De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 26 oktober pagina 10

26 oktober 1929 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMSTERDAMMER VAN 26 OCTOBER 1929 No. 2734 LITERATUUR door Israël Querido Doolhof *> GÓÉD is Dolf. In alle opzichten goed. Als ongelukkige echtgenoot en als ongelukkige minnaar zeer ontroerend. (<oed is zijn echtgenoote Toosje. Buitengewoon goed zelfs en met moordende objectiviteit dooisehouwd. Het pathologisch-grillige werd meesterlijk in deze vrouw gegeven. Toosje, de artiste, die altijd haar betere Ik toelonkt met hachelijke knipoogjes, is, ik zou willen zeggen, vlijmend-clinisch gezien; gezien als patiënt, als kunstenares, als mislukte moeder en als tyrannische echtgenoote, die idiote ,,scones" maakt «n het leven van Dolf met haar wispelturige aan vallen, haar hysterische vlagen en haar psychische onevenwichtigheid totaal verpest. Ook in Toosje's verhouding tot Alma, een vrouwelijke hoofdfiguur uit Doolhof", werd zij zeldzaam scherp en inner lijk waar weergegeven. Van dit frivole, koendoorgronde hysterische creatuur, kunnen theoretisch-bekwame psychiaters veel leeren. Ook in zulke tragische schepselen vindt een ophooping van giftige" stoffen plaats, een intoxicatiepsychpse, die alleen door ziels-ontleding en diepte psychologie van den kunstenaar kan worden ver klaard. Niet door het aetiologisch-physisch te beschrijven, maar door het psychische ziektebeeld te herscheppen. Toch heeft in dit boek een min of meer tenden tieuze probleemstelling plaats gevonden. Geeft het mér toespitsing van. typen dan karakter ontledingen; mér het lyrisch-bespiegelende dan het strak-straffe en sterk-inwendige. Het zijn moderne problemen uit het vrouwenleven, dooi de schrijfster zich zelf ter oplossing gesteld en hier en daar van hinderlijk oververnuft begeleid. Haar sterke en zuivere kunstonaars-persoonlijkheid ver lost echter de vraagstukken van minderwaardige tendenzen. Het samengesteld probleem ia dit boek, geldt vier ongetrouwde vriendinnen (dames tusschen de dertig en veertig), die in n huis bij elkaar wonende, werkzaam zijn als leerares, verpleegster, advocate, onderwijzeres, en toch hunkeren naar man en gezin. De schrijfster wilde nu geven felle inwerking van dit vergeefsch verlangen, op karak ters en levenshouding. De gevallen" worden tot boeienden roman gemaakt door het in-den-kringopnemen van een getrouwde vriendin, die hoewel tien jaar gelukkig" gehuwd, het verlangen naar iets nieuws begeert te beleven met Dolf, den ongelukkig-gehuwden Vriend van haar man. In het boek dringen aan alle kanten problemata van gevallen" naar voren. Zulke gevallen kunnen over een grootere menschengroep wel voor komen, maar in dezen roman worden ze in een té' eng levenskader op elkaar geperst. Zóó bijeengekneld en brokkelig ontstaan caricaturale liefdesgeschiedenisjes, door vreemd-verwrongen sexualiteit beheerscht. Alleen knapheid van de schrijfster houdt de gevallen" buiten belachelijke onwaar schijnlijkheid. Allereerst het psychologische talent van Agnes Maas-Van der Moer. Juist in dezen wirwar van karakterproblemen komt haar zielsbeeldend ver mogen, zoo sterk uit, al beschikt zij hoofdzakelijk over de',,psychologie van het masker". Daar is Kitty, een der werkende vrouwen, die in haar levenstaak, zonder man toch geen vervulling vindt. Haar verlief d-halsstarrige fratsen zijn rheumatisch. Ook haar verdrongen gedachten en daden erotomanisch. Kitty is een stikdonker doolhof ! En toch is het innerlijk-hysterisch-verwarde, zinsbègoochelende, zelfmisleidende, met meesterschap en zónder weeke objectiviteit gegeven. Het probleem Kitty werd, hoe ook, opgelost in den mensch Kitty. Daar is het geval Bep,?let wel, ik zeg: het geval Bep, en ik moet zeggen: de mensch? Bep. Ook dit geval" Bep wordt door het psycholotfisch-insnijdende talent van de schrijfster tot een smartelijk-begeerend ,,raensch"-Bep gemaakt. Daar is het geval Ix?t (in stilte verliefd op Erik). Even,-?re- d, in den aanvang van het boek,?hou je je hart vast; denk je: hemeltje, als dat maar geen kletsroman, en als Let maar geen vrije-vrnuwencultuur-praatster, een ongetrouwd-trouwe tegen? over een ge'trouwd-ontromve.. . ... enfin een vroui ? ? - ? . . :i ? ? .' ' ' *) ^Doolhof't door Ayneti Maas?