Historisch Archief 1877-1940
rpene
cekbl
Nederland
Alle B uitenlandsche
Spoorwegbiljetten
I. V. B.
DAMRAK 46
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: H. BRUGMANS, L. J. J.ORDAAN, M. KANN EN
TOP NAEFF. Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C.
Dun, tóch ijzersterk
OPGERICHT IN 1877
A/o. 2731
ZATERDAG 5 OCTOBER 1929
DE SOCIALE VREDE
OP de dezen zomer te Leauwarden gehouden
algemeene vergadering der Nederlandsche
Maatschappij voor Nijverheid en ? Handel heeft
P r o f. Ir. I. P. d e V o o y s een rede uitgesproken
over het wordend sociaal karakter
der onderneming. Deze rede werd op
deze bijeenkomst van ondernemers uit de kringen
van nijverheid en handel met groote belangstelling
?en instemming'aangehoord.
De spreker is dan ook bij uitstek bevoegd over
?dit onderwerp het woord te voeren. Hij is gedurende
verscheidene jaren als ambtenaar bij de arbeidsin
spectie op sociaal gebied, werkzaam geweest en hij
heeft in den laatsten tijd als leider van een aantal
industrieele ondernemingen de moeilijkheden, die
de ondernemers op hun weg ontmoeten, aan den
lijvo ondervonden.
Kort geleden heeft Mr. A u g. Philips in
zijn functie van voorzitter van het Verbond van
Nederlandsche Werkgevers op de te Maastriqht
gehouden algemeene ledenvergadering van dat
verbond, dat de sterkste werkgeversorganisatie is
in ons land, een rede uitgesproken, die voor een
deel aan hetzelfde onderwerp was gewijd en waar
van rde hoofdgedachten in veel opzichten met die
van'den Heer do Vooys overeenkomen.
De mentaliteit, die' in die beide redevoeringen
aan den dag komt, waarvan men dus wel mag
aannemen, dat zij overeenstemt met hetgeen in de
kringen 'der ondernemers op het gebied van
nijverheid en handel op dit oogenblik als de juiste
opvatting wordt gevoeld, is merkwaardig genoeg,
om daarop in ruimer-en kring de aandacht te ves
tigen.
* *
Beide sprekers gaan^ uit van de stellingen, die
naar mijn meening ook moeilijk voor betwisting
vatbaar zijn, dat de welvaart in ons land, dank zij
de ontwikkeling van nijverheid en handel, toeneemt
en dat in 4e eerste plaats de arbeiders van die
stijgende welvaart de vruchten plukken.
Beide sprekers maken voorts de opmerking,
die vóór hen reeds door Lord Melchett (Sir Alfred
Mond) is gemaakt, dat in den laatsten tijd de'positie
van den ondernemer tegenover zijn geldschieters
on zijn arbeiders bezig is belangrijk van karakter te
veranderen.
De ondernemer is bijna nergens meer de eigenaar
van zijn onderneming. Hij is op zijn beurt een werk
nemer Mr. Philips noemt hem zelfs een loon
slaaf,'zij het ook een loonslaaf"' tusschen
aanhalingsteekens in dienst yan de aandeelhouders.
Hij moet beide partijen, waarmede hjj heeft
samen te werken, de aandeelhouders en de arbeiders,
bevredigen door een goede rentabiliteit en be- ?
hoorüjke arbeidsvoorwaarden.
Met de aandeelhouders wordt de band van den
bedrijfsleider bovendien hoe langer hoe losser. Bij
de groote ondernemingen zijn de aandeelhouders
vrijwel een anonieme abstractie geworden. Zij
zijn de somtijds bijna dagelijks wisselende houders
van toonderpapier, die zich op de algemeene
vergaderingen nooit ' vertoonen behalve
wanneer het te laat is en die zich voor de zaken
niet verder interesseeren, dan door te kijken naar
de hoegrootheid van het dividend en den koers
hunner stukken. De ondernemer kent de aandeel
houders niet meer.
Uit deze gewijzigde positie van den ondernemer
er zijn natuurlijk ook andere factoren in het spel,
zooals de invloed van wettelijke maatregelen en
het dreigement met wettelijke maatregelen
wordt zoowel in de Leeuwarder als in de Maas
trichter rede afgeleid, dat de ondernemers hoe
langer hoe meer worden gebracht tot overleg
met hun arbeiders.
En dit is naar mijn rneéning van beide rede
voeringen de meest kenmerkende gemeenschappe
lijke karaktertrek: dat beide sprekers met nadruk
aanbevelen, dat dat overleg met de arbeiders moet
worden gevoerd door tusschenkomst
van de vakvereenigingen.
De weg naar het hart der ar
beiders loopt over het verstan
dig inzicht der
vakvereenigingsleiders," zoo drukt Prof. de Vooys het uit.
R eik den voormannen van de
vakvereenigingen der arbeiders
de h a n d," zegt Mr. Philips. Tracht hen
te overtuigen waar z i j dwalen en
luister met aandacht naar wat zij
van hun kant U te zeggen hebben.
Ondenkbaar i's het toch niet, dat
g ij zelf hier of daar nog in oude
vooroordeelen z o u d t kunnen vast
zitten. G ij beschouwt die v a k v e
reenigings leider s eigenlijk als be
taalde r u z i e s t u k e r s. Werk er door
verstandig optreden toe ni e d e, er
gaandeweg betaalde v r e d e s t i c
ht e r s v a n te m a k e n."
* *
*'
1 Deze nieuwe mentaliteit spreekt niet alleen uit
deze redevoeringen. Zij blijkt ook uit het overleg,
dat op initiatief van Mr. Philips door zijn organisatie
geregeld met de leiders van de vakvereenigingen der
arbeiders wórdt gevoerd. Dat overleg is met succes
bekroond voor zoover het betrof de oprichting van
bedrij f s ver een i gingen, ter uitvoeringvan
de Ziektewet, de organisatie van den dienst van
fabrieksartsen, terwijl op dit oogenblik
over samenwerking bij de uitvoering van veilig
heidsvoorschriften wordt onderhandeld^
Ook de wetgever en de overheid beginnen er'
hoe langer hoe meer van doordrongen te worden,
dat regeling door ondernemers en arbeiders te
zamen in onderling overleg, de voorkeur verdient
boven wettelijke maatregelen uitgevoerd door
ambtenaren. (
Het programma van de nieuwe regeering, dat
spreekt van de instelling van bedrijfsraden,
de v e r b i n d e n d v e r k l ari n g v a n col
lectieve ar bei d s'o v ere enk o m s t e n
en de r e'O r g a n i s a t i e der so.ciale
verzekering gaat in verschillende opzich
ten ongetwijfeld in deze richting zelfs verder,
dan de meeste ondernemers bereid zullen zijn
te gaan. Hoe deze nieuwe wettelijke maatre
gelen er zullen uitzien, valt op dit oogenblik nog
niet te zeggen, Te hopen is in ieder geval» dat zij
het uit eigen initiatief geboren overleg van de
organisaties van ondernemers en arbeiders niet in
het keurslijf van wettelijke voorschriften zullen
trachten te persen.
..." *?*;'?.
Men meent dikwijls, dat de politici, wier
werk zich voor een belangrijk deel wel tot het tot
stand brengen van wettelijke maatregelen moet
bepalen, alles van de tusschenkomst van wet
gever en overheid verwachten. Dat is gelukkig
lang niet altijd het geval. Ook de wetgever n de
overheid beginnen er zich/ hoe langer hoe meer,
van bewust te worden, dat zooveel, als mogelijk
is, aan de ondernemers en arbeiders moet worden
overgelaten. ' '
Niet lang geleden was ik in de gelegenheid bij
INHOUD :
1. Mr. A. C. Josephus Jitta, De sociale vrede.
2. Dr. Jan Romein, China en Rusland.
3. Johan Braakensiek, MacDonald in Amerika
Prof.Dr.C. F. A.vanDam.EenSpoarufc/ieComedia.
4. L. J. Jordaan, Partjsche notities.
5. Gustav Stresemann L. J. Jordaan, Rusland
en Engeland.
6. Dr. R. Feenstra. Tikblaadjes.
7. Constant van Wessem. Muziek Mr. H. Scholte,
Qua Vadis? Mr. Frans Coencn, Kroniek.
9. B. J. Douwes, Montessori-critiek.
10?11. Theo van Doesburg, Fransche schilderkunst.
12. Dr. A. Perdeck, Een nieuw boek van Uptoh
Sinclair Dr. Joh. Tielrooy, Fransche boeken.
13. H. G. Cannegieter. Een Nedert. studie-centrum
te Parijs.
15. C. A. Klaasse, Duitschland betaalt Beursspiegel.
16. C. M.. Journalistiek.
17. Lou Llchtveld, Ingemaakte muziek Wybo
Meyer, Een blijde boodschap.
18. Melis Stoke, Een speelfilm; Rijm?Nessuno,
Kaleidoscoop.
19. Jantje's Kladschrift. AHda Zevenboom's
croquante croquettes Charivaria.
20. Cel 2, Telefoon.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Joh.Braakensiek, De slag in het StortemeIk.
Vraaat steeds Bonbons
naam
te wonen, hoe een politicus par excellence, Mgr.
Nolens, een lesje gaf in dat opzicht aan de ver
tegenwoordigers van een aantal organisaties van
?werkgevers en werknemers.
I: Het geval deed zich voor in een commissie
uit den Hoogen Raad van Arbeid, aan welke de
zware taak was toebedeeld, een praeadvies uit te
brengen o verfde beste inrichting van een wet tot
bestrijding van de werkloosheid. Gedurende ver
scheidene uren'werd daarover gediscussieerd, zonder
dat de partijen sporen van toenadering vertoonden.
Op een gegeven oogenblik maakte de voorzitter
van de, commissie, Mgr. Nolens, een einde aan de
breedvoerige beschouwingen. Hij verklaarde de
vergadering te zullen schorsen en haar eerst over
zes weken te zullen voortzetten. Hij sprak tevens
de verwachting uit, dat in dien tusschentijd de ver
tegenwoordigers van werkgevers en werknemers
zouden pogen het onderling eens te worden, zoodat
de hulp van 'den wetgever niet groot zou behoeven
te zijn. En hij eindigde zijn peroratie met de ver
klaring, dat hij aan beide partijen als richtsnoer
meegaf: die verstandige woorden, die dat oude
.vrouwtje onlangs heeft gesproken bij de manoeu
vres in Limburg."
Natuurlijk keek iedereen den voorzitter verbaasd
aan, want niemand onzer kende die verstandige
woorden. Toen vertelde Mgr. Nolens de volgende
anecdote.
Tij dens de manoeuvres in Limburg keerde een oud
vrouwtje zwaar beladen met een grooten
takkenbos naar huis terug. Zij werd bijna omver geloopen
door een jong, kwiek officier, die op manoeuvre
was en haar vroeg: Heb je den vijand ook gezien?"
Wie, wat," vroeg het oude vrouwtje.
,^De vijand, de vijand," herhaalde de officier
ongeduldig. , .
De vijand," zei dat oude vrouwtje, ,,de vijand;
zouden jullie niet liever
probeeren het samen eens te worden?"
Die verstandige woorden van datYmde vrouwtje
bij de manoeuvres in Limburg lijken mij een
practisch richtsnoer te zijn bij het,ontwerpen van
maatregelen ter bevordering van den socialen
vrede.
A. C. JOSEPHUS JITTA