De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 12 oktober pagina 2

12 oktober 1929 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

rqene eèkbl ?^?^-^^^^?« ? ii ? ? ^ . -^?^?_ ? ' 1 . V ' " <? ^ f ^^^^ vooir Nederland Sinds meer dan vijftig /MT aan da spits der weeJdbladen . . . ." ONDER HCX)FDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHÜS JITTA Redacteuren: H, BRUGMANS, L. J. JORDAAN, M. KANN EN TOP NAEFP. Secretaris der Redactie: C. P. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C. Alom verkrijgbaar OPGERICHT IN 1877 No. 2732 ZATERDAG 12 OCTOBER 1929 G i e s s e n -N i e u w k e r k door Jhr. Mr. G. W. van der Does , DE naam Giessen?Nieuwkerk doet natuurlijk in de eerste plaats de gedachten verwijlen bij het lot van hen, die waarschijnlijk onschuldig vele jaren in gevangenschap doorbrachten. Doch het is onze plicht in deze bijdrage te trachten in plaats van bij de betrokken personen onze gedachten te bepalen bij de lotgevallen van de Godin Justitia .zelve, ten einde te onderzoeken welke fouten zich in haar eeredienst hebben geopenbaard en in hoe verre deze zijn te verbeteren. Het eerste, wat dan in het oog springt, is de totaal verschillende mentaliteit, waarmede deze zaak vroeger, en. waarmede zij thans werd onderzocht. Intusschcn valt het ook hier niet moeilijk de een heid der tegendeelen te construeeren, want beide geestesgesteldheden spruiten inderdaad voort uit een algemeen euvel der menschelijke natuur. Te Dordrecht, en misschien ook te 's-Gravenhage, is alles behandeld in de bij voorbaat geves tigde overtuiging, dat Klunder.en Theunissen de -daders waren en heeft men alle feiten bezien in het licht dier reeds bij voorbaat gevestigde overtuiging; te Amsterdam is hetzelfde geschied, behoudens dat men daar van de omgekeerde praemisse uitging. Met Prof. Simons in het Weekblad van het Recht Achten wij de wijze, waarop de rechercheur de Jong t<- Amsterdam behandeld werd, ondanks 's mans vele fouten, .weinig geschikt om de waarheid op te sporen, en met Prof. van Oven in het Juristenblad hebben wij ons verwonderd over.de wijze, waarop te Amsterdam aan de verdachten werd toegestaan een ieder te interrumpeeren en allen uit te schelden, die iets voor hen nadeeligs durfden te verklaren. En men meene niet, dat het te Amsterdam alleen op het einde en na uit de verhooren verkregen indruk in dien geest ging. Den eersten dag werd Mr. Kronenberg, Substituut-Officier van Justitie te Dordrecht, verhoord. De rechtbank aldaar had na het vonnis teruggave van den hamer aan Kroon gelast. Mr. Kronenberg verklaarde echter zeker heidshalve den hamer maar ten parkette te hebben gehouden (blijkbaar hebben de Kroons zich niet om teruggave aangemeld). Het is een groot geluk, -dat Mr. Kronenberg dit gedaan heeft, want .tot voordeel van de verdediging kon de identitiet van ?den thans aanwezigen hamer nu redelijkerwijs niet meer worden betwist. Niet aldus echter de fungeerend president, die den getuige toevoegde: En als nu eens vernietiging van den hamer bevolen was, dan hadt U dat misschien wel ge daan?" Volgens de kranten verslagen oogstte de f uugeerend president hiermede luid gelach, welk feit (indien bedoelde verslagen, juist zijn) tevens eenig licht verschaft over den toon, waarop deze presidiale interruptie werd geplaatst. Deze wijze van behandeling (het bovenstaande is slechts een greep uit de vele voorbeelden) is in -wezeüdezelfde als die, welke Klunder en Theu nissen te Dordrecht hebben ondergaan. Indien de bedoeling van de zitting was geweest op de Dordtsche heeren het door sommigen nog steeds geroemde vérgeldmgsbeginsel toe te passen, dan waren der gelijke opmerkingen van den fungeerend president zeer ter snede. Ons komt het echter voor, dat het doel der zitting was de schuld of onschuld der ver dachten vast te stellen. En aan dat doel zijn der gelijke interrupties, die een bezwarend getuige bij voorbaat in een hoek dringen en bespottelijk maken, natuurlijk niet dienstig. Misschien voert men ons tegen, dat, al moge volkomen objectiviteit wenschelijk zijn geweest. men van niemand in zoo'n zaak volkomen beheersching van zijn menschelijke gevoelens mag eischen. Doch indien dat zoo is, dan hadden wij deze gevoelens zich liever zien uiten in den vorm van leed over de methoden in naam der justitie ge bruikt, dan in een vorm, die de dagbladen-noopte hun verslagen met de woorden gelach" en ,,ap plaus" te doorspekken. In de verslagen trekt het ook de aandacht, dat de fungeerend president eenige malen spreekt van het ..Amsterdamsche Hof" in plaats van, zooals gebruikelijk, te zeggen ..het Hof". Is deze ietwat nadrukkelijke toevoeging een uitvloeisel van een geestesgesteldheid, die een onderscheid gevoelt tusschen de rechterlijke macht te Amsterdam en elders? Het schijnt niet? onaanuomeleijk. dat er iets van dien aard bestaat. Reeds vroeger kregen wij den indruk, dat er te Amsterdam (terecht of ten onrech te) de overtuiging