-van der Moer, UÜy. ,.Mij. voor, Uocde en, Goedkoopc factuur'', AmsUrdam. wenleven-verhaal wordt met kil-verzonnen typen, bijeengescharreld voor de strekking. Het boek, in zijn geheel, gelukkig, vernietigt deze vrees. Maar Let blijft een akelig-theoretisch geval, niet alleen als Mr., maar ook als onvermurwbare debatteerster over vrouwenkies- en .andere rechten. Ze is een reeks half-uit gewerkte stellingen gebleven met een element van menschelijkheid. Het geval Jo, de nuchtere" verpleegster (in stilte verliefd op Dolf), is onmiddellijk raak. Ook hier blij kt het psychologisch vermogen van de schrijf ster levenwekkend. Hoe scherp, nijpend, diep en koen doorziet Agnes Maas-van der Moer de vrouw in haar' versmoorde of verminkte begeerte naar den man. We mogen ons geen oogenblik door antipa thieën tegen figuren in een verhaal lat en leiden. Het is niet de vraag, of Kitty (meta-psychologie in een vrouwleven-probleem) op zichzelve een weerzinwekkend schepsel werd in zure liefde voor^zooveel jongere mannen, het is alleen vraag, of de schrijfster diep en zuiver in de kern van zulk een zelfmisleidend en schriel oud-meisjes-binnen ste kerfde. Ik zeg dit met nadruk, wijl bij beoor deeling van antipathieke figuren in een. roman, vele lezers dezulken óók als creatie verwei-pen en. met deze verwerping het talent van schrijver of schrijf ster volkomen miskennen. In de karakteriseering van malle Kitty, in de on uitstaanbare, ongetrouwde-juf f rouw-op-rijperenleeftijd, toont 'de schrijfster minstens even veel gaven als in de uitbeelding van robuste, eerlijke, oprechte en rondborstige Jo, verpleegster, die levende werkelijkheid werd in Doolhof". De vrouwelijke-hoofdfiguur,. Alma, is ook inner lijk inderdaad een probleem. Normale vrouwen zullen dit experimenteeren van Alma met een nieuwen man en tegen alle conventie in, verfoeien. Moralisten zullen er tegen krijten. Het is een zot, brutaal boekengeval, een verwerpelijk uitdenksel. Doch alle gestamp en geschreeuw brengt Agnes Maas-van der Moer niet van de kook. Zij wil nu eenmaal (eigenlijk lokt Erik het zelf uit!), de gelukkig-gehuwde vrouw laten experimenteeren, in haar verlangen naar iets nieuws; naar nieuwe emotie; emotie die zich onthult als Erregung, als een soort van sexueele nieuwsgierigheid. Zy laat Alma experimenteeren (verstijfde, romantiek) met een ongelukkig-gehuwden vriend van haar man en het resultaat is: remming van lusten en vage aandriften. Alweer, oppassen ! Geen lezer mag zich door het amoreele, het problematische van het gestelde geval laten intimideeren. Alle psychische levenstoestanden en uitingen zijn mogelijk. Vraag slechts: op welke wijze brengt de kunstenaar ze tot innerlijke werkelijkheid. Nu moet ik eerlijk verklaren dat Alma, ondanks veel fijns, veel aristo cratisch raffinement in haar vrouwelijke natuur, na Let het minst tot realiteit is gebracht. De inner lijkheid van haar drang-motieven wordt niet ver klaard, al blijkt het geval" ook met scherpe, psychologische onafhankelijkheid uitgewerkt. Een vrouw, die na een tienjarig gelukkig- huwelijk tegenover een begaafd en edel" echtgenoot (Erik), wenscht te experimenteeren met een anderen man, alleen uit verlangen naar iets nieuws, is a priori al, door psychische verwarring (hysterische aandoeningen), door iets diep-inwendigs gekrenkt en gestoord. In zulk een experimenteer-drift had allén een meedoogenloosFreudianisme, een psycho analytische doorgronding van den libido licht kunnen brengen. Doch men voelt in het Almageval eensdeels de schaamtelooze dame, ander deels do apollittisch-moreele vrijbuitster. > Alma behoudt in het heele boek iets mannequinachtigskils, deernisloos, iets? onwezenlijks, al noemt zij zichzelve maitresse" van Dolf. Soms onthult Alma even prachtig-menschelijke trekjes, maar dadelijk stollen ze weer tusschen haar kil-statige distinctie. Ze leeft telkens bijni! Alma kletst ook te veel. Ze is erg praatziek