Historisch Archief 1877-1940
GROENE AMSTERDAMMER VAN 26 OCTOBER 1929
No. 2734
LITERATUUR
door Israël Querido
Doolhof *>
GÓÉD is Dolf. In alle opzichten goed. Als
ongelukkige echtgenoot en als ongelukkige
minnaar zeer ontroerend. (<oed is zijn echtgenoote
Toosje. Buitengewoon goed zelfs en met moordende
objectiviteit dooisehouwd. Het
pathologisch-grillige werd meesterlijk in deze vrouw gegeven.
Toosje, de artiste, die altijd haar betere Ik
toelonkt met hachelijke knipoogjes, is, ik zou willen
zeggen, vlijmend-clinisch gezien; gezien als patiënt,
als kunstenares, als mislukte moeder en als
tyrannische echtgenoote, die idiote ,,scones" maakt
«n het leven van Dolf met haar wispelturige aan
vallen, haar hysterische vlagen en haar psychische
onevenwichtigheid totaal verpest. Ook in Toosje's
verhouding tot Alma, een vrouwelijke hoofdfiguur
uit Doolhof", werd zij zeldzaam scherp en inner
lijk waar weergegeven. Van dit frivole,
koendoorgronde hysterische creatuur, kunnen
theoretisch-bekwame psychiaters veel leeren. Ook in
zulke tragische schepselen vindt een ophooping
van giftige" stoffen plaats, een
intoxicatiepsychpse, die alleen door ziels-ontleding en diepte
psychologie van den kunstenaar kan worden ver
klaard. Niet door het aetiologisch-physisch te
beschrijven, maar door het psychische ziektebeeld
te herscheppen.
Toch heeft in dit boek een min of meer tenden
tieuze probleemstelling plaats gevonden. Geeft
het mér toespitsing van. typen dan karakter
ontledingen; mér het lyrisch-bespiegelende dan
het strak-straffe en sterk-inwendige. Het zijn
moderne problemen uit het vrouwenleven, dooi
de schrijfster zich zelf ter oplossing gesteld en hier
en daar van hinderlijk oververnuft begeleid. Haar
sterke en zuivere kunstonaars-persoonlijkheid ver
lost echter de vraagstukken van minderwaardige
tendenzen.
Het samengesteld probleem ia dit boek, geldt
vier ongetrouwde vriendinnen (dames tusschen
de dertig en veertig), die in n huis bij elkaar
wonende, werkzaam zijn als leerares, verpleegster,
advocate, onderwijzeres, en toch hunkeren naar
man en gezin. De schrijfster wilde nu geven felle
inwerking van dit vergeefsch verlangen, op karak
ters en levenshouding. De gevallen" worden tot
boeienden roman gemaakt door het
in-den-kringopnemen van een getrouwde vriendin, die hoewel
tien jaar gelukkig" gehuwd, het verlangen naar
iets nieuws begeert te beleven met Dolf, den
ongelukkig-gehuwden Vriend van haar man.
In het boek dringen aan alle kanten problemata
van gevallen" naar voren. Zulke gevallen kunnen
over een grootere menschengroep wel voor
komen, maar in dezen roman worden ze in een té'
eng levenskader op elkaar geperst. Zóó
bijeengekneld en brokkelig ontstaan caricaturale
liefdesgeschiedenisjes, door vreemd-verwrongen
sexualiteit beheerscht. Alleen knapheid van de schrijfster
houdt de gevallen" buiten belachelijke onwaar
schijnlijkheid.
Allereerst het psychologische talent van Agnes
Maas-Van der Moer. Juist in dezen wirwar van
karakterproblemen komt haar zielsbeeldend ver
mogen, zoo sterk uit, al beschikt zij hoofdzakelijk
over de',,psychologie van het masker". Daar is
Kitty, een der werkende vrouwen, die in haar
levenstaak, zonder man toch geen vervulling
vindt. Haar verlief d-halsstarrige fratsen zijn
rheumatisch. Ook haar verdrongen gedachten en daden
erotomanisch. Kitty is een stikdonker doolhof !
En toch is het innerlijk-hysterisch-verwarde,
zinsbègoochelende, zelfmisleidende, met meesterschap
en zónder weeke objectiviteit gegeven. Het probleem
Kitty werd, hoe ook, opgelost in den mensch Kitty.
Daar is het geval Bep,?let wel, ik zeg: het
geval Bep, en ik moet zeggen: de mensch? Bep.
Ook dit geval" Bep wordt door het
psycholotfisch-insnijdende talent van de schrijfster tot een
smartelijk-begeerend ,,raensch"-Bep gemaakt.
Daar is het geval Ix?t (in stilte verliefd op Erik).
Even,-?re- d, in den aanvang van het boek,?hou
je je hart vast; denk je: hemeltje, als dat maar geen
kletsroman, en als Let maar geen
vrije-vrnuwencultuur-praatster, een ongetrouwd-trouwe tegen?
over een ge'trouwd-ontromve.. . ... enfin een
vroui ? ? - ? . .
:i ? ? .' ' '
*) ^Doolhof't door Ayneti Maas?-van der Moer,
UÜy. ,.Mij. voor, Uocde en, Goedkoopc factuur'',
AmsUrdam.
wenleven-verhaal wordt met kil-verzonnen typen,
bijeengescharreld voor de strekking. Het boek,
in zijn geheel, gelukkig, vernietigt deze vrees. Maar
Let blijft een akelig-theoretisch geval, niet alleen
als Mr., maar ook als onvermurwbare
debatteerster over vrouwenkies- en .andere rechten. Ze
is een reeks half-uit gewerkte stellingen gebleven
met een element van menschelijkheid.
Het geval Jo, de nuchtere" verpleegster (in
stilte verliefd op Dolf), is onmiddellijk raak. Ook
hier blij kt het psychologisch vermogen van de schrijf
ster levenwekkend. Hoe scherp, nijpend, diep en
koen doorziet Agnes Maas-van der Moer de vrouw
in haar' versmoorde of verminkte begeerte naar den
man. We mogen ons geen oogenblik door antipa
thieën tegen figuren in een verhaal lat en leiden.
Het is niet de vraag, of Kitty (meta-psychologie
in een vrouwleven-probleem) op zichzelve een
weerzinwekkend schepsel werd in zure liefde
voor^zooveel jongere mannen, het is alleen vraag,
of de schrijfster diep en zuiver in de kern van zulk
een zelfmisleidend en schriel oud-meisjes-binnen
ste kerfde. Ik zeg dit met nadruk, wijl bij beoor
deeling van antipathieke figuren in een. roman, vele
lezers dezulken óók als creatie verwei-pen en. met
deze verwerping het talent van schrijver of schrijf
ster volkomen miskennen.
In de karakteriseering van malle Kitty, in de on
uitstaanbare, ongetrouwde-juf f
rouw-op-rijperenleeftijd, toont 'de schrijfster minstens even veel
gaven als in de uitbeelding van robuste, eerlijke,
oprechte en rondborstige Jo, verpleegster, die
levende werkelijkheid werd in Doolhof".
De vrouwelijke-hoofdfiguur,. Alma, is ook inner
lijk inderdaad een probleem. Normale vrouwen
zullen dit experimenteeren van Alma met een
nieuwen man en tegen alle conventie in, verfoeien.
Moralisten zullen er tegen krijten. Het is een zot,
brutaal boekengeval, een verwerpelijk uitdenksel.
Doch alle gestamp en geschreeuw brengt Agnes
Maas-van der Moer niet van de kook. Zij wil nu
eenmaal (eigenlijk lokt Erik het zelf uit!), de
gelukkig-gehuwde vrouw laten experimenteeren, in
haar verlangen naar iets nieuws; naar nieuwe
emotie; emotie die zich onthult als Erregung, als
een soort van sexueele nieuwsgierigheid. Zy laat
Alma experimenteeren (verstijfde, romantiek) met
een ongelukkig-gehuwden vriend van haar man
en het resultaat is: remming van lusten en vage
aandriften. Alweer, oppassen ! Geen lezer mag zich
door het amoreele, het problematische van het
gestelde geval laten intimideeren. Alle psychische
levenstoestanden en uitingen zijn mogelijk. Vraag
slechts: op welke wijze brengt de kunstenaar ze
tot innerlijke werkelijkheid. Nu moet ik eerlijk
verklaren dat Alma, ondanks veel fijns, veel aristo
cratisch raffinement in haar vrouwelijke natuur,
na Let het minst tot realiteit is gebracht. De inner
lijkheid van haar drang-motieven wordt niet ver
klaard, al blijkt het geval" ook met scherpe,
psychologische onafhankelijkheid uitgewerkt.
Een vrouw, die na een tienjarig gelukkig- huwelijk
tegenover een begaafd en edel" echtgenoot (Erik),
wenscht te experimenteeren met een anderen
man, alleen uit verlangen naar iets nieuws, is a
priori al, door psychische verwarring (hysterische
aandoeningen), door iets diep-inwendigs gekrenkt
en gestoord. In zulk een experimenteer-drift had
allén een meedoogenloosFreudianisme, een psycho
analytische doorgronding van den libido licht
kunnen brengen. Doch men voelt in het
Almageval eensdeels de schaamtelooze dame, ander
deels do apollittisch-moreele vrijbuitster. > Alma
behoudt in het heele boek iets
mannequinachtigskils, deernisloos, iets? onwezenlijks, al noemt zij
zichzelve maitresse" van Dolf. Soms onthult
Alma even prachtig-menschelijke trekjes, maar
dadelijk stollen ze weer tusschen haar kil-statige
distinctie. Ze leeft telkens bijni! Alma kletst ook
te veel. Ze is erg praatziek en betoog-zwatelaarster,
t<5 zelfbewust in haar onbewustheid.
Dolf reageert prachtig, schoon ook deze, met
zijn liefde-vurigheid en zijn, handelingen,
onverklaarbaar-vulgair blijft tegenover Erik, den debat
versiaander van Let. Juist daarom hooft de schrijf
ster Erik, den man van Alma, in Doolhof" zoo
schimachtig gegeven. Nu kunnen we het gedrag
van Dolf tegenover Erik nauwelijks doorschouwen
en nog minder veroordeelen. Want we zien Erik
heelemaal niet! Wat d.e schrijfster ons van hem
opdringt.... is ongeloofelijk hoog en objectief,
fabelachtig nobel, maar mist alle meuschelijkhfid.
Erik werd niet eens een geval"; slechts eenine
leuter-pagina's betoog!
De wijze waarop Alma zich van Dolf ontdoet, is
zóó hardvochtig dat we dit kil-beschaafde
karakU-inog onbegrijpelijker en onwaarschijnlijker gaan
vinden. Alma's weerzin van den burgerman"
Dolf, krijgt door haar breken met hem, een geheel
stompzinnige, ónpsychologische wending. Dit wordt
geen experiment, maar kwellende vivisectie.
Het schrijftalent van Agnes Maas- van der Moer
is niet in een enkel woord te karakteriseeren.
Dezevrouw schrijft vaak zuiver en heel innig. Haar
ontvankelijkheid voor de natuur is groot. Ze voelt
atmospherisch zeer fijn. Ze kan nu en dan pracht
stemmingen oproepen. Maar soms ook schrijft ze
schriel, onnoozel, gebrekkig, zeer slordig, en is
«riets stunteligs in den zinsbouw. Een gevaar
vouideze schrijfster, levert haar
allegoriseerend-dichterlijke of symboliseerende stijldrift op. Wanneer
Alma, aan het slot van het boek een dunnen
den" omhelst en haar hoofd legt tegen den stam.
dan is dat nog lieve, elegische malligheid. Maar
wanneer Alma vervolgt,.... haar borst tegen den.
icarmen stam gaat drukken en het leek of er in den
boom een hart was dat tegen het hare klopte, of de
den bezield werd, o/ vanuit deze sensatie zich alles.
bezielde om haar heen,".... dan zeggen we: halt
mevrouw, deze cosmische ontroering overmant u
tézeer. Gij kunt er geen woorden voor vinden.
Die gij wél vindt, zijn dwaasheden. Men kan zich
dicht bij het hart der dingen gevoelen, op
veleoogenblikken, in de natuur. Maar dit gevoelen, uit
zich zóó poover-pantheistisch niet. Toch is, wat
op deze lyrische inalligheden volgt, van een
diepe, innerlijke, hartstochtelijke
levens-teedeiheid. Trouwens, telkens verrast Agnes Maas-van
der Moer door haar schrijfwijze, door haar eigen
zien. Er bestaat werkelijke eenheid tusschen spheer
en menschen in haar boek.
Het voortreffelijkst van al de vrouwen is echter
Toosje, de vrouw van Dolf. Ook Dolf, in zijn
levensarmoe en zieligheid, in zijn kracht en zwakheid,
werd zeer waar en diep-smartelijk gebeeld.
Het tragische in het boek is met het psycholo
gische sterk verweven. Bep, in haar snerpendeu
trots, als ze weigert den man te aanvaarden.
dien zij^liefheeft, maar van wien zij achteraf be
merkt dat hij haar tot vrouw vraagt, alleen wijl
hij op dit moment geen ander krijgen kan, is iu
haar eenzaamheid, haar stille hunkering, de g
kerfd-tragische figuur. Prachtige pagina's ziju
haar ontluisterde jeugdromantiek ontwrongen.
Hoe diep en verbluffend-objectief Agnes
Maasvan der Moer kan doordringen in de min of
meeiabnormale vrouw, blijkt niet alleen uit haar
creatie Van liefde-hongerige, neurose-lijdster Toosje,
de vrouw van Dolf, maar even sterk uit libidineuze
Kitty, in wie de auto-erotische hunkering een orga
nisch lijden wordt. Zoodra het
krullerig-betoogende, het probleem-stellingachtige van de figuren.
wegvalt en ze van hun. eigen vrouwelijke wezen uit,
beginnen te reageeren, te handelen en te spreken,
staan we tegenover menschen, geheel van binnen
uit doorzien.
De bouw van het boek is rammelend en het
verdeelmgsplan der figuren springerig. We worden te
vaak van het eene milieu in het andere gejaagd,
zonder dat we hiervan de,noodzakelijkheid ervaren.
Er zijn allerlei leege opvulsels. Langs
bepaald»kruislijnen vinden gebeurtenissen plaats, doch de
figuren diéwe op deze kruispunten denken te
zullen ontmoeten, blijven weg. Plots wordt eeiL
heel belangrijke figuur naar een achterste, en een.
onbelangrijke naar een voorste plan geschoven.
Een grillig spel van compositie, doch niet om
licht en donker, noch een hoogere eenheid in de
groepeeringen. Er blijft soms iets dilettanterigs
in de conceptie, in de doorwerking, in de
plauverdeelingen. De structuur is een geïmproviseerde»
«?en tévoorloopige. .
Toch weiger ik meer aanmerkingen te maken.
Omdat we, in de gelukte gedeelten van ..Doolhof"
een inrierlij k-tragische onthulling van vrouwen
zielen vóór ons krijgen, zooals die in i ons .land.
slechts schaarsch gegeven is.
BRANDBLUSSCHER
HOLLANDIA
SPANJAARD J.C2
2734
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 26 OCTOBER 1929
Radio en Grammofoon
Edison en de nieuwe muziek
door Lou Lichtveld
FABRIEK ESPAMA
UTRECHT
EVEN belangrijk als de Edison in
wien men het Licht van deze
eeuw personüieert, even belangrijk
komt mij de Edison voor, die op
middellijke wijze en toch hoe
direct de bloei eener nieuwe
muziek voorbereidde en bevorderde.
Ik spreek thans geheel van het stand
punt van den producent, en laat alle
belangrijke aanwinsten inzake de
re-productie hier buiten beschouwing.'
Hoe vrij en snel en licht de artis
tieke fantasie ook is, zij is begrensd,
zooals de geheele menschelijke geest
begrensd is. Onze muzikale fantasie
kent eensdeels de meest onbeperkte
vrijheid, voorzooverre het de
vormfantasie betreft, losgemaakt van elke
concrete muzikale voorstelling. Maar
zoo gauw de componist zich eenige
muziek ,,gehoord" wil denken, en
aldus zijn fantasie omzet tot schep
ping, tot iets waarvan de realisatie
tenminste denkbaar is zoo gauw
trekt hij ook zijn fantasie binnen een
enge begrenzing, binnen de beperkte
physische en physiologische mogelijk
heid, ja zelfs in een nog beperkter
gebied: dat van de tot op heden slechts
produceerbare klank.
Buiten alle theoretische beschou
wing om, heeft de geschiedenis ook
altijd bewezen dat de compositie
gelijken tred hield me,t de meest
uiteenloopende inventies op muzikaal
gebied. Naarmate er door nieuwe
mechanismen nieuwe
klankmogelijkhedcn ontstonden, naar die mate
werden de grenzen van des kunste
naars fantasie wijder en wijder
ver1 egd, en met de uitbreiding van
apperceptiemateriaal steeg automa
tisch ook de behoefte tot het benutten
van de nieuwe mogelijkheden.
Slechts zelden is het de musicus
die de nieuwe mogelijkheden vindt;
hij is veeleer degene die nieuwe aan
wendingswij zen bedenkt. Hij i's for
meel inventief, maar materieel feitelijk
bij uitstek conservatief.
Deze complementeerende tegenstel
ling geeft ook de juiste verhouding weer
van Edison, ten opzichte van de
nieuwe muziek. Hy bracht uitbreiding
van het tonale materiaal door het
aanwendbaar maken van een geheele
serie nieuwe klanken, met name de
door electriciteit voortgebrachte toon,
en de door electriciteit veranderde
toonkwaliteit; voorts door de langs
grammófonischen weg gemodificeerde
klank en de langs grafischen weg
op de grammofonische plaat te
construeeren nieuwe klanksoort. Dit
laatste is een consequentie die
MoholyNagy getrokken heeft uit Edison's
vinding. Men is tot nu toe nog niet
verder gekomen dan wat proefne
mingen, maar het principe staat
intusschen vast: het téekenen van
geluidstrillingen kan het ontstaan
geven aan klanken die a priori niet
door het gehoor w-erden geconcipieerd.
Bedenk eens even welk eeA mogelijk
heden dit opent!
Dan zijn er Theremin's constructies
van 'nagenoeg alle bekende tonen en
toonkwaliteiten, plus een aantal nog
onbekende, door'middel van gefixeer
de interferenties, d.i. het afstemmen
van de, Mexicaansche hond. Deze
vinding berust weer zijdelings op. de
lampen," zoodat langs deze' schakel
ook Edison's gloeilamp-vinding aan
de nieuwe muziek diensten heeft
bewezen.
Het is waar, dat de moderne com
ponist nog weinig of niet deze nieuwe
mogelijkheden heeft toegepast. Maar
dat gebeurt ook altijd met de noodige
traagheid, en de groote instrumentale
vindingen van de vorige eeuw, bij
voorbeeld op het gebied der blazers,
zijn ook nog lang niet alle benut, laat
staan uitgebuit. Doch het staat vast
dat de actueele componisten en de
toondichters van de toekomst alle
nieuwe tonale en instrumentale mor
gelijkheden op den duur wel zullen
benutten, temeer waar zulk een
verloop altijd reeds de historische
gang van zaken geweest is.
Reeds heeft Schönberg in zijn
theorie over de klankkleur-melodie de
idee geopperd, dat de ontwikkeling
van een melodische lijn niet alleen
binnen de coördinaten van
toonaf standen en dynamiek behoef de te ge
schieden, maar dat ook de
klank-kleurverscheidenheid, de nieuwe »>clu'0'
matiek" in de ware zin van dit
woord, een factor dient te .s orden
in de ontwikkeling van de melodische
gedachtengang. En de muzikale
pvactijk staat reeds dichter bij de ver
wezenlijking hiervan, dan de meesten
vermoeden. .14.
Simplistisch voorgesteld, verhoudt
zich de heele toedracht dezer dingen
zoo: de kunstenaar is de ziener, de
weter, maar hij zit in een afgesloten
en duistere kamer. Een technicus
ontsteekt het licht; hoe of waarmee,
dat doet er niet toe. En nu eerst kan
de kunstenaar verder zien, aan zijn
gedroomde, ongrijpbare vormen een
gestalte geven. Hij heeft altijd het
mechanisme noodig, om zijn fantasie
tot "werkelijkheid te maken, terwijl
omgekeerd de aanwezigheid eener
mechanische mogelijkheid voedsel
verschaft aan zijn fantasie.
In de nauwe kamer der muzikale
mogelijkheden heeft Edison een nieuw
licht ontstoken, en de komende be
wonderaars van een nieuwe muziek
zullen hem mér dank weten, dan wij
thans verschuldigd zijn aan. een
Hebenstreit, een Malzel of een Sax.
Want welke groote vindingen er m de
naaste toekomst nog zullen komen,
zij zullen berusten op het dienstbaar
maken van de electriciteit voor klank
vorming en klank-omvorming, of op
de omzetting eener grafische voor
stelling in klank.
En wie anders dan Edison heeft
hier de theorie in practijk gebracht '.
andere reproducten, voor de toekomst
«?en richtsnoer aan te geven voor de
juiste interpretatie van zijn werk.
Stravinsky heeft de opname van
zijn composities dan ook zelf geleid
en geen moeite en studie gespaard,
om door telkens en telkens over-doen
eindelijk opnamen te verkrijgen, die
hij werkelijk als modellen kon er
kennen. De opnamen van zijn Chant
du rossignol" hebben bewezen dat hij
reeds een uitstekend resultaat wist te
bereiken, en dat hij ook op dit gebied
onder de componisten een v»>organger
is (evenals op het gebied der auto
matische pianistiek), en dat hij een
fijn oor heeft voor de grammofonische
mogelijkheden.
Thans brengt Columbia in drie
platen (L 2173, 2174 en 2175) bijna
de geheele Petrouchka-suite, in een
werkelijke geperfectioneerde opname,
die bij het gebruik van harde naalden
het realistische effect zeer zuiver
nabij komt. Enkele deformaties zijn
opvallend, zooals die van de piano,
welke in sommige passages een ge
wichtige rol heeft, en die op de re
cords meer het celesta-timbre nabij
komt. Maar de totale klank heeft er
geen schade door geleden, temeer
daar Strawinsky door een uitstekend
afwegen der blazers-groepen vooral
in het laatste deel der zes opnamen
=? een harmonisch geheel wist te
bereiken, dat door geen concert
uitvoering kan worden overtroffen.
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR
DEEEDACTIE IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE GROENE
AMSTERDAMMER", KEIZERS
GRACHT 333, AMSTERDAM.
Moissi declameert
Columbia heeft ook nieuwe belang
stelling gevraagd voor het nog teveel
verwaarloosde terrein der
tooneelspelers en voordrachtskunstenaars.
Een viertal opnamen van Alexander
Moissi (Colombia 10073 en 117C«)
zijn echte verrassingen geworden.
ten eerste al omdat het altijd een ver
rassing is, wanneer een declamator
ook phonogeniek blijkt, iets even
/oldzaams als een tooneelspeler die
echte filmtalenten vertoont, en ten
tweede omdat deze opnamen ber
haupt tot de beste onder de
spreekplaten behooren. Moissi declameert
Goethe's Erlkönig met een zoo rijke
en teekenachtige stemplastiek,
Andersen's Sprookje van de Prinsen op
deErwt met een zoo zuivere en over
tuigende intonatie, dat het gebaar
en de actie hier even gemakkelijk
gemist worden, als de stem in het
gebarenspel van de goede film.
Verhaeren's Novemberwind, in de goede
vertaling van een ongenoemde, wordt
tezamen gegeven met de
Paaschklokken-monoloog uit Faüst, waarbij
Moissi in spreekstem zulk een
mei-kwaardig effect krijgt door de zachte
begeleiding van een gemengd koor.
Welke muziek hiervoor gebruikt is,
Avordt jammer genoeg ook niet ver
meld. Een onvolledig etiket is nog
steeds een van de meest voorkomende
fouten van de beste platen.
Stellig zullen er nu wel meer
Moissirecords volgen, want deze opnamen
zijn onder de spreekplaten de waar
dige tegenhangers van Strawinsky's
orkestplaten.
eens de kt»orwei'ken van
hedendaaysche landgenooten aan de beurt
komen. Articulatie-tekorten Van een
koor komen bijna altijd eens zoo sterk
aan het licht bij de grammofonische
opname. En ook de plaat van Bel
Canto heeft dit tekort. Maar daar
tegenover staat de groote soepelheid
waarmede vele gelijktijdige melodieën
worden uitgevoerd, en de zuiverheid
van dit koor. Van al onze
Nederlandsche gemengde koren heeft Bul
Canto zeer zeker de eer dezer
vereeniging het meest verdiend.
Dan zijn er de opnamen van
tw<->.onzer meest gevierde sopranen:
VJMJliederen van mevrouw
NoordewierKeddingius, en eenige oratorium
fragmenten, gezongen door Jo Vincent.
Van mevrouw Noordewier bezaten.
wij reeds opnamen, die echter absoluut
geen juist beeld gaven van haar zang
kunst. Thans heeft zij eohter schitte
rend revanche genomen. Zij zong eea
van de prachtige liederen met f
luitbegeleiding van Albert Koussel, Ciel. .
aer et veus", en een oud
provenraalsch kerstlied (Columbia D 1583f>)
die evenals het vorige lied begeleid
wordt door haar zoon, den fluitist
van het Concertgebouw. En zang, n
fluitspel komen buitengewoon go^d
over, zoodat deze opnamen om zich
zelve, en als zeldzame voorbeelden
van mevrouw Noordewier's
phonogenetische kwaliteiten de aandacht ver
dienen. De twee liederen van Schubeit
(D 15838) die zij met orgelbegeleiding
van Anton van der Horst zong,hebb«'ii.
gelijke kwaliteiten, terwijl de orgel
begeleiding die niet geheel juist het
piano-accompagnement hier vervangt»
wel veel beter gereproduceerd wordt
dan met de oorspronkelijke
klaviermuziek het geval zou zijn.
Jo Vincent zong met orgelbege
leiding, jammer genoeg in plaats van.'
de origineele orkestbegeleidingen, de
aria ,.Höre Israël" uit Mendelssohn's
Elias" (Columbia D 17212) en
Handel's ..Onibra mai fu" dos a do«
met het door een viool
aangedikt^Ave Maria van CJounod (D 172111
wat nog weer eens een keer jammer i.<.
Maar de stem van Jo Vincent, die
grammofonisch nog honderd procent
gewonnen heeft, trekt meer de aan
dacht dan de muziek die zij zingt. Die
stem is nog meer geëigend voor deze
reproductie dan die van mevrouw
Noordewier. En met groote verwach
ting zien wij dan ook eens composi
torisch volwaardige platen tegemoet
van deze zangeres die alle kansen
heeft een Nederlandsche
grammofoonster van de eerste grootte te worden.
NIEUWE PLATEN
Htrawlnsky-recorils
HET zijn de moderne componisten,
die uitteraard het grootste ver
trouwen in, de grammofoon gesteld
hebben. En van al de
avant-gardcmannen heeft gee.n zich zoo enthou
siast getoond als Igor StraWinsky.
Onlangs nog, in een interview van de;
Nouvelles Litteraires, heeft hij ver
klaard de grammofoon als het middel
bij uitstek te beschouwen, waardoor
de componist in staat z<m zijn do
eigen zienswijze van het eigen werk
vast te leggen, en aldus, zonder te'.
kort te doen aan de opvattingen van
IXederlamische opnamen
Ook het aantal Nederlandsche pla
ten groeit gestadig aan, en het is ook
weer Columbia die van deze steeds
een groot aantal fourneert. Zoo heeft
het Amsterdamsche a-capella-koor Bel
Canto, dat onder leiding van Alphons
Vranken, reeds jaren lang voorbeeldige
Palestrina-uitvoeringert geeft, thans
ook een auditie voor ''den recorder
bestaan. Het koor zong Palestrina's
motet Sicut .servus" (uit Psalm 42)
'en Sweelinck's Psalm 13S. (Columbia
I) 1711)3). Dit laatste is dus de opname
van een Nederlandsch werk in een
Nederlandsche uitvoering. Vooralsnog
iets zeldzaanis, totdat misschien ook
ABONNEMENTSPRIJS
van ..De Groene Amsterdammer"
per jaar. bij vooruitbetaling
franco per post:
Voor Nederland . . . f 10.
Ned.-lndiëp/mail . 13.50
»,'..?? p/zeepost
ab. binnen Europa
uitgezonderd:
,, Engeland-ltalië- .1
Zwitserland. . j
,, Amerika . . . .
,, Zuid-Afrika.
11.50
13.50
13.50
11.50
Postgiro No. 72880
Gemeehtegiro G. 1000
\\
il,