heerscht. dat de verdachten er objectiever worden behandeld en de wetsbepalingen te hunnen voordeele beter worden nageleefd dan in het algemeen in andere plaatsen. Heeft het Amsterdamsche Hof hieraan thans eens uiting willen geven? Indien dit zoo mocht zijn, is het begrijpelijk, dat men te Amsterdam de gelegenheid niet wilde doen voorbijgaan op dit feit te wijzen juist bij de behandeling van een zaak, welke de groot u gevaren van intimititie der getuige i i>n saboteering van de verdediging in het licht stelt. Amsterdam is een stad, die als geestelijke eenheid een bijzondere plaats in ons land inneemt en de rechterlijke macht in de hoofdstad schijnt daarop geen uitzondering te maken. In het eerste deel van deze beschouwing hebbeu wy doen uitkomen, dat wij geen. onverdeelde bewonderaars zijn van de wijze, waarop deze zaak te Amsterdam is behandeld. Wat het te Amsterdam' gewezen arrest betreft, de redenen voor de vrij spraak schijnen ons inderdaad zeer klemmend. Doch in plaats van de daaraan ,.ten overvloede" toegevoegde beschouwingen, speciaal van het laatste deel dier beschouwingen, had evon goed kunnen worden geconstateerd, dat er ook nog eenige punten in het duister zijn gebleven, Wy willen echter niet verhelen, dat de in vroegere instanties 'gemaakte fouten, met name die te Dordrecht, veel ernstiger, zijn en de minder juiste Amsterdamsche reactie weliswaar niet billijken, doch wel eenigszins verklaren. De Hooge Raad bUjft hier geheel buiten. Hij toch heeft niet alleen het re visie-verzoek toege staan, doch de zaak ook verwezen naar Amster dam, terwijl juist verwijzing naar n der minder drukke hoven in de provincie verwacht was. Het is kinderlijk te veronderstellen, dat de Hooge Raad dit feitelijk tegen eigen wil en uit'vrees vóór 's heeren Rooböl's toorn gedaan heeft. Welke de vroeger gemaakte fouten zijn geweest, deze zullen wij niet meer in den breede uitspinnen. Men kent ze uit de dagbladen. Dat een ondergeschikt politieman tevens een ongeschikt politieman kan zijn en blindelings alles DE GROENE AMSTERDAMMER Prijs per jaargang ?10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 Cent. Advertentlëa ?0.75 per regel. Postgiro 72880, Oem.-Qiro O 1000. INHOUD: 1. Jhr. Mr. O. W. van der Does, Giessen-Nieuwkerk. 2. Dr. Jan Romein, China en Rusland. 3. Prof. Dr. H. Brugmans, Boekbespreking Joh. Braakensiek, Domineesdiagnose. 4. Top Naeff, Dramatische Kroniek Joh. Tielrooy, Fransche boeken. 5. Dr. P. van Olst, Wetenschappelijke varia L. J. Jordaan, Nederland, land der vrijheid. 6. Dr. R. Feenstra, Tikblaadjes. 7. Dr. Jac. P. Thijsse, Vit de Natuur?Mr. Frans Coenen, Kroniek. 9. S. de Vries Jzn., Montessori-vertrouwen. 10?11. PJasschaert, Schilderkunst. ' 12. Mr. H. Scholte en C. van Wessem, DrieStuiverS'Opera. 13. L. J. Jordaan, Bioscopy. 15. C. A. Klaasse. Claims. 16. A. M. Buis, N. Duitsche boeken. 17. Otto Van Tussenbroek, Toegepaste Kunst. 18. Lou Lichtveld, Concerten in gevaar? Alida's croquante croquetjes. , 19. Jantje's Kladschrift. Melis Stoke, De geruischlooze stad Rijm. 20. Cel 2, Telefoon Charivaria. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, MacDonald en Hoover bij het kampvuur. De beschaafde smaak Vraagt Bonbons R/NGER5 £et op c/en naam tracht te verwringen op xijn eenmaal opgevatto denkbeelden, de getuigen bedreigt, verklaringen voor hen redigeert, enz. enz., zal nooit geheel zijn te voorkomen. Ons wetboek belast echter met de vervolging een Officier van Justitie en mot de leiding van het onderzoek een rechter-u ommissaris als waarborg voor redelijkheid en objectiviteit. Zoo bepaalt het de wet, doch in deze zaak is hier het omgekeerde geschied. De ondergeschikte had de leiding, speciaal de rechter-commissaris schijnt meer een figurantenrol te hebben vervuld. Doch wel hooft hot Openbaar Ministerie kunnen goed vinden, de rapporten van zijn ondergoschikte(?), de Jong, voor de verdedigers geheim te houden, zoodat deze in do,n blinde bleven rondtasten. En dan spreekt men nog van een eerlijken strijd tusschen OrM. en verdediging t Wat echter de rechters en raadsheeren betreft, die indertijd de veroordeelende vonnissen hebben gewezen, hier rijst de vraag in hoeverre zij iets hebben geweten, of hebben kunnen weten van. de wijze, waarop de getuigen zijn bewerkt; een vraag, welke waarschijnlijk voor een groot deel ontken nend moet worden beantwoord. Wel blijkt hier weder van de preventieve hech tenis misbruik te zijn gemaakt om de gewenschte verklaringen te verkrijgen. Ten slotte hebben wij uit de verslagen niet kunnen vaststellen of de voor de verdediging ge heim gehouden rapporten van rechercheur de Jong wel aan de rechters en raadsheeren, die de veroordeelende i vonnissen wezen, onderhands zijn overgelegd. Misschien zal in de Tweede Kamer hierover nog licht wórden ontstoken. Zoo iets, dan is dit wel van belang. , ;-i l; t \ 5 V 1: ?f 'J: . (Vervolg op pag. 3)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl