Historisch Archief 1877-1940
i' t
12
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 SEPTEMBER 1929
DE WITTE" AMERSFOORT
Ook Uw Hotel en Restaurant
PRACHTVOL TERRAS
Steeds levende forellen kreeft cavlar, enz.
ONTIJDIGE
HERLEVINGEN
door Henrik Scholte
Oscar Wilde: ..Eoa Idonnl Echtgenoot"
Vereenlgd Tooneel;
MEN kan deze voorstelling gaan zien.
Men kan ook om half tien komen, dan ziet
anen althans het beste deel. Men kan na den eten
ook thuis blijven, in een comfortabele stoel, en een
vergeten boekje uit de kast halen, dan geniet men
althans Wilde.
Ik weet niet wat Verkade bewogen heeft o m
dit'Mueh to do abcnit Nothiug opnieuw, en thans
koud. te serveeren :. het begrijpelijk genoegen aan een
eigen voortreffelijke rol of een origineele poging
tot expositie van eenige najaarsmodellen, waarmee
hij den overkant van het Leidscheplein vóór wilde
?zijn. Er is een lange eerste acte. men herinnert
zich: een verrukkelijke dialoog, die echter met
tooneel niets, maar dan ook niets te maken heeft.
? oindat hij zich tusschen eenige exquis gesneden
maskers afspeelt. Maar wat doet Verkade ?
Menschen van vleesch en bloed maken, waar slechts
zout met een weinig azijn voorgeschreven is. Op
een mooi tooneelbeeld. maar in een afgemeten
tempo, dat society moet vervangen, begaan een
n-eeks personen, bekende en onbekende acteurs, een
Teek* verklaarbare eu onverklaarbare onhandig
heden. Maar de gedachte, die een moment opkwam.
dat dit alles charge was. een gelukkige charge.
die een Wilde van 1929 stellig toegejuicht zou
hebben, helaas, *eze gedachte ging verloren
in de vertwijfelde inspanning van personen en
regie om waar en waarachtig te zijn, waar van
waarheid geen spoor te bekennen is, maar geniale,
vergeeflijke leugen en nog altijd snijdende paradox
hoogtij vieren. Wilde, in den tijd van dit stuk. was
nog steeds de verfijnde cbstumier': een moord voor
?een lijn. maar geen penning A*oor goed-en-kwaad,
voor waarheid en leugen.
Maar waar in deze voorstelling, was de charme
van deze beide fragiele nietsnutters, deze
Rosencrantz en Guildenstern-meisjes, met haar vuurwerk
van onbeduidendheid? Zij beenden de trappen af
'en, begluurd door den duivel der gegêneerdheid,
verdienden zij in het zweet des aanschijns haar
brood als mannequin. ..Watteau would have loved
to paint them." zet Wilde tusschen Shaweske
haakjes. Hier zou Jordaan er meer plezier aan gehad
hebben.
Nel Stants, als Mrs. Cheveley, deze moderne f
ilmvamp, die niet zooveel troeven in handen heeft,
dat zij niet voor de ontbrekende helft zou moeten
vechten, zooals slechts een vamp vecht.... was
zij dit orchidaeën-type ? Met haar
bedacht-aarzelende armen en de hawaiian van haar stem, was
zij een type, dat Lady Markby zeker niet geïn
troduceerd zou hebben. Haar scène in de derde
acte was ongedwongener, maar in deze scène
is Wilde helaas zwak. En Lady Markby, adorabele
salonradio, waarom maakte Mies Elout daar een
soort Juffrouw Pennewip van, waarom men luid
lachte inplaats van in stilte? En waar was de
frisscheonnoozelheidvanLord.Goring's verloofde:
, een debuut, dat voor Adrienne Canivez stellig
te zwaar was, en dat, meen ik, een van, Enny
Vrede's kleine glansrolletjes is geweest? Verkade
zelfs was voortreffelijk, een Engelsche Anatol,
die met zijn buiksprekende knipmes-allure
paraV.KOSSEM
DCBUTEVARinAS
doxen wist te lanceeren, die in zijn mond eer
kwajongensachtig dan charmant werden, wat echter
in het bizonder in den veel beteren tweeden inzet
van de vertooning: den dialoog voor den spiegel en
in de snelle duels met zijn vader een spontaan
type van Verbeek geenszins een nadeel was.
Zoo bleven, in dat kader van natuurgetrouwheid,
voor Paul Huf en Innidie Nijhoff de rollen over.
waarin Wilde althans in onze oogen. gefaald heeft.
omdat zij hem in hoofdzaak slechts als resonans
dienden voor zijn coute que coute triomfeerend
vernuft. Paul Huf had de ondankbare taak van
onbegrijpelijke!! weerliaan, die zijn sluiksche ver
anderlijkheid meestal terzijde en met een gesmoord
Pscha !, waarbij obligate handbewegingen, te vol
brengen wist: aannemelijk werd hij ook daardoor
niet. Loudie Nijhoff bracht op ons tooneel een ietwat
gekunstelde, maar warme sourdine-stem en een
bijna angstig groote tooneel-routine mee. Wellicht
dat zij spoedig een rol krijgt, waarin zij gelooven
kan, en dan een plaats inneemt, die zoo ongeveer
tusschen Annie van Ees en Else Mauhs zal liggen.
Maar als ik tekstboek met programma vergelijk,
zie ik in het eene telkens weer uitroept eekens van
bewondering tusschen den snellen, doch levenloozen
dialoog staan, die in de al te levende voorstelling
evenzoovele vraagteekens werden, omdat ik het
verwachte accent niet of verkeerd terugvond.
Ert op de eenvoudige plaats, waar ik mij mee
tevreden moest stellen, was het niet zoo onbegrij
pelijk, dat herinnering en klankassociatie een
burgerman in September er toe brachten om
zijn vrouw te vragen, of dit niet hetzelfde stuk
was. dat Louis de Bree een paar jaar geleden onder
den titel .,Een zeer wild Huwelijk'' gespeeld had.
Een ideaal echtgenoot misschien!
,.'n Vreemde Eend In de Bijt".
Knsemble Bouber, Plantage
Ten allen tijde is
het gevaar van het
jonge Volkstooneel ge
weest, dat het zich bij
een begrijpelijke ver
ruiming van zijn aan
vankelijk Amster
damsen répertoire met
het oude naturalisme
zou vereenzelvigen. De
wensch van dit prach
tig groepje acteurs is
reactionair en
prententieloos. Het gaat
om goed. sterk tooneel,
over het voetlicht heen.
en over het voetlicht
van moderne ideologieën heen. Vandaar, dat goede
acteurs van den ouden school ??maar goed too
neel heeft geen school zich in dit ensemble zoo
gaarne invoegen, en er in passen. Vandaar dat in
dit Zeeuwsen boerenspel Bigot, als een knecht die
zijn naam eer aan doet, en Riek Kloppenburg,
als een vrouwelijke van Warmelo bijrollen zijn,
.die geenszins onvermeld mogen blijven.
Onze reactie, die in hoofdzaak een bewuste
afkeer is van gewild modernisme, gaat echter niet
zoover, dat wij met een Rousseau'schen uitroep
een Heyermanie terug verlangen. Wij bewonderen
het handwerk, en zeker het handwerk in dit stuk,
dat van A tot Z een dramatisch herschapen, geen
aanpassen aan het publieke milieu is. Maar' aan
den anderen kant ....droefj niet juist de al dan niet
luid merkbare inmenging van het publiek dit
milieu-répertoire, dat daardoor een hoogen
taak van het tooneel vervulde: door uitbeelding
van een geval dat geval algemeen temaken, over
te dragen op het publiek, waartusschen dat geval
zich evengoed had kunnen afspelen? Ik wil het
répertoire van het Volkstooneel niet insnoeren
tot z.g. Amsterdamsche stukken. Maar ik consta
teer, dat in dit zeer goed gespeelde boerenstuk
uit den ouden school mét onze reactie die van het
publiek achterwege bleef. Het was goed tooneel,
maar zonder den weerklank, die haar een roeping
geeft in onze armelijke tooneelwereld. Aan de
voorstelling haperde niets, het gebodene was goed
en waarachtig en aannemelijk melodrama. Maar
als het publiek by deze stukken, niet warm loopt,
als de acteurs hier hun stukken niet om zoo te.
zeggen al spelende schrijven, dan zie, Nacln>
asyl", zie dit stuk',-r- verliest het juist dat accent
vait bevrijdende noodzakelijkheid. Zoo had het
in 1890 ook gespeeld kunnen zijn, en juist zoo
hebben wij zijn Vele broertjes en zusjes leeren
'verwerpen, al hebben wij er ook niets voor terug
gekregen.
Het spel zelf was boven allen lof: Elserisohn,
Emile Timrott
TOEGEPASTE KUNST
door Otto van Tussenbroek
Het aanplakbiljet voor de Jaarbeurs
Het nieuwe aanplakbiljet voor de Jaarbeurs.
waarvan de naam van ontwerper en drukker on
vermeld bleven, is, jammer genoeg, weinig gelukkig
uitgevallen.
Het i's een ding, dat op twee beenen mank gaat:
het is noch naturalistisch, noch decoratief, hoewel
het van beide in beginsel iets toont. De kleur is
niet kwaad in rood, blauw, goud en zwart op
witten grond, maar het is alsof de bekende
Hermesstaf in zijn scheeven stand vleugellam geslagen is
en het geheel toont dan ook een zoozeer weinig
hoogvliegerigen aard, het is van ordonnantie en
conceptie zóó laag bij den grondsch van wezen.
dat de roode zon met de letter U in het middelt
als een waterzonnetje in de blauwe zee met witte
golflijnen verdronken schijnt.
Neen. zóó moet het niet zijn en daarenboven:
heeft ons vaderland niet een rijkdom aan talenten
die het beter kunnen en die van een .dergelijk
biljet iets bijzonders weten te maken?
Ik wil het hier nog nmaal zeggen en dan verder
langs mijn kant laten gaan: een instituut als de
Jaarbeurs dient zich ter wille van zijn stand
(..standing" zeggen de Hollanders met een Engelsen
woord, niet waar?) te doen bijstaan door kunste
naren van naam en gaven. Dan kan, ook al is
teleurstelling niet uitgesloten, want niets en
niemand is volmaakt, toch zekerheid worden ver
kregen, dat wat men verspreidt ter aankondiging
der onderneming ook op peil is van het Instituut
in casu: De Nederlandsche Jaarbeurs. En niet.
ik zeg het met nadruk: aan dit Instituut onwaardig
is ! l
wars van gulhartigheid ditmaal, speelde een zware,
gave rol als boer. Aaf Bouber. zeer gelukkig, als
een volop in goed en kwaad van het leven deelende
boerenvrouw. Anny Verhulst had den haast edelen
eenvoud, die haar in rollen van dit slag eigen begint
te worden, zonder dat zij evenwel zooveel
gelegenheidtot individueel spel kreeg, dat het haar meester
schap in Zeemans vrouwen" had kunnen evenaren.
Bizonder goed waréh verder Jan Lemaire als een
stompe, schuwe van Gogh-knecht met houten
armen, en Anton Burgdorffer, voortreffelijk le
vend als den ouden, gevoelig tegen den achtergrond
acteerenden vredestichter.
Toen, dezen Zondagavond, Emiel Timrott, de
vreemde eend," de hulde der weinigen in ontvangst
nam voor zijn warme en eerlijke vertolking.
wees niets erop, dat de hulde der velen, die hem
m De Jantjes", in Nachfcasyl", in zoovele volks
stukken hadden bewonderd en liefgehad, een dag
later machteloos en te laat gebracht zou worden.
Timrott, van de natuur meer het gelooi
mee dan de uiterlijke middelen van zyn kunst,
die voor hem een roeping beteekende, was altijd
en in alle stukken de vreemde eend in de byt.
Markeerend, zoekend, altijd opvallend als hij speel
de, was hij van zijn succes nooit zeker. Maar als
het kwam, en het kwam dikwijls en in de laatste
jaren meer dan ooit, was het bereikt met de
middelen, die hefc volkstooneel, zijn tooneel,
waartoe hij altijd weer terugkeerde, met n slag.
groot hebben gemaakt: vaak ontroerend, soms te
fel, nooit onoprecht; ,
Dat er van de Jantjes een is afgevallen....
in de officieele schouwburgen des lands hoeft men
daarvoor niet voor het gordijn te komen. Maar
onder het volk zal men weten, dat de Blauwe er
niet meer is. Hij stierf als een volksheld: tiiet
in 't harnas, maar -in. den kiel. sJ
liMilHIiülGIDDINGHi
TUYNENBURG
No. 2728
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 SEPTEMBER 1929
De Nederlandsche Ex Libriskunst
door Wybo Meyer
AI>> 't kindje binnenkomt, juicht heel het
huisgezin". Daar is eenige jaren geleden in
het huisgezin der kunst een kindje binnengekomen.
«lat t r niet gejuich ontvangen werd en dat sinds zijn
komst ook buiten dit huisgezin reeds de harten van.
xeer velen heeft veroverd.
Dat kind is de kunst van het Ex-Libris, van het
Xe<1erhn\dnch E.L., wel te verstaan. Want in den
groot en kring zijner broers en zusters is het Ex
Libris geenszins de baby al zijn zijn familie-leden
grooter van ..lichaamsbouw".
Zijn kleine gestalte was echter oorzaak dat het
? over 't hoofd w««rd gezien en niet meetelde.
Totdat goede vrienden het niet langer konden
verkroppen, dat een zoo aanvallig kind alleen
omdat het nu eenmaal niet zoo uit de kluiten was
geschoten. als een stiefkind werd behandeld en
in het publiek op deze tekortkoming en op de
.schoone karakter-eigenschappen van hun bescher
meling de aandacht vestigden.
Van die goede vrienden was het vooral Johan
Schwencke ? die krachtig voor zijn pupil in het
.strijdperk trad. In menig geschrift pleitte hy op
even kundige als enthusiaste wijze voor de nobele
hoedanigheden van het Ex Libris.
P* Tusschen veel moeizamen speur-avbt-id door
vond Nehweneke echter nog tijd vóór het vol
brengen van.de groote daad, die thans in de gedaante
van een voornaam boekwerk vóór ons ligt: De
Nederlandsehe Ex Libris-Kunst. 1)
Behalve een vermoedelijk volledige bibliografie
en een uitvoerig naam- en zaakregister bevat dit
werk een -tal hoofdstukken die het onderwerp
rechtstreeks behandelen: Het ontstaan, het wezen,
?.groepen, de techniek en het verzamelen.
I n zijn inleiding doet Schw. uitkomen hoezeer
gerechtvaardigd deze uitgave is waar het buiten
land reeds sinds jaren op een uitgebreide literatuur
over het Ex Libris kan bogen. Het ontbreken hier
van ten onzent wreekte zich herhaaldelijk: ,.In
?d.- buitenlandsche publicaties waar de E. L. van
?verschillende landen de revue passeeren komt ons
land nagenoeg niet voor."
Reeds uit het Ie hoofdstuk: Het ontstaan"
blijkt hoe grondig Schw. zijn studie's over het
onderwerp ter hand nam. Uitvoerig behandelt hij
hier de levensgeschiedenis van het E.L., welke
reeds begint bij de Egyptenaren. Zij toch voorzagen
de papyrus-rollen van een merkteeken hoogst
simpel wel en zonder eenig ornament maar noch
tans door zijn bedoeling ,zeer zeker te beschouwen
als voorlooper van het moderne boekwerk.
De grondigheid van Schw.'s studie blijkt ook
uit zijn kennis van in het buitenland'verschenen
.:E. L. literatuur -?waaruit hij op verschillende
plaatsen citeert. Dit hoofdstuk voert ons door
alle eeuwen heen, de miniaturen, de incunabelen
passeeren de revue, het ontstaan der bindkunst
EX LIBRIS
zelfs wordt behandeld, en wel omdat in die
alleroudste bandversieringen menigmaal de
naam van den eigenaar van het boek werd
verwerkt, zoodat ook zij als E. L. mogen gelden.
Hoofdstuk 2: ,,het Wezen", bood hem echter
gelegenheid voor persoonlijke beschouwing.
Rond 50 bladzijden beslaat dit belangwekkende
hoofdstuk, dat aanvangt met de verzuchting
dat zelfs bij vele menschen van rang en stand
het zuivere begrip omtrent het wezen van het
E.L. nog ontbreekt. Als Ie afbeelding is
hier het sublieme ontwerp van prof. R. N.
Roland Holst voor Mr. Rademacher Schorer,
gebaseerd op de idee: het boek als geestelijke
levensbron.
Uitvoerig behandelt Schw. de verschillende
karaktertrekken welke een E.L. kan toonen,
daarbij als zijn persoonlijke voorkeur te kennen
gevend dat een ontwerp zooveel mogelijk
verband houde met den persoon of met het beroep
van zijn eigenaar. Al spreekt het vanzelf, dat ook
een zuiver willekeurig ontwerp evenzeer goed en
schoon kan zijn, en al is wellicht het grootste
gedeelte van de boekwerken juist opgebouwd uit
,.vrije" argumenten.
Da. M. cJ. H UI ZING A
Een tikje overbodig lijkt mij in dit hoofdstuk de
vermelding van een aantal buitenlandsche merken.
Fransche voornamelijk.
De schoone lettervorm noemt Sclïw. vervolgens
als een hoogst belangrijke factor bij het maken
van een E.L. Hij constateert, dat slechts weinigen
de poëzie van schoon schrift vermogen aan te
voelen en in toepassing te brengen. De kunstenares
R. M. Wichers Wierdsma noemt hij als n dier
'weinigen, beter: als van die weinigen de prima
inter pares."
..Zij schept lettervormen," zegt hij. Inderdaad
heeft deze kunstenares E.L. vervaardigd, die,
hoewel zij uit niets dan letters bestaan, toch werden
tot dingen van zeer bijzondere en hoogst voorname
schoonheid. Terecht . noemt Schw. dit werk :
Hoofsche aesthetiek."
Uitvoerig staat Schw., alvorens hij verder gaat
met zijn beschouwing over de eigenlijke voorstelling
van het E.L., stil bij twee bijkomstigheden daarvan:
de oorsprong van den naam Ex Libris en de leuzen
of spreuken welke menigmaal in een ontwerp
voorkomen, in allerlei talen en dialecten. Van deze
laatste geeft hij n lange lijst, 7 bladzijden vol.
Zoo komt hij vervolgens tot de z.g.n. boekvloek,
een aanmaning van den bezitter van een boek aan
dengcen. die het van hem leent. ,
En hij constateert daarbij als een bijzonderheid,
dat Hollandsche E.L. bezitters zich van zoo'n
boekwerk zoo goed als nimmer bedienden ! althans
bij zeer hooge uitzondering. Op pag. 48 spreekt
Schw. over het gebrek aan vaardigheid bij vele
ontwerpers om een motto op aesthetische wijze.
in het kader te plaatsen, waardoor niet zelden een
ontwerp ontsierd wordt.
1 Het bovenbesproken hoofdstuk vormt wel het
belangrijkste en meest waardevolle 'bestanddeel
van dit boek en de plaatsruimte stelt mij eischen
van beperking. Daarom moet een beschouwing
van het 3e hoofdstuk: (!roepon" ? wat beknopt
zijn. Ook omdat het niet aangaat stil te
staan bij de niet minder dan 87 groepen waarin dit
hoofdstuk is onderverdeeld. Bij do
klassificati*dezer groepen werd te werk gegaan naar ..de
daarin overheerschende idee. het type of
opvallend»element'*. Schwencke heeft ? daaraan is geen
twijfel bij mij er naar gestreefd, om-een zoo
helder mogelijk overzicht der verschillende soorten
te geven. En daarin slaagde hij dan Ook volkomen.
Toch toch vraag ik me af, of hij zijn indeeling niet
wat had kunnen vereenvoudigen. Zeer vele
deiafgebeelde en besproken typen kunnen zoowel bij
de eene als bij een andere groep worden gerang
schikt zonder gevaar van verwarring te veroor
zaken. Van de vele schoone merken welke dit
hoofdstuk verluchten, noem ik als een merkwaardig
specimen het anarchistisch gestemde ontwerp
van Lebe.au voor dr. G. J. (leers, een houtsnede in
oblong formaat, een prachtstuk van conceptie en
techniek, waarvan alleen de letters te veel opge
offerd zijn aan het kader, al vormen zij ook een
volmaakt geheel met de rest der voorstelling. Zij
werden te veel motief" en boetten daardoor aan
leesbaarheid in. Een prachtig merk, statig en
stijlvol, eveneens houtsnede, is dat van Joan
Collette voor Mr. Justus Wolf. een fraai gestyleerde
Justitia-figuur. Het intens-voorname stuk van
mej. Wichers Wiersma voor Baron van Pallandt
del Court mag evenmin onvermeld blijven.
In het 4e hoofdstuk worden dan de verschillende
technieken behandeld. ,
..Krachtens den aard van dit werk (was) dit
hoofdstuk gedoemd tot beknoptheid" aldus
Schwencke. Met verklaarbare voorliefde bespreekt
hij de techniek der houtsnede. waarvan eenige
voortreffelijke staaltjes den tekst sieren.
En dan komt hij tot het onderwerp .,Verzamelen"
dat besloten wordt met een aantal goede raad
gevingen aan verzamelaars.
* . #
*
Aan het slot -dezer beschouwing mag een woord
van oprechte hulde aan het adres van den schrijver
zeker niet mankeeren. Onvermoeid heeft hij
gestreden voor de eer van een kunst die, ik zei het
reeds in den aanvang, te lang reeds en uög te veel
met eenige kleineering wordt beschouwd. Onver
moeid ijvert hij om veler oogen te openen voor wat
zij niet kunnen .zien als object van schoonheid.
schoonheid in dienst der liefde voor het boek.
Want liefde voor het boek doet zijn bezitter het
Ex Libris bezigen als bewijs daarvan, altijd is
het", zooals Plasschaert zegt, een trots om edel
bezit."
Standaardwerken over ideëele onderwerpen zijn
er niet zooveel. In dit boek van Schwencke bezit
kunstminnend Nederland er thans een, waarop het
met fierheid en vreugde wijzen kan. Aan Johan
Schwencke dan. den dank dat hij ons deze vreugde
heeft bereid.
l) Uitgave Booste n en Stols.
BRANDBLUSSCHER
/HOLLANDIA
SPAN J AARDIG?
FABRIEK ESPANA
UTRECHT
il
t
H
Mi?
'l