Historisch Archief 1877-1940
.T» '.'?
l
F. £. van Uytvanck Portret van den heer H. v. T.
Val. van l'ytvanck, In
De Bron". Den- Haag
In iedere generatie van schilders en
teekenaars zijn er altijd weinige maar'
is er toch altijd een tweetal, of is er een
eenling, die de lusten en lasten van het
psychologisch portret op zich neemt,
als^de hoofdzaak voor zijn werk, «als
het meest openbare doel van zijn leven.
Indertijd waren dat Veth en,
Haverman, de teekenaars, toen kwam Toorop
op, eu blon%«uit, en stierf, nu heeft
Van Uytvanck die lusten en lasten
tot zijn deel gekozen. Ik bedoel,
om zuiver te praecizeeren, niet hier
mee, dat in de genoemde perioden
anderen ook niet, en soms zelfs niet een
voortreffelijk psychologisch portret
schilderden of teokenden, maar dat
gold hun toch niet als hoofddoel van
hun bestaan, noch was hun wezen op
kenmerkende wijs daarheen gericht.
E
A. Colnott \alentijn E<t. van \Jytvanck, \saacson.
Jan Heyse, ArendHendriks, Lodeizen,
Sal. Meijer, i, Lith,Nieweg
A. Colnot
Stilleven
En deze psychologische portrettisten
zoeken naar den grootsten buit voor hun
potlood en voor hun penseel, en dat
zijn de Intelligenties;" zij maken
ook andere, die op andere manier
vooraanstaan, maar zelf intelligent
zoeken zij de intelligenten, die zij soms,
eu hoe groot zijn zij dan niet zelf, op
daemonischen trant kunnen doen
leven: hemel en aarde van het leven
vereenen zij dan. Een portretschilder
of een portretteekenaar is anders dan
de landschapschilder; hij moet be
wuster (dat is niet daórom grooter
wezen) want de intelligenten die hij
schildert, zyn ook bezitters van veler
lei bewustheid.
De portretten van. Van Uytvanck
in den kunsthandel ,,de Bron", zijn
uit de laatste jaren (27, 28, 29). Ze zijn
geteekend; van belang is dus hoe Van
Uytvanck deze techniek in het werk
openbaart; in korte gebogen lijnen,
schreef ik reeds een tijd geleden, geeft
hij den afgebeelde. Hij geeft ter
bepaling van het psychologisch wezen
van dezen af geheelden natuurlijk de
kop, dan de romp als steun en drager
van het hoofd, d'armen en de handen
natuurlijk, terwijl de beenen bij Van
Uytvanck minder in tel blijken. Maar
hij geeft, en dat is zeer juist begrepen,
ook de kleedij; bij de wezentlijken
onzer krijgt en geeft de kleedij toch
sterk den uitdruk van ons innerlijk
yrezen. Hij bepaalt het volumen zou ik
willen schrijven, zooveel mogelijk
lineair; daardoor houden de groote
teekeningen op het witte papier iets
klaars en opens.
Nog iets is mogelijk bij den
portrettist; hij kan een voorkeur hebben
voor een sexe, de vrouw, den man kan
hij bij voorkeur zoeken of het beste
weer-geven, of hij kan, verijld van.
begrip, en zooals wij dat soms
zien, haast sexelooze figuren geven,
mannen dan bij voorkeur, die toch
van engelen de blanke heiligheid
missen. Van Uytvanck Js als
portrettist algemeen; nu.lukt een vrouw hem
wel, dan weer goed een man; hij
is niet^geneigd zich» op te sluiten,
hij, en "dat is van den intelligente,
gaat voor niets uit den weg, zoo het
psychologisch een verschijnsel is, o*
een verschoning, een phaenomeen.
Wij zien dat hier. Hij teekent zoowel
de verkleede tooneelspeelster Else,
Mauhs in l'Aiglon, als den deftigen
Hollander; hij teekent den dichter
Slauerhoff met scherp-gepunter toe
wijding dan den danser; hij wordt
guller als hij een landgenoot (o, bloed
dat gaat!) kan teekenen dan wanneer
hjj Verkade weergeeft als den
tooneeldirecteur; hij is levendig en wat
canailleus als hij (No. 4 der tentoon
stelling) een hongaareche? ons doet
zien; hij iswijd-uty van teekening als
hij een fel type weergeeft met haar
schelle oogen (uit 29) ;hg kon feller
definieeren bty Tussenbroek (Harry);
de schedel daar is geen curieuse doos
genoeg geworden; mj teekent handen
afzonderlijk, en dat is natuurlijk voor
een begrijpend bootser, zoowel als
dat hij eenvoudig maar niet plomp
een kind kan teekenèn.
Deze tentoonstelling toont ons
Van Uytvanck als een begaafde
beschaafde, en met het wat koele soms,
Schilderkunstkromk door A. Plasschaert
A. Colnot
dat de' iuteligentie (die de
heden uit de grooter onbewusth«-(i
doet kristal liseeren) dikwijls h >e
Hij kan echter óók openbaar v
gevoel zijn. Iets echter vond ik n
gaarne meer in hém: een pun'i?
indringen, een zilter accent; ik t
hem liever nu en dan scherper.
dat kan hij zijn.
Colnot, lilj Hofstee Deel mi
te Amsterdam
Deze tentoonstelling was, Vco
door de bloemstukken-stillevens,
verrassing voor mij in dien zin, c
ik hier een Colnot.van rijker coloral
vond en van deftiger grootte dan ik
hem gewend was. Ik wist, dat
kleur hij zeker soms niet ondeftig k
wezen, maar dat die kleur in sommi
landschappen te zwaar kon -worden,
eer troebel, hoewel hij de groote t«
derheid kon begrijpen van een'
schauwden weg: ik wist, dat hij
groote impressionistische (hoe natun
lijk den Hollandschen schilder) t
vens fijn en zeker kon schakeeren,
Stilleven
bruinen naast en na bruinen, maar ik
xag hem. /.elden zóó- zeker van zijn
grootten, zóó vol in zijn kleurenbouw,
en: met in zijn kleuren stuiken gloed,
«Is hij hier in do bloemstukken is;
zoo ernstig in de schildering van een
dorpsgedeelte ten tweede en allicht in
een boschweg. En wanneer'ik, na deze
verrassing bekend te hebben, moet
-raan tot wat het meest aanleiding was
tot deze verrassing, dan zou ik met de
bloemstukken stillevens moeten
beginnen, zooals de zonnebloemen
(Xo. 3) en het stilleven met de zonne
bloemen Weer, met de appelen, met de
ilonkre kleine flesch. Enals ik dan nog
<>en onderscheid zou willen maken
tusschen déze twee, dan zou ik het grootste
als poluphonisch-rijk kunnen stellen
tegenover het kleinere als eenvoudig
i'ijk. Bij deze zou ik de andere stille
vens kunnen voegen: dat met de gele
vaas, waar oranjes niet geheel-en-al
samenklinken; dat van de tulpen
voor een raam, dat der appels op het
wit servet, dat met de blauwe vaas,
dat met de roos, om hierbij te voegen
een dorpsgedeelte, waar de kleuren
hun gloed weerhielden tot grooter,
inniger bekentenis.
Colnot is een der nieuwe
Hollandsche impressionisten. Hij behoort tot
de coloristen, die wy in dit tijdvak
vinden, waar een natuurlijke
schilderlust zich uit in een groot ryk spel van
kleuren, en waar het ten eerste den
schilder als steeds gaat om het levende,
en waar de kleur een dadelijke
beteekenis in zichzelf heeft.
De Brug, Stedelijk Museum,
Arasterdam I
De beschouwers van kunstwerken,
zij zijn als visschers en zij vangen
graag een hun onbekenden visch r
mits deze visch hun verrast, hun ver
wondering opwekt, hun inzicht zich
levend doet bewegen. Zoo'n visch was
voor mij hier niet het werk van
Isaacson. Dit kende ik, waardeerde
ik in vroegere uitingen wellicht eer dan
de anderen, terwijl ik voor een aantal
der latere werken niet die hyperbolen
van eerbied kon vinden,, die sommigen
eigen werden, hoewel zij, en ik meen
niet dat ik mij vergis, mét deze hyper
bolen reeds wat in hun geestelijke
{tmaag zitten als iets on verteerbaars.
Het werk is te ongeregeld en soms te
onzuiver van kleur voor de aesr
thetische hyperbool of voor de hyper
bool van 't hart. Noch is die visch
Jan Heysë's werk. Wij zijn wezens
van bloed, vol bloed, en wij .willen
schilderijen vol bloed, al is dat nog
zoo sterk-geperst in een haast niet te
breken vorm. En Avaar is het bloed
bij Heyse ? Het is of het werk meer'
en meer leeg wordt van zulk bloed.
en of het leven de vormen verlaat,
tJij ziet hier, dat volhardende ijver
alleen niet ten hemel, tot het
wezentlijk werk kan voeren, noch dat kunde
of koele beschaafdheid het eindelijk
loon zich verwerft. Want kunde is er
toch in, willigheid van de hand, en
beschaafdheid, die het
tezichtbaardoen vermijdt. Is Arend Hendriks'
werk dan de 'verwachte visch ? Zóó
de waereld van hout was, zouden wij
hier een waren timmerman of beeld-'
snijder hebben, maar de waereld. is
nog iets anders, groote bewegingen
gaan van haar uit, en ongekende
teederheden waaien, standaarden, op
haar tinnen. Js Lodeizen die visch,
of Halomon Meyer of Nieweg? Het
werk van Lodeizen heeft minder
klaarte dan schraalte. Dat komt duide
lijk uit op deze tentoonstelling, wier
inrichters begrepen, dat alleen een
getal schilderijen van n maker,een
voldoend begrip van de krachten
van zijn wezen kunnen geven. Dat
ervaart ge eveneens bij Hal. Meyer die
meer geduld heeft dan innigheid, en
? die' uiterst zelden, zeer zelden, een
schilderij maakt, wat nu de Gele
brug van hem wel is. Nieweg ver
toont hier gelukkig niet die koppen,
waarvoor hij de plotselingheïd van
den hartstocht mist en missen zal.
Hij is, zooals hij op zijn best kan
zijn, wat innig-vertellend; kleürzeker
in de reeks potten, naar d'eigen
natuur in de sneeuw" maar is
hij niet ietwat lijzig? Hij is de visch
dus evenmin. Maar er zijn er toch,*die
( 3
?
< *
?rV. E. van Uytvanck Else Mauhs als het Arendsjong
wat van den verwachten visch hebben.
Het werk van Hnbcrt v<in Lilh, 'de
Tors, heeft kracht zelf* buiten het
brons om.
Er is daar spanning van aandoening.
drift die schiep een visch !
F.lse
Het hierbij gereproduceerde portret
van de tooneelspeelster^Else Mauhs
als De Hertog van Keichgtadt in
..Het Arendsjong" van Rostand is
door Valentijn Edgar van Uytvanck
vervaardigd in opdracht van het ge
meentebestuur van Amsterdam.
Het is de bedoeling dit schilderij.
nadat het in den Haag en in Amster
dam (in deze laatste stad in liet
Stedelijk Museum op de tentoonstel
ling van de N. S. B.) is geëxposeerd,
een plaats te geven in den
Amsturdamschen stadsschouwburg.
A. Colnot
Stilleven