De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 12 oktober pagina 7

12 oktober 1929 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

.T» '.'? l F. £. van Uytvanck Portret van den heer H. v. T. Val. van l'ytvanck, In De Bron". Den- Haag In iedere generatie van schilders en teekenaars zijn er altijd weinige maar' is er toch altijd een tweetal, of is er een eenling, die de lusten en lasten van het psychologisch portret op zich neemt, als^de hoofdzaak voor zijn werk, «als het meest openbare doel van zijn leven. Indertijd waren dat Veth en, Haverman, de teekenaars, toen kwam Toorop op, eu blon%«uit, en stierf, nu heeft Van Uytvanck die lusten en lasten tot zijn deel gekozen. Ik bedoel, om zuiver te praecizeeren, niet hier mee, dat in de genoemde perioden anderen ook niet, en soms zelfs niet een voortreffelijk psychologisch portret schilderden of teokenden, maar dat gold hun toch niet als hoofddoel van hun bestaan, noch was hun wezen op kenmerkende wijs daarheen gericht. E A. Colnott \alentijn E<t. van \Jytvanck, \saacson. Jan Heyse, ArendHendriks, Lodeizen, Sal. Meijer, i, Lith,Nieweg A. Colnot Stilleven En deze psychologische portrettisten zoeken naar den grootsten buit voor hun potlood en voor hun penseel, en dat zijn de Intelligenties;" zij maken ook andere, die op andere manier vooraanstaan, maar zelf intelligent zoeken zij de intelligenten, die zij soms, eu hoe groot zijn zij dan niet zelf, op daemonischen trant kunnen doen leven: hemel en aarde van het leven vereenen zij dan. Een portretschilder of een portretteekenaar is anders dan de landschapschilder; hij moet be wuster (dat is niet daórom grooter wezen) want de intelligenten die hij schildert, zyn ook bezitters van veler lei bewustheid. De portretten van. Van Uytvanck in den kunsthandel ,,de Bron", zijn uit de laatste jaren (27, 28, 29). Ze zijn geteekend; van belang is dus hoe Van Uytvanck deze techniek in het werk openbaart; in korte gebogen lijnen, schreef ik reeds een tijd geleden, geeft hij den afgebeelde. Hij geeft ter bepaling van het psychologisch wezen van dezen af geheelden natuurlijk de kop, dan de romp als steun en drager van het hoofd, d'armen en de handen natuurlijk, terwijl de beenen bij Van Uytvanck minder in tel blijken. Maar hij geeft, en dat is zeer juist begrepen, ook de kleedij; bij de wezentlijken onzer krijgt en geeft de kleedij toch sterk den uitdruk van ons innerlijk yrezen. Hij bepaalt het volumen zou ik willen schrijven, zooveel mogelijk lineair; daardoor houden de groote teekeningen op het witte papier iets klaars en opens. Nog iets is mogelijk bij den portrettist; hij kan een voorkeur hebben voor een sexe, de vrouw, den man kan hij bij voorkeur zoeken of het beste weer-geven, of hij kan, verijld van. begrip, en zooals wij dat soms zien, haast sexelooze figuren geven, mannen dan bij voorkeur, die toch van engelen de blanke heiligheid missen. Van Uytvanck Js als portrettist algemeen; nu.lukt een vrouw hem wel, dan weer goed een man; hij is niet^geneigd zich» op te sluiten, hij, en "dat is van den intelligente, gaat voor niets uit den weg, zoo het psychologisch een verschijnsel is, o* een verschoning, een phaenomeen. Wij zien dat hier. Hij teekent zoowel de verkleede tooneelspeelster Else, Mauhs in l'Aiglon, als den deftigen Hollander; hij teekent den dichter Slauerhoff met scherp-gepunter toe wijding dan den danser; hij wordt guller als hij een landgenoot (o, bloed dat gaat!) kan teekenen dan wanneer hjj Verkade weergeeft als den tooneeldirecteur; hij is levendig en wat canailleus als hij (No. 4 der tentoon stelling) een hongaareche? ons doet zien; hij iswijd-uty van teekening als hij een fel type weergeeft met haar schelle oogen (uit 29) ;hg kon feller definieeren bty Tussenbroek (Harry); de schedel daar is geen curieuse doos genoeg geworden; mj teekent handen afzonderlijk, en dat is natuurlijk voor een begrijpend bootser, zoowel als dat hij eenvoudig maar niet plomp een kind kan teekenèn. Deze tentoonstelling toont ons Van Uytvanck als een begaafde beschaafde, en met het wat koele soms, Schilderkunstkromk door A. Plasschaert A. Colnot dat de' iuteligentie (die de heden uit de grooter onbewusth«-(i doet kristal liseeren) dikwijls h >e Hij kan echter óók openbaar v gevoel zijn. Iets echter vond ik n gaarne meer in hém: een pun'i? indringen, een zilter accent; ik t hem liever nu en dan scherper. dat kan hij zijn. Colnot, lilj Hofstee Deel mi te Amsterdam Deze tentoonstelling was, Vco door de bloemstukken-stillevens, verrassing voor mij in dien zin, c ik hier een Colnot.van rijker coloral vond en van deftiger grootte dan ik hem gewend was. Ik wist, dat kleur hij zeker soms niet ondeftig k wezen, maar dat die kleur in sommi landschappen te zwaar kon -worden, eer troebel, hoewel hij de groote t« derheid