijver een rond gang door de godsdiensten: Christendom, Islam, Hindoeïsme, Boeddhisme, Confucianisme, Taoïs me. Een gelijken rondgang wordt gemaakt door de wereldrijken der oudheid: Hellas, Egypte, China, Rome, Indië. In het tweede stuk van het eerste deel begint de rondgang door de oostersche staten:' Turkije, Afganistan, Japan, China, Siam. Daar de heer Angelino een grondig Chinakenner en ambtenaar voor Chineesche zaken in Nederlandsch-Indiëis, behooren zijn beschou wingen over China tot de belangwekkendste, die men lezen kan. Na deze voorbereidingen komt de schrijver tot zijn eigenlijk doelwit: het koloniale vraagstuk in Nederlandsch-Indië. Drie hefboomen voor koloniale staatkunde worden aangewezen: 1°. het onderwijs, 2". de coöperatie-beweging, 3°. de staatkundige opbouw op redelijke in het volksbewustzijn rustende beginselen. Ten slotte (en daarmee eindigt het eerste deel) worden de richtlijnen der toekomstige koloniale staatkunde getrokken. Al deze denkbeelden wórden niet streng aaneengesloten voorgedragen. Temidden van de wetenschappelijke bespiegelingen hooren wij steeds ethische vertoogen" over ,,de schuld der dankbaar heid", het vermogen tot eerbied", de persoon lijke waardigheid" enz. Door het schrikbarend misbruik van vreemde woorden echter zijn helaas vele bladzijden voor den gemiddelden lezer even onverstaanbaar als mandarijnen-chineesch. Dit is te betreuren, want de schrijver rekende toch blijkbaar óók op een lezerskring van minder ontwikkelden; althans van alle aanhalingen uit in vreemde talen geschreven boeken heeft hij achterin een nauwkeurige Nederlandsche ver taling doen opnemen. Welk een tegenstrijdigheid: het eenvoudigst Duitsch of Engelsch zinnetje is vertaald, doch de arme, ongeleerde lezer moet maar dadelijk vatten wat bedoeld is met d racinatie, ? idiovariabiliteit, morphologische interpre tatie, atrophieering en dynamiseering van collecti visme, mixovariatie, rassisme! Ach ware de schrijver eens gedachtig geweest aan de kern spreuk van zijn leermeester Holland: Vreemde woorden zyn dwaze woorden'. ? jjj ? Het zal menig lezer gaan als iemand, die ver dwaald is in het gebouw eener volksuniversiteit. Hij doolt langs trappen en portalen. HU opent een deur en hoort plotseling brokstukken van een college land- en volkenkunde. Ginds opent hij een andere deur en valt in een lokaal, waar taalles gegeven wordt; weer elders tuimelt hij binnen temidden van een aantal schoonheidsleer beoefe nende dames. Maar bij al zijn omzwervingen komt hij steeds weer terecht in een zaaltje, waar een moderne dominéeen leergang geeft voor dames en heeren met algemeen godsdienstige belang stelling". En overal hoort hij, nu eens dichtbij» dan weer veraf den stemgalm van dien dominé, tot dat een medelijdend suppoost eindelijk den onge lukkige naar buiten brengt in de frissche lucht. Doch scherts ter zijde. Mogen vormgebreken niemand afschrikken het grootsch opgezette boek ter hand te nemen. Het ware jammerlijk zoo dit ontzagwekkend Gigantenwerk bij gebrek aan lezers ,een Sisyphus-arbeïd bleek te zijn. l) Staatkundig Beleid en Bestuwszorg in Nedefrlandsch-Indièdoor A. D. A. DéKat Angelino. Eerste Deel. 'a-Gravenhage, Martinus NijJioff 1929. tainkl. limhmkirij lilhiliiu," Charles van Qinneken fr Zoon, Znndert,N,Br. Het van ouds gunstig bekende adres voor: Dennen, ter bebosschlng (uitsluitend Inheemsch raad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, Hoornen en Heesters* Catalogi op aanvraag gratis en franco. fel Interc.No. 1. Telegr.-Adr.: Wilhelmina.Zundert. KRONIEK Kunstenaar en Overheid! HET hoofdartikel van verleden week eischt. welbezien, nog eenig commentaar. Het ging er over, dat de Nederlandsche Overheden zoo weinig; vriendelijk waren en zoo weinig egards hadden. voor de Nederlaudsche kunstenaars, die immer» de room der natie uitmaken. En het kan inderdaad wel zijn, dat nog een neerslag van lang geleden Calvinistische kunstverachting of Spiessb rgerliche kunstloosheid daarvan de schuld is. Maar het kan, in wezen, ook wel wat anders zijn. Kunste naars zijn dikwijls een vreemd element in den. staat. Als zij wat waard zijn betoonen zy zich heel erg persoonlijk en brengen niet het nationaal gevoelen tot uiting, maar het eigene, dat dan, dwars tegen het algemeene ingaat. In een tijdperk van individualisme, als er vele persoonlijkheden. zijn, kan dat geen kwaad, want de eene individu aliteit weegt tegen de andere op en de staat is dan. gewoonlijk niet sterk en onderling verdeeld. Zoo was het in de Renaissance, ook onze Renaissance, toen krachtige persoonlijkheden andere dito's eeren konden en de nationale idee niet veel in te brengen had. Maar als vervolgens de staat tot een. eenheid groeit, uitdrukking van een algemeeneix wil, dan worden de afzonderlijke wil-len der kunste naars een bezwaar en zelfs een gevaar, waarvan, Flato meende, dat men het uit moest bannen en. allerminst eeren, als zijnde staatondermijnend. Een eenigszins krachtige staat en een zelfbewuste overheid zullen dan ook alleen gesteld blijken op kunstenaars, die in het algemeene zog meevarenn geen sterke persoonlijkheden zijn. Als zij oud en taai zijn geworden, hun kunst het revolutionnairefel individueele verloren heeft, ziet men dan ook de kunstenaars geridderd en geëerd worden, als tamme olifanten, die den komst van den algemeenen smaak zeer wel verdragen. De jongen echter die hun eigen zin voor schoonheid tot uiting bren gen, zijn niet Hoffahig," eenvoudig omdat zij tegen de algemeene schoonheidsidee ingaan, wier vertegenwoordiging immers ook de Overheid is. Hoe zou deze dan zich welwillend betoonen voor wat zij niet wil, niet meent ? Het minste, dat zij doen, kan, is die revolutionnaire kunst links laten. liggen, in afwachting of het ook raadzaam kan zijn de revolutionnaire kunstenaars op te sluiten. Maar in gewone tijden, in ons rustig landje,. loopt het zoo'n vaart niet, noch met de opstandige kunst, noch met de zelfbewustheid der regeeringsorganen. Onze Staat is niet zoo erg fascistisch eenlijk, onze kunstenaars zijn niet zulke daverendepersoonlijkheden. En zoo zouden beiden elkaar zeer wel kunnen vinden. Al heeft de Overheid aan de kunstenaars dan niet veel, zij behoeft hen. toch niet te negeeren. Immers, zij doen gemeenlijk geen kwaad en er zijn, met wat selectie, heel wat ordentelijke burgers onder hen ,te vinden, die op een bof- of gemeentébal geen kwaad figuur,zouden maken. F. C. Kon* Meobeltransport'Maatscbappij DE GRUYTER 6 Go. M M M DEN HAAG *?'.'?* ?* AMSTERDAM - ARNHEM Verz* van Tentoonstellinggoederen No. 2723 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 10 AUGUSTUS 1929 SCHILDERKUNST door A. Plasschaert De aanwinsten van het^Haagsch Museum II Wat hier te zien is aan aardewerk enyglas werk enz. kan zonder aarzeling geprezen worden. Deze aanwinsten zijn het bewijs van een zekeren, kieschen en keurenden smaak, en zij verrijken on getwijfeld het Museum. Er zijn er bij, die niet alleen aangenaam zijn om te zien en lang te bezien, maar er zijn er tevens bij, die van de schoonheid de stel lige kenmerken vertoonen, van welke n toch is: steeds ons verblijdend ons te doen verwonderen, met andere woorden steeds ons op verheugende wijs als nieuw of als nog niet gansch erkend toe te schijnen. Wat de schilderkunst enz. aangaat, daar echter is ons oordeel anders. Misschien is het daar moeilijker te kiezen, 't zij door minder begaafd heid in deze richting, 't zij dat een commissie hier verdere stremming veroorzaakt dan gewenscht is. Ik heb het reeds geschreven in het vorig artikel wat ik denk van de meeste leiders onzer musea (al is dat dan ook op een vragende manier geschied), en tevens heb ik daarbij gezinspeeld op den invloedder commissies, de kunde van welker leden niet altijd zóó groot is als die zelven meenen, en wier eenzijdigheid, die berust op den hoogmoed op hun eigen werk van den 2deu of minderen rang, naar ik meen niet altijd heelemaal kan worden ontkend, een eenzijdigheid, die echter niet is van de groote geaardheid, die ik heb geprezen, maar die gesteld tegenover deze groote, aristocratische eenzijdig heid, beter die van den burgerman kon worden genoemd, of van den hitsigen doctrinair, wiens eetüge doctrine is zijn eigen voortreffelijkheid. Maar wat toonen de aanwinsten ons voor schilderwerk etc.? Dadelijk moet gezegd worden, dat het buiten land zwak is vertegenwoordigd. Dit komt gedeelte lijk, waarschijnlijk, voort uit gebrek aan inzicht wat wezenlijk schilderkunst is, en uit een algemeen Nederlandsche verwaandheid, dat onze schilder kunst steeds is voortreffelijk, en andere niet zoo voortreffelijk. Het is misschien aardig, lid te zijn van de vereeniging Oostenrijk-Nederland, maar het was toch beter een Stobbaert te hebben gekocht ? dan een vrouweportret van Egon Schiele. Niet, dat dit vrouweportret verwerpelijk is, maar Stobbaert is een. ander soort van schilder dan Schiele, en dichter bij de onsterfelijkheid door vele elementen dan deze Oostenrijker. Een portret van Tischler kon zelfs ten eenenmale worden gemist, zoolang er geen Dufresne is en geen Permeke b. v.' Het is altijd gemakkelijker schilderijen te koópen als zij duur zijn geworden; waarschijnlijk zullen wij dus binnenkort een Permeke en een Dufresno krijgen, om van schilders te spreken, waarvan het niet lang geleden nog mogelijk was goedkoop een goed schilderij te koópen. Misschien zullen we nu binnenkort ook een fijnen Pascin in Den Haag zien, een scherp uitgekozen Rouault (de keus moet daar met intensiteit geschieden); misschien, ik zeg dit niet zonder verbetenheid, hadden wij dicht bij huis, niet ver over de grens, schilderijen kunnen koópen, die een aantal der aanwinsten hadden overbodig gemaakt. Misschien hadden ook van de Hóllandsche Modernen in het Museum een aantal werken kunnen zyn, zóó de directeuren stout moedig en bevoegd waren geweest en niet gehandi capt door delicate ouderwetsche commissies etc., of aangemoedigd door deze commissies tot noodeloozen of verkeerden aankoop. De aanwinsten in de nieuwere schilderkunst kunnen gemakkelijk gebracht worden onder de volgende rubrieken: de onbelangrijke, de curieuse (die hun nut hebben) de goede ten slotte, zóó ook daar te debatteeren soms is, of er geen betere waren. Ik wil eindigen met de goede aanwinsten. .Maar wij beginnen dus met de onbelang rijke, of overbodige of verkeerd gekozene. Over bodig want onbelangrijk is b.v. de ter Meulen. Juist bij schilders als ter Meulen, niet bepaald i . * De Amsterdamsche Wethouderscrisis en het Electriciteitsbedrijf Teekening voor ,je Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan (TE-) KORTSLUITING van den eersten rang, is soms een verrassing mogelijk, maar deze is bier angstvallig gemeden en met grooten ijver is gevonden wat er zwaks in dit werk te vinden is. Een dergelijk geval is de Roquefort van Jhr. M. Dittlinger. Ik moet u rond uit bekennen, dat ik zeer veel houd van roque fort, dien ik soms eet bij een vriend en welke daar voortreffelijk is, maar dit schilderijtje met de roquefort is zwak; gansch overbodig. En de keuze getuigt daarenboven, bij schilders vrienden, die het aanboden, dat zij niet weten waar de afzonder lijkheid ligt van het werk van deze kleinen schilder; déze afzonderlijkheid is het begrip, mét wat weemoed, van de geestelijke verlatenheid onzer provinciestadjes etc.; Karsen begrijpt dat. Overbodig is de Weyand, niet overtuigend de Zandleven en minder nog dan dit, de Bruckmann (een geschenk). Na de overbodige (er zijn er nog meer) komen de curieuze, die soms dicht bij de overbodige kunnen staan, maar die een element hebben, dat zij ons toonen, hoe van ?weinig iets zich tot veel of betrekkelijk veel kan ontwikkelen. DEN HAAQ AMSTERDAM R O TT E R D AM AFGEPAST E M ADRASGORDIJ N EN 1.30 * 300 MET ER PER PAAR f30 IDE* MIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl