Historisch Archief 1877-1940
rpene
eefcbl
voor* Nederland
Alle Buitenlandsche
Spoorwegbiljetten
I. V. B.
DAMRAK 46
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: H.'BRUGMANS, L. J. JORDAAN, M. KANN EN
TOP NABFF. Secretarts der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C.
Het meest gevraagde merk
OPGERICHT IN 1877
No 2727
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1939
Rouw om Palestina
v
door Prof. Dr. D. Gohen
GEEN grooter ramp heeft ooit in den loop
zijner geschiedenis ons volk getroffen dan de
vreesejijke gebeurtenissen van de laatste dagen
in Palestina."
Aldus begint het invloedrijke Engelsch orgaan
de Jewish Chronicle een hoofdartikel over de
slachtingen in het Land van Israël. Er is nu in het
hart van groote scharen Joden een rouw als om de
verwoesting van Jeruzalem. Want marteling en
dood- heeft dat, volk «altijd gekend; doeh nu even
een straaltje hoop door het duister der eeuwen
scheen te dringen, en veiligheid in eigen land de
verdrukten wenkte, ligt de vreugde alweer ge
broken. Kn verbijsterd vragen wij ons af. hoe lang
wij, die de wereld 'y.oóveel troost hebben gebracht,
zelf nog het volk der Smarten moeten zijn.
Toen enkele weken geleden in een artikel over
tien Klaagmuur ik wees op de gevaren, die de rust in
Palestina bedreigden, kon ik niet vermoeden, dat
onze vrees op zóó schrikwekkende wijze bewaarheid
zou worden. Wat sinds dien tijd {gebuurd is. is dooi
de berk'hten in de bladen bekend geworden: op
bijna alle steden en dorpen in Palestina hebben
Arabieren aanvallen ondernomen, in Hebroh en
Safcd hebben zij op gruwelijke wijze .gemoord,
overal zijn dooden gevallen. Jodenwijken en Jood
sche dorpen zijn in bram! gestoken en geplunderd,
kolonies ontruimd en den .Arabieren prijs gegeven.
Het Engelsche bestuur, eerst vrijwel machteloos,
heeft oorlogsschepen en troepen laten komen,
en met hulp van deze en van luehtschepcn de
orde trachten te .'herstellen. Dit is haar thans
vo'op het grootste deel gehikt, al «luren de verspreide
overrompelingen nog voort. Maar de angst voor
invallen van Bedouïnen uit het ost-Jordaanland
en van Arabieren Uit Syrit; schijnt overwonnen en
ook het gevaar van een algemeenen Arabischen
opstand geweken.
Doch ook als straks door de overmacht der
Britsche troepen de rust geheel zal zijn terugge
keerd, is dit stuk in de geschiedenis van Palestina
niefc ten einde. Dit zal pas-het geval zijn, als de
bestuursmethode er geheel veranderd zal wezen.
Engeland heeft het mandaat over Palestina
op zich «genomen. Mandaten zijn volgens het
Handvest van den Volkenbond opgedragen,
omdat het welzijn en de ontwikkeling der vol
keren (in de mandaatslanden) valt onder de heilige
plicht der beschaving." En met name voor Pales
tina geldt nog dat de mandaatsmacht elke ver
antwoording op zich neemt met betrekking tot de
heilige plaateen, de godsdienstige gebouwen en
streken in Palestina, alsmede de bescherming der
bestaande rechten, den waarborg van vrijen toe
gang tot die plaatsen, en van vrije uitoefening van
den godsdienst." De vraag rijst of het Britsen
Bestuur in Palestina dezen plicht heeft vervuld.
Engeland heeft in Palestina "ven moeilijke taak
op zich genomen. Het heeft er, met instemming
der andere mogendheden, door de Balfourver
klaring.-het Joodsche volk een nationale woon
plaats later geïnterpreteerd als de ontwikkeling
der bestaande Joodsche gemeenschap - toege
zegd^ terwijl de groote meerderheid der bevolking
uit Arabieren bestond.-Deze zijn dan ook ia 1020
, en 1921 in heftig verzet tegen de immigratie'van
Joden gekomen. De eerste Hooge Commissaris,
Sir Herbert Saniuel, zelf een Jood, heeft een poli
tiek van verzoening gevoerd, waarbij^hij in sterke,
wellicht te sterke mate, aan de wenschen der
Arabieren, tegemoet kwam. Deze genoten boven
dien groote matericele voordeelen door de uit
breiding der kolonisatie. De verhouding tusschen
Joden en Arabieren werd dan ook voortdurend
beter. Het verzoekschrift om opheffing der
Balfourverklariiig. elk jaar door de Arabische natio
nalisten in Palestina tot de Mandatencommissie
van den Volkenbond gericht, was juist het laatste
jaar achterwege.gebleven, en het rapport van den
tegenwoordigen Hoogen Commissaris Sir John
Chancellor aan deze Commissie kon optimistisch
getint zijn. Heeds schenen betere tijden aan te
breken, toen een godsdienstige strijd de verzoening
op economisch en politiek gebied met n slag
vernietigde.
liet verloop ynn dezen strijd heb ik in een vorig
artikel geschetst. Hij kreeg een uitermate scherp
karakter op den Herdenkingsdag van de Verwoes
ting van Jeruzalem.' den l oen Augustus. Als elk
jaar trok toen een groote zwijgende stoet door de
straten van Jeruzalem naar'den klaagmuur. Den
dng' daarop vond er een betooging plaats van
jonge Joden bij den/elfden muur, opkomend voor
de Joodsche rVehteii en protesteerend tegen de
verbreking van dat recht door de Mohammedanen.
Er waren op dien Vrijdag vele Arabieren uit de
omgeving in Jeruzalem. Deze drongen naar het
terrein vóór den klaagmuur gedeeltelijk door
«Ie poort in dien muur, welke ondanks de waar
schuwingen der Joden met toestemming van het
Britsche bestuur pas geopend was op bevel van
den Oppersten Mohammedaanschen Baad ,
verbrandden er gebedenboeken en mishandelden
den i-enigen Jood, die er was gebleven.
De onlusten herhaalden zich in den loop der
week, een Joodsche jongen werd gedood, anderen
mishandeld, de verbittering steeg en juist acht
dagen daarna, wederom op den heiligen dag der
Mohammedanen en wederom door Arabieren uit
de omgeving, begonnen de uitbarstingen in Jeru-.
zalem, die met verrassende snelheid in het geheele
land navolging vonden. .
Er zijn bij dit alles door enkele jonge Joden
onvoorzichtigheden begaan. Zij waren bij de ge
prikkelde stemming onvermijdelijk. Maar men
mag zeggen, dat de Joden in Palestina als geheel
zich'uitermate rustig hebben gehouden, bewonde
renswaardig rustig. Want het ging voor hen om
het behoud van eeuwenoude rechten. Maar zij
zagen dat de groeiende vriendschap met de Ara
bieren al te gemakkelijk verstoord kon worden
door een godsdiensttwist. Zij bepaalden er zich
toe het Engelsch Bestuur op de dreigende gevaren
te wijzen. Uit particuliere brieven, die ons uit
de dagen vóór de groote uitbarsting bereikt hebben,
weten wij, dat men in Joodschen kring het dreigend
gevaar voorzag. Alleen het Britsen Bestuur zag
niets zelfs niet in de week tusschen den eersten
overval en de groote moorden. ,
Dat deze georganiseerd waren, schijnt uit verschil
lende omstandigheden te blijken. Zij vonden vrijwel
tegelijkertijd plaats, als op een afgesproken teeken;
' vooral Arabieren van het platteland, steeds tot
plunderen bereid,,namen er aan, deel' en zij waren
in ruime mate van ammunitie voorzien; en gekozen
was de tijd. waarop de Hooge Commissaris in
Engeland vertoefde, en zijn plaats werd ingenomen
Inhoudsopgave staat op pag* 20
Vracfot steeds Bonbons
£et~ op den naam
door Luke, die ook. als plaatsvervangend Commis
saris, op den Grooten Verzoendag zoo ontactisch
was opgetreden en zich in het algemeen als een tegen
stander der Joodsche kolonisatie had doen kennen.
? Men zal de leiding van dit alles om de boven aan
gegeven redenen niet moeten zoeken in de kringen
der Arabische nationalisten, maar in die van de
Mohammedaansche geestelijkheid, met name bij
den Moefti van Jeruzalem, in 1920 om zijn
antiBritsche gezindheid verbannen, en. als middel
van verzoening, door Sir Herbert Samuel tot zijn
hooge waardigheid geroepen.
Maar de schuld ligt. ook voor den onpartijdigen
beschouwer, en volgens het'vrijwel eenparig oordeel
zelfs van de Engelsche bladen, bij het Britsen Be
stuur in Palestina. Dat ik eenige weken geleden in
dit blad uit de verte mijn vrees kon uiten is bewijs,
dat men tóch waarlijk ginds op de hoogte kon zijn.
Het Zionistisch Congres in Zürich heeft twee
speciale afgevaardigden naar Londen gezonden
om op den ernst van don toestand te wijzen. Het
Britsch Bestuur, ondanks alle klachten, waar
schuwingen, protesten, hoorde niets, zag niets,
deed niets. Had het in die ne week versterkingen
uit Egypte laten komen, de Arabier had niets
durven ondernemen.
De klacht is niet nieuw. De Britsche ambtenaren
in het Maiidaatland Palestina zijn daar overge
plaatst uit Engelsche kolonies. Met de eigenaardig
heid eener bevolking die. volgens het Handvest
,.een zekere mate van ontwikkeling heeft bereikt"
hebben zij bijna geen rekening gehouden. Bij den
strijd om den klaagmuur hebben zij lijdelijk toege
zien, of door concessies aan de Arabieren de Joden
geprikkeld, hun eigen prestige verzwakt. Tegen
alle waarschuwingen in hebben zij de politie voor
namelijk uit Arabieren gevormd. Den Joden, die
zich niet de wapenen wilden verdedigen, hebben zij
bij het eerste protest van den Moefti de wapenen
ontnomen. Zij hebben, het is altijd gezegd, de ver
bittering eer verscherpt dan verminderd. En zij
hebben, het ergst van alles, de eerste plicht van
de mandaatmacht, de zorg voor de veiligheid der be
volking, verzuimd -?terwijl het gevaar duidelijk was.
Nu plukken zij zelf de wrange vruchten. Dat
de opstand, om godsdienstige motieven ontstaan,
zich tot nu tóe niet verder heeft uitgebreid over
Britsch gebied, mag een wonder heeten. Des te
meer, reeds om deze reden, moet een herhaling
worden voorkomen. '
Maar ook terwille van de belofte aan het
Joodsche volk. Deze is thans plechtig door
Balfour, door de Engelsche regeering en pers
herhaald.- Wil Engeland zie nakomen, dan moet
zij zorgen voor een bestuur in 'Palestina, dat
beleid paart aan kracht en een einde maakt aan
partijdige zwakheid. Goede betrekkingen tusschen
Joden en Arabieren zijn mogelijk gebleken, als
wrijvingen met beleid worden vermeden. Onge
regeldheden kunnen worden voorkomen, als men
s.lechts weet, dat ze onmiddellijk en met kracht
zullen wórden onderdrukt. Engeland moet deze
plicht ook zelf inzien. Handelt het rtaar dit inzicht,
dan zal wellicht uit den vouw, nimmer-vqrgeten,
iets van geluk voor volk en land wprden geboren.
i -t
;..
t -V:
i.i';