kon begrijpen van een' schauwden weg: ik wist, dat hij groote impressionistische (hoe natun lijk den Hollandschen schilder) t vens fijn en zeker kon schakeeren, Stilleven bruinen naast en na bruinen, maar ik xag hem. /.elden zóó- zeker van zijn grootten, zóó vol in zijn kleurenbouw, en: met in zijn kleuren stuiken gloed, «Is hij hier in do bloemstukken is; zoo ernstig in de schildering van een dorpsgedeelte ten tweede en allicht in een boschweg. En wanneer'ik, na deze verrassing bekend te hebben, moet -raan tot wat het meest aanleiding was tot deze verrassing, dan zou ik met de bloemstukken stillevens moeten beginnen, zooals de zonnebloemen (Xo. 3) en het stilleven met de zonne bloemen Weer, met de appelen, met de ilonkre kleine flesch. Enals ik dan nog <>en onderscheid zou willen maken tusschen déze twee, dan zou ik het grootste als poluphonisch-rijk kunnen stellen tegenover het kleinere als eenvoudig i'ijk. Bij deze zou ik de andere stille vens kunnen voegen: dat met de gele vaas, waar oranjes niet geheel-en-al samenklinken; dat van de tulpen voor een raam, dat der appels op het wit servet, dat met de blauwe vaas, dat met de roos, om hierbij te voegen een dorpsgedeelte, waar de kleuren hun gloed weerhielden tot grooter, inniger bekentenis. Colnot is een der nieuwe Hollandsche impressionisten. Hij behoort tot de coloristen, die wy in dit tijdvak vinden, waar een natuurlijke schilderlust zich uit in een groot ryk spel van kleuren, en waar het ten eerste den schilder als steeds gaat om het levende, en waar de kleur een dadelijke beteekenis in zichzelf heeft. De Brug, Stedelijk Museum, Arasterdam I De beschouwers van kunstwerken, zij zijn als visschers en zij vangen graag een hun onbekenden visch r mits deze visch hun verrast, hun ver wondering opwekt, hun inzicht zich levend doet bewegen. Zoo'n visch was voor mij hier niet het werk van Isaacson. Dit kende ik, waardeerde ik in vroegere uitingen wellicht eer dan de anderen, terwijl ik voor een aantal der latere werken niet die hyperbolen van eerbied kon vinden,, die sommigen eigen werden, hoewel zij, en ik meen niet dat ik mij vergis, mét deze hyper bolen reeds wat in hun geestelijke {tmaag zitten als iets on verteerbaars. Het werk is te ongeregeld en soms te onzuiver van kleur voor de aesr thetische hyperbool of voor de hyper bool van 't hart. Noch is die visch Jan Heysë's werk. Wij zijn wezens van bloed, vol bloed, en wij .willen schilderijen vol bloed, al is dat nog zoo sterk-geperst in een haast niet te breken vorm. En Avaar is het bloed bij Heyse ? Het is of het werk meer' en meer leeg wordt van zulk bloed. en of het leven de vormen verlaat, tJij ziet hier, dat volhardende ijver alleen niet ten hemel, tot het wezentlijk werk kan voeren, noch dat kunde of koele beschaafdheid het eindelijk loon zich verwerft. Want kunde is er toch in, willigheid van de hand, en beschaafdheid, die het tezichtbaardoen vermijdt. Is Arend Hendriks' werk dan de 'verwachte visch ? Zóó de waereld van hout was, zouden wij hier een waren timmerman of beeld-' snijder hebben, maar de waereld. is nog iets anders, groote bewegingen gaan van haar uit, en ongekende teederheden waaien, standaarden, op haar tinnen. Js Lodeizen die visch, of Halomon Meyer of Nieweg? Het werk van Lodeizen heeft minder klaarte dan schraalte. Dat komt duide lijk uit op deze tentoonstelling, wier inrichters begrepen, dat alleen een getal schilderijen van n maker,een voldoend begrip van de krachten van zijn wezen kunnen geven. Dat ervaart ge eveneens bij Hal. Meyer die meer geduld heeft dan innigheid, en ? die' uiterst zelden, zeer zelden, een schilderij maakt, wat nu de Gele brug van hem wel is. Nieweg ver toont hier gelukkig niet die koppen, waarvoor hij de plotselingheïd van den hartstocht mist en missen zal. Hij is, zooals hij op zijn best kan zijn, wat innig-vertellend; kleürzeker in de reeks potten, naar d'eigen natuur in de sneeuw" maar is hij niet ietwat lijzig? Hij is de visch dus evenmin. Maar er zijn er toch,*die ( 3 ? < * ?rV. E. van Uytvanck Else Mauhs als het Arendsjong wat van den verwachten visch hebben. Het werk van Hnbcrt v<in Lilh, 'de Tors, heeft kracht zelf* buiten het brons om. Er is daar spanning van aandoening. drift die schiep een visch ! F.lse Het hierbij gereproduceerde portret van de tooneelspeelster^Else Mauhs als De Hertog van Keichgtadt in ..Het Arendsjong" van Rostand is door Valentijn Edgar van Uytvanck vervaardigd in opdracht van het ge meentebestuur van Amsterdam. Het is de bedoeling dit schilderij. nadat het in den Haag en in Amster dam (in deze laatste stad in liet Stedelijk Museum op de tentoonstel ling van de N. S. B.) is geëxposeerd, een plaats te geven in den Amsturdamschen stadsschouwburg. A. Colnot Stilleven

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl