Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 AUGUSTUS 1929
No. 2726
l
LITERATUUR
door Israël Querido
IV.
Kerstwake D
WE zijn Streuvels ontgroeid hooren we zekere
jongeren met een tragisch zuchtje verklaren.
' Altijd boeren en landslieden en weer boeren en
wér landlui, en altijd die a-realistische
boerenPsychologie, .... jakkie, het gaat ons vervelen !
Neen, neen, een adolescent, (ook aanrandend) hyper
modern deel van het na-oorlogsche geslacht, wil
Streuvels niet meer lezen. Wangedrag van beet
hoofden. Want o, Kerstwake", lees het verhaal,
zonder rekening te houden met vóór- of
na-oorlogsche levens-bewusthedens. Lees het met volle
overgave. Het is een geweldig doorwrocht stuk
werk. Geweldig. Niets minder. Ook gruwzaam hier
en daar. Het is vol spoocks en overkropt van
godelozen". (Vondel.) Kerstwake is Streuvels met
treffendste, innerlijk zeer ontroerende,
uitbeeldingsmacht.
Een somber vergeldingsverhaal. Een
moraliseerend verhaal zelfs, maar bijna overal meesterlijk en
stout van bouw. Compositie,?wijd-uitgespannen,
stijl, techniek en symboliek, volmaakt zuiver.
Ge ziet Domien, als een bezetene, ge ziet Belle
Roze, de stil-verzonkene. Streuvels is en blijft
oen eik in het Vlaamsche landschap,
onverwrikbaar ingeworteld. Hij is deze majestueuze boom,
met al zwaardere uitlommering van takken en
twijgen. Harsgeurig en wonderlijk is zijn ruischen,
knoestig en algeweldig zijn stam. In zijn weme
lende kruin aanhoorden Germanen den dondergod.
Hoe voelt n doorleeft Streuvels ook het geheim
zinnige ontplooien van menschclijke hartstochten
en driften. Vroeger was hij natuurziener, met zon,
hemel en aarde n. Nu is hij n, ontroerender
en organischer nog, met menschen en dingen. Dat
werd juist zijn f el-geestelijke kracht: het
ozonischwoudgeurige in zijn proza, nu het diep-indringend
tragische %n universeel-menschelijke.
Heeft deze schepper iets verloren van zijn oude
bekoring,- van zijn beeldende macht? Integendeel
moderne gnuivers, amerikaansche Hellenisten of
jazz-band's-magiërs met uw jaspiskleurig gelaat
i-n uwe saxophoonsche longen, ijdel vastgeschroefd
op uw klapwiekende reputatietjes. Integendeel.
Nóg saamgcslotener en zwellender van kracht
bouwt hij zijn perioden op, nóg sterker en rijker
schakeert hij zijn taal. Een woeste- eik, met,
jioheimvol ritselen in zijn stout-zich heffende kruin.
al hooger de top, zijn strónkige inworteling al
aardevaster.
Ja, zoo ongemerkt heeft deze schrijver in zijn
nnbedwelmd; natuurzien zich verdiept. Zijn epiek
(dichterlijk realisme) is vergeestelijkt, is meer
naar het symbool, naar de phantastische verzinne
beelding overgeheld. Het zinlijke en zintuigelijke
in zijn poëtisch impressionisme heeft zich vér
van het observatieve en visueele verwijderd.
Zonder geruchtmakende of opzienbarende zwen
kingen, zonder geforceerde modern-doenerijcn. Het
kostte hem nauwelijks zelfoverwinning. Zijn
zienerswezen was altijd ingesteld op dat hooger-geestelijke,
al scheen hij aanvankelijk bijbelsch-becldende
grootheid, allén primitief menschelijke instincten
uit .te leven in den arbeid. Maar in dit werk is
de natuurziener heèlemaal natuurdichter, de kijker
allegorist, mijmeraar, de waarnemer, droomer
geworden!
Alle elementen van de aarde zij n in dit verhalend
werk. Klaarder te onderscheiden, nu Streuvels
domineerend-lyrische natuur van ? vroeger,' door levens
gebeurtenissen, dramatischer en donkerder zich
openbaarde. Hier, een pagina, Van blauwlichtenden
gloed of van kar mijnen vuurschijn; gloed, als op de
vlerkjes van tanagra's of zomerrood-vogeltjes. Dan
weer blauw-glans?alles atmospheer?sluierig gelijk
lazuliet; als een staal-gloed-zee tegen donkeren.
Dan weer niets dan ijzersteen. Kristallijn en toch
zer. Zoo gemengd en omspeeld van kleur en licht
is dit proza; hel of duister van glanzen en dan
weer ijzerzwart en verpletterend saamgesmeed.
Altijd, verbluffende greep-zekerheid naar de
ziel van het woord. In en tusschen de
atmospherische echtheid, in en tusschen licht, wijdte,
1) Kerslwake", Stijn Streuvels. L. J. Veen,
Uilgever, Amsterdam.
schaduw,... de menschelijke gestalten, de schepselen
met al hun innerlijke beroeringen en driften.
Soms is zijn taal, dansend, licht, fijn en als tu>u
zacht ruischen. Dan weer een saAmgezongen
koor-geweld, een massale uitstorting van klank
in dreunend rhythme vastgeklonken. Woede-bran
ding, golf-gebeuk en geklots, en dan plots een
verzinken in de mijmerende stilte, een afsterven
van al het zinnelijke. Dan is de boerenbeelder,
diep en bovenwereldsch als een mysticus. Ook deze
stilte verwoord Streuvels in Kerstwake". Hij noemt
haar ,,de stilte die invalt als eene gapende leegte."
Hoe oer-zuiver, geweldig, innerlijk en uiterlijk
sterk is deze eeuwen-wijze Vlaam en hoe
goddelijk-jong en overbruisend van levenskracht. HU
is stout, dartel, argeloos en vernuftig dooreen. Hij
bezit van het f nste en edelste gevoels-raffinement,
deze onbehouwen boeren-beelder. Een kind, een
vitalistische reus, een bezwerend geweldenaar,
een vroom denker en op zijn manier een moralist.
Hg is mediae vaal, en overheerscht door een religieus
instinct. Maar ook is zijn aanleg universeel,
algemeen-menschelijk. Deze Vlaam-van-ras, inter
nationaal? Ja, zooals hij het
middeleeuwschafgeslotene en het moderne gevoel tegelijk ver
tegenwoordigt. Zelden sprong een kunstenaar
stouter en rapper over Renaissance-cultuür en
haar geestelijke verschijnselen heen. Zijn geest,
zijn verbeelding wortelen in twee beschavingen.
In het moderne en in het middeleeuwsche. Iets
barbaarsch en iets expressionistisch.
Struisch, persoonlijk geheel vervezeld met zijn
Vlaamsche streek, schept hij figuren die ver
boven het nationaal-eigene uitreiken. Ontzettend,
barsch en rauw van kracht, van wil, koppig en
machtig bij eengewrongen in den greep van zijn
Vlaaraschheid, en toch groot-voelend mensen van
een nieuwe beschaving die dramatisch ras-beper
kingen doorbreekt met zijn ingeboren
universalisme. Dat Averkt diep in de stille zuiverheid
van zijn gemoed.
In Streuvels is het bewustzijn gekeerd. Hij ziet
tragischer als kunstenaar. Niet meer alleen lyrisch
en zóó opgetogen en ovorgutst van
scheppingsgeluk. Streuvels, ook in Kerstwake" is somberder,
dreigender, apocalyptischer geworden.
In Kerstwake" is Domien, een verworpene,
een schriklijk boeren-creatuur van dwarse kracht
en wreed-ontscheurcnd verzet tegen het vermeiende
lot. Eindelijk wordt hij neergeslagen, wankelt deze
rotsige, wrokkige, steigerende, toch schuldbewuste.
Met genialen Balzac-greop werd Domien van
binnen uit gewrocht. Zijn beangst en verwrongen
mom staat levend en hijgend-in-bcnauwenis vóór
ons. In deze schepping leefde Streuvels met al zijn
machtige instincten en al zijn daémonie, in waar
lij ke wrochtingsdrift. Er huivert over deze figuur
een tragische vergeldingsspheer. Ilelsche
Bronghelheeft.cr bij wijle den cosmischèn adem over'
heen geblazen. Alle verdoeming van dezen mensch
kropt zich dreigend en krampachtig op in het
rhythme van de taal en do voorstelling. Inderdaad,
hier is natuurkracht en natuurgeweld, die losbre
ken. 'Zoo ontstaan ook groote catastrophen in
wouden, en op oceanen. Het verhaal, de omge
ving is symbolisch, maar het zinrijke werd element
van het plastische- en dramatische en blijkt geen
moraal-tendens.
Dantesk is het menscholijk visioen vanDomiens'
misvormigen ondergang. Dit leven bloedt doodu
De criminalistische gespannenheid van het verhaal
schokt en stijgt tot de verschrikking van het oud
testamentische Godsgericht. - O, hoe diep beseft
Streuvels de geestelijke waarde der taal. Hoe
Weet hij dezen boer te striemen onder de marte
lende bewustwording van zijn misdadige hebzucht.,
Hij kolkt hem in harrewar van spotstemnien en
geweldige schaterlachen onder. De wereld heeft niets
meer met hem te doen. Kreunend, walgend van
eigen rauwe zonde wordt alles van en om Domien
vernietigd en > prijsgegeven. Deze Kerstnacht van
vergelding is even hevig droom als werkelijkheid. ,'
Schoon symbool, een hebzuchtige aardsche
vrekziel door de verre ruimte op weg naar een
duistere eeuwigheid, beleven we dit straf gericht,
ondanks zinsbegoochelingen en hallucinaties van
den geest, als een als realiteit. Domien leeft
vóór U, wankelt wég en rond hem breekt het
geraas los van een hel. Zijn huis, wordt
leeggeplunderd; buit. De keuken waarin hij zat, met zijn
wrok, zijn haat, angst en wanhoop, wordt, als de
wind de lamp uitdooft, zwart, gelijk aan den
donkeren, verzwelgenden, nacht buiten.
De hevige werking van deze taal ontstaat in
haar bewogenheid, dóór den stampendën en al drei
gender gang van het rythmus.
Streuvels schrijft zinnen als mesflikkeringen in
schemer. Hij bouwt perioden als nametingen van
titanen. Hij wrocht en wringt het woord, den
klank. En alles wordt meegesleept door de felle
zuiging van den geweldigen rhythmus, waarin dit
symbool, dit vergeldingsgevoel zich vorm kiest.
Alle meelij lijkt in een duistere diepte van verzin
kend bewustzijn opgeslorpt. Alles onthult en
ontwoelt zich door en met het rhythme. De
tragische stilte eindelijk dempt de tragische ver
vloeking en ook het ontzettende der apocalyp
tische vergelding.
Hoe machtig is hij nog steeds, Streuvels. Hoe
groot van hartstocht woelt hij zyn geestelyke wezen,
zijn oerdichter-natuur en zijn religieus grondinstinct
om en om in dit prachtiggebouwde kerstverhaal.
Deze huiveringwekkende toemeting van straf is
uit het hart van de groote treurspeldichters der
Oudheid geschreven. Classiek is dit visioenaire
scheppen van een ondergangsnoodlot, maar óver
de romantische levensdrift van Shakespeare heen
gezien. Impetueus en bezield is dit verhaal. Er zyn
enkele tekortkomingen. Enkele verwarringen. Waar
het natuurgevoel en zekere levens-onderscheidingen
van Domien, tézeer overeenstemmen met dio
van Streuvels en een verdoezeling doen ontstaan
in Domien's eigen angsten en beklemmingen.
Het proza is het drama; het drama, het verhaal:
de psychologie, is het proza. Dit proza is eigenlijk
alles-in-én. Een hoopje dons door windkoelte
bcstreeld, een teer en broos vogelnestje in hooge
kruinen,... zoo is dit woord, die taal. Een donder
slag, een losknettering, een scheurend geweld, zoo
ook is dit proza. Zoo wisselt het fijne wuivende.
het lichtstriemende en donderende af. Alles don
kere drang en verwoesting bij Domien, en alles
teederheid bij Belle-Boze en het stalletje van
Bethlehem.
Maar ook als een geur van versch-geploegde
ochtend-aarde; zoo is dit proza. De dramatische
beeldingsmacht wordt soms door n enkele zins
wending tienvoudig versterkt. Ook door een kop
peling van krasse metaphoren overrompeld.
Dit is saamgedrongen werkelijkheid, maar
minuut na minuut door schroeiende bliksemflitsen
tot visioen omgetooverd. Laten we toch beseffen,
klaar, diep, dat zulk werk met het impressionisme
en de visueele woordkunst, niets uitstaande heeft.
Dit verhaal is van de binnenste menschelijko
ziel uit geschapen, al hoort ge van niets dan boeren
en nog eens boeren. De impressionistische
natuuivcrrukking is tot een universeele symboliek ver
diept maar gansch ongedwongen en onbedacht.
Alle beschrijvend schüderschoon weid innerlijk
verwerkt;noem het vergeestelijkt. Ma foi!
Religieus is deze levensvisie, ingegeven door
c-en bovenmenschélijk rechtvaardigheidsgevoel. Ook
in dit werk van Streuvels openbaart zich een
mysthisch pantheïsme. Hij doorwroet er een weer
barstige 'i?n grillige mehschelijkheid mee. Dex<!
simpele boeren-psycholoog vermag soms bij ingeving
even wijze dingen te zeggen als Lao-Tse in zijn
grondeloos-methaphysische mijmeringen. O zeker,
Streuvels spreekt zoo gemoedelijk van hesp en
? koekebrood, van den moor aan den hangel; van
het haardvuur en van de twee zoete keersen.
die op de dresse brandden." Hij laat u turen
in den spokkerenden vlam van het haardvuur.
En ge ziet telkens anders het mijmerende of in
angst verwrongen gelaat van Domien, of van
Belle-;Roze donker gedoken onder den schouw
mantel. Maar Streuvels doorgloeit i deze lage
boerenkeuken soms met een bo venaardschen
lichtschijn, als het haardvuur voor hun voetenis
uitgedoofd.
En het stalletje van Bethlehem, de overgeërfde
reliquie, in ecredienst op kerstavond,... zooals
Streuvels er van verhaalt, om niet meer te ver
geten.
Primitief, waai* en grootsch wordt alles in zijn
verbeelding, in zijn gebaar, woord, verschijning.
Wanneer deze schepselen oprijzen van hun zetels
reiken enkelen tot de hoogte van Homerische
goden.
. En toph maar een verhaal van boeren, doodge
wone boeren en niets dan boeren.
No. 2726
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 AUGUSTUS 1929
Feest in Suriname
door C. K. Kesler
31 Augu«tug In. Paramaribo
SURINAME was een paar eeuwen
een slavenkolonie geweest. En
een slavenkolonie met een zeer slech
ten naam; een reputatie zoo berucht,
dat de zwarte, menschelijke koop
waar, die van de 'Goudkust naar de
West gevoerd werd, het als een straf
beschouwde om naar Suriname ver
kocht te worden. Ongelooflyk is d
wreedheid, waarmede daar slaven,
zelfs voor vrij lichte vergrijpen,
gestraft werden. John Gabriel
Stedman, die van 1773 tot '77 als kapitein
in het expeditie-corps van Fourgeoud
diende, het hulpcorps, dat aan de
aanvallen der Marrons, de wegloopers,
voorvaderen der tegenwoordige
Boschnegers, een einde moest maken, doet
in zijn werk, Narrative of a five
years' expedition against the revolted
negroes in Suriname", een boekje,
neen, een foliant daarvan open. Hij
vertelt van Spaansche bokken, een
strafoefening, waarbij het slachtoffer
met nek, armen en knieën in een drie
hoekig samenstel van latten geklemd,
op de hoeken der straten met taaie
tamarinde takken op den blooten rug
gegeeseld werd; van een opstandigen
slaaf, die met gebonden handen en
voeten aan een, onder de ribben
geslagen, ijzeren haak aau den galg
werd opgehangen en daar een paar
dagen hing te zieltogen tot een mede
lijdende soldaat hem met den kolf
van zijn geweer den schedel verbrij
zelde en van vele en nog erger gruwe
len meer. Wie dat boek en andere
geschriften uit dien tijd leest, krijgt
de overtuiging, dat Suriname in den
slaventijd een hel was voor de negers.
Nog op 20 Januari 1833 werd een
brandstichter, Codjo, met twee zijner
medeplichtigen, zooals men in de
Middeleeuwen met heksen deed, le
vend in_het openbaar verbrand.
Een hel, tot op l Juli 1863 bij zons
opgang 21 kanonscho ten aankondigden,
dat aan dat lijden een eind gekomen
was; dat van dat oogenblik iedere
neger vrij was, vrij, als de bakra's,
vrij, als de Granman, die bpven allen
stond. Geen wonder, dat de Granman,
? de groote man, de gouverneur,
die de boodschap der vrijheid kon
brengen, nog lang vereerd werd als
Vader" Van Lansberge. Geen wonder
ook, dat nog grootere veréering ont
stond voor den machtigen Koning,
die daar ver over de zee heerschte in
het land der blanken en die alleen
maar te zeggen had: Mi wanni",
ik wil, om te maken, dat bastiaans
en' blank-officieren en plantage-di
recteuren, ja zelfs de Granman, moes
ten gehoorzamen l
Dat gevoel Van dankbaarheid en
vereering voor Koning Willèm III
leeft nog voort bij ouden van dagen;
bij enkelen, want steeds minder wordt
het aantal van hen, die de donkere
slaventijden nog gekend hebben. Een
enkele hunner nakomelingen wil wei
eens een roode bevlieging hebben,
maar de natuur is sterker dan de leer
en bij plechtige gelegenheden tooit
ook hij zich graag met een groote
oranjestrik. Oude mannen en vooral
oude vrouwen hebben door verhalen
en liedjes uit den slaventijd de
nachtwaken in dèdè-hoso's (sterfhuizen)
en bij andere gelegenheden voort doen
leven het bewustzijn, dat Missie
Wilhelmina ook goed voor haar
zwarte onderdanen is, even goed, als
de oude Koning dat was.
31 Augustus is dan ook hel feest in
Paramaribo, meer nog dan l Juli,
de eigenlijke Emancipatie-dag, al is
in de laatste jaren wel wat van den
vroegeren glans verbleekt. Niet, om
dat er minder geneigdheid tot feest
vieren onder de zwarten en gekleurde
bevolking heerscht, maar, omdat de
schutterij rustend geworden en de
parade dus minder aantrekkelijk
is; omdat niet meer arbeiders
in het goud- en balatabedrij f goed
geld verdienen en met gevulde buidels
uit het bosch naar de stad komen
afzakken, om de guldens te laten
rollen, en omdat niet meer het Plein
het centrum der feestvreugde is.
Het Plein, voor het Gouvernements
hotel, vroeger een vrij verwaarloosde
grasvlakte met kris en kras paden
erdoorheen diende een beter aanzien
te krijgen, toen, nu zes jaar geleden,
het standbeeld van H.M., het eerste
in Haar geheele rijk, hier en overzee,
er geplaatst werd. En kreeg dat ook.
Tóen werd het ook wenschelijk, bij
gelegenheid van het nationale feest,
den
lawaai-makenden-stoomdraaimolens, den onooglijken kermistentjes
een ander terrein aan te wijzen. Niet
geheel met instemming der bevolking
geschiedde dat. Wel voelde men, dat
om het standbeeld niet de
kermisherrie paste, maar ongaarne gaf men
het Plein als plaats van vermaak op.
Daar ging men van oudsher
muziekkijken," als het corps van het garni
zoen er speelde; daar ging men prodo
maken," pronken met mooie kleeren;
dèaf ontmoette jong Paramaribo
elkaar in dagelijksche flirtation; daar
gierden de stoomf luiten der caroussels
en de begunstigers en vooral de
beg'unstigsters ervan' om het hardst,
daar danste en hoste en lawaaide
men een week lang ter eere van
Konieverjarie."
En zij, die naast die wilde feest
vreugde min of meer officieel ieder
jaar uiting geven aan de gevoelens
der bevolking, dat zijn de
,,marktmeiden". Vroeger troonden en kakel
den en ruzieden zij, als onbe
perkte heerscheressen op de mark
ten aan den Waterkant en op den
Heiligeweg. Maar langzaam en zeker
worden zij van haar domein ver
drongen door den baboe", den
Brit sch-Indiër, die, als koelie in
Suriname gekomen, na afloop van
zijn werk-contract zich in den klein
handel gedrongen heeft en evenals
Omoe Sinesie". de Chinees, door
grootere spaarzaamheid en sluwheid
onweerstaanbaar den neger verdrijft.
Maar, op Konieverjarie" treedt
weer, als van ouds, de maikt met
haar personeel voor enkele
oogenblikken op den voorgrond. Dan
stelt zich daar op een stoet van glim
mende zwarte en bruine, meestal
omvangrijke vrouwenfiguren met
vlammend oranje hoofddoeken en
kakelbonte wuivende en ruischendu
rokken, met rinkelende armbanden en
kostelijke halskettingen en begeeft
zich dansend en heupwiegend naar
het Gouvernements-hotel, om den
Granman en in hem de jarige Ko
ningin te huldigen. Voorop gaat een
statige politieagent, een geziene figuur
op de markt, en daarachter, vooraf
gegaan door een paar
cornet-a-pistonblazers, die ieder voor zic'hzelf, zonder
zich om elkaar te bekommeren een
willekeurig nummer ten beste geven,
komt een ezelwagen met een paar der
voornaamste missie's, wuivende met
een driekleur. En daarachter^de geheele
marktmenigte, lachend en kakelend
en schreeuwend. En, als de Granman
is buitengekomen, omgeven door al
de hooge hoeren", dan houdt de
voornaamste een toespraak in het
neger-Engelsch, waarvan de hoofd
momenten door een algemeen
hurray" onderstreept worden.
Dat is de hulde der zwarte be
volking van Suriname aan den Gran
man, den vertegenwoordiger van Mis
sie Wilhelmina, de Dochter van den
vereerden Koning Willèm Drie. De,
gedeeltelijk onbewuste, uiting van
dankbaarheid voor de gave der vrij
heid, voor de erkenning als mensch.
Historische Gids
van Amsterdam 1}
Zomerherinneringen
I "an sec en bergen, bosch en bad
treint, auto' t, vaart en vliegt men weder
naar 't keurslijf van de oude stad.
De school begint, en elk wordt teeder
door d'armen van de plicht omvat.
Als straks de btaderpracht verdort,
en 't bruin der halzen opgebleekt in,
het embonpoint verjaagd door sport
weer door dinertjes aangekweekt is,
kortom: als het weer teinter wordt,
. .dan rijst uit 't puin van zomertijd
een beeld van louter lust en weelde,
van onbeschaduwde jolijt....
. .én, tcat ons kwelde of verveelde >
behoort aan de vergetelheid.
Wie denkt er nog aan ticist en t-eeten
bij 't klauteren in de barre zon. . . .
wanneer, bij vliegenplaag en zweelen,
der jongeren wce-gekluftg begon
om schaduw, lafenis en eten . . ?
Wie u-eet nog ieta van harde iroordr.n
bij 't jakkeren langs een vollen trein,
om twistgedingen die de boorden
van Neckar, Moezel, Aar of Rijn
en hare nevenstroomen hoorden . . 't
Wie smaakt nog de emoties na
van onvoldaanheid en van standje*
om slechte visch of chocola,
o/ vlekken en bevuilde handjes,
en wespenjam etcetera..?
Bij de herinnering der natuur
verbleken alle kregelheden.
al raakten wij ook overstuur
en maten klachten in den breedc
in 't niet-genoeg-gcnoten uur. . . .
DE heer A. E. d'Ailly heeft een
uitnemend werk gedaan, toen
hij op naam van het genootschap
Amstelodamum een boek van Am
sterdam samenstelde, dat in ruimen
kring onder de Amsterdamsche burge
rij belangstelling en waardeering moge
vinden. De schrijver wil ons den weg
wijzen door het historische Amster
dam; zooals op den titel staat, wil hij
een historische gids zijn door onze
oude stad. Het denkbeeld was gelukkig,
de uitvoering is niet minder uitne
mend geworden. De meeste Amster
dammers houden terecht van hun
stad, die in haar eigenaardig en geheel
eénig karakter tot de schoonste steden
der wereld behoort. Maar met de
bewondering houdt de kennis van der
stede historie niet steeds gelijken tred.
Of liever de meeste Amsterdammers
weten het verband niet te leggen
tusschen uiterlijk en innerlijk, tus
schen topographie en historie. Dat
ook hier, gelijk overal, de steenen
spreken, weet ieder; maar wat die
steenen ons te zeggen hebben en ook
zeggen,' is minder algemeen bekend.
In die leemte voorziet nu ten volle
het boek van den heer d'Ailly. Hij
gaat met den belangstellenden Am
sterdammer en naar wij hopen, ook
met den waardeerenden vreemdeling
op stap om hem het historische Am
sterdam te laten zien. Hij doet dat
in niet minder dan vijftien wande
lingen, waardoor ,geheel het oude'
Amsterdam wordt bezocht. Hier wijst
blijft het somerbeeld. verstoren ...
en, bij het te i nieren in de stad,
gaat het ons meer en meer bekoren
De glans van 't geen men heeft gehuil
is rosc als het alpenyloren ....
MELIS S TOK K
hij op een belangrijken gevel; daar
toont hij een kleurrijk stadsgezicht;
ginds heeft zich een merkwaardig
geval voorgedaan; hier zijn wij op een
bijzondere historische plek: daar heeft
een beroemd man gewoond. Zoo heeft
onze gids overal iets belangrijks te
vertellen, zoodat men gaarne naar
hem luistert. In een tweetal
inleidendehoofdstukken beschrijft de heer d'Ailly
bovendien de vorming van der stede
merkwaardigen plattegrond en beeldt
hij het karakteristieke stadsschoen
van Amsterdam uit. Goede repro
ducties van de kaarten van Cornelis
Anthonisz. en van Pieter Bast ver
luchten en verklaren den tekst.
H. BRUGMANS
1) A. E . d'AWi/, Historische Gids
van Amsterdam. Amsterdam, J. H.
de Bussy, 1029.
AAN DE INZENDERS
Alle roor het red*ctioneele gedeelte
bestemde iniéadingea moeten
worden geadreiicerd
REDACTIE VAN
DB GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
?onder Yennelding y*a persoonsnamen.
M
'?' 'i
? .1
-üi'