en betoog-zwatelaarster, t<5 zelfbewust in haar onbewustheid. Dolf reageert prachtig, schoon ook deze, met zijn liefde-vurigheid en zijn, handelingen, onverklaarbaar-vulgair blijft tegenover Erik, den debat versiaander van Let. Juist daarom hooft de schrijf ster Erik, den man van Alma, in Doolhof" zoo schimachtig gegeven. Nu kunnen we het gedrag van Dolf tegenover Erik nauwelijks doorschouwen en nog minder veroordeelen. Want we zien Erik heelemaal niet! Wat d.e schrijfster ons van hem opdringt.... is ongeloofelijk hoog en objectief, fabelachtig nobel, maar mist alle meuschelijkhfid. Erik werd niet eens een geval"; slechts eenine leuter-pagina's betoog! De wijze waarop Alma zich van Dolf ontdoet, is zóó hardvochtig dat we dit kil-beschaafde karakU-inog onbegrijpelijker en onwaarschijnlijker gaan vinden. Alma's weerzin van den burgerman" Dolf, krijgt door haar breken met hem, een geheel stompzinnige, ónpsychologische wending. Dit wordt geen experiment, maar kwellende vivisectie. Het schrijftalent van Agnes Maas- van der Moer is niet in een enkel woord te karakteriseeren. Dezevrouw schrijft vaak zuiver en heel innig. Haar ontvankelijkheid voor de natuur is groot. Ze voelt atmospherisch zeer fijn. Ze kan nu en dan pracht stemmingen oproepen. Maar soms ook schrijft ze schriel, onnoozel, gebrekkig, zeer slordig, en is «riets stunteligs in den zinsbouw. Een gevaar vouideze schrijfster, levert haar allegoriseerend-dichterlijke of symboliseerende stijldrift op. Wanneer Alma, aan het slot van het boek een dunnen den" omhelst en haar hoofd legt tegen den stam. dan is dat nog lieve, elegische malligheid. Maar wanneer Alma vervolgt,.... haar borst tegen den. icarmen stam gaat drukken en het leek of er in den boom een hart was dat tegen het hare klopte, of de den bezield werd, o/ vanuit deze sensatie zich alles. bezielde om haar heen,".... dan zeggen we: halt mevrouw, deze cosmische ontroering overmant u tézeer. Gij kunt er geen woorden voor vinden. Die gij wél vindt, zijn dwaasheden. Men kan zich dicht bij het hart der dingen gevoelen, op veleoogenblikken, in de natuur. Maar dit gevoelen, uit zich zóó poover-pantheistisch niet. Toch is, wat op deze lyrische inalligheden volgt, van een diepe, innerlijke, hartstochtelijke levens-teedeiheid. Trouwens, telkens verrast Agnes Maas-van der Moer door haar schrijfwijze, door haar eigen zien. Er bestaat werkelijke eenheid tusschen spheer en menschen in haar boek. Het voortreffelijkst van al de vrouwen is echter Toosje, de vrouw van Dolf. Ook Dolf, in zijn levensarmoe en zieligheid, in zijn kracht en zwakheid, werd zeer waar en diep-smartelijk gebeeld. Het tragische in het boek is met het psycholo gische sterk verweven. Bep, in haar snerpendeu trots, als ze weigert den man te aanvaarden. dien zij^liefheeft, maar van wien zij achteraf be merkt dat hij haar tot vrouw vraagt, alleen wijl hij op dit moment geen ander krijgen kan, is iu haar eenzaamheid, haar stille hunkering, de g kerfd-tragische figuur. Prachtige pagina's ziju haar ontluisterde jeugdromantiek ontwrongen. Hoe diep en verbluffend-objectief Agnes Maasvan der Moer kan doordringen in de min of meeiabnormale vrouw, blijkt niet alleen uit haar creatie Van liefde-hongerige, neurose-lijdster Toosje, de vrouw van Dolf, maar even sterk uit libidineuze Kitty, in wie de auto-erotische hunkering een orga nisch lijden wordt. Zoodra het krullerig-betoogende, het probleem-stellingachtige van de figuren. wegvalt en ze van hun. eigen vrouwelijke wezen uit, beginnen te reageeren, te handelen en te spreken, staan we tegenover menschen, geheel van binnen uit doorzien. De bouw van het boek is rammelend en het verdeelmgsplan der figuren springerig. We worden te vaak van het eene milieu in het andere gejaagd, zonder dat we hiervan de,noodzakelijkheid ervaren. Er zijn allerlei leege opvulsels. Langs bepaald»kruislijnen vinden gebeurtenissen plaats, doch de figuren diéwe op deze kruispunten denken te zullen ontmoeten, blijven weg. Plots wordt eeiL heel belangrijke figuur naar een achterste, en een. onbelangrijke naar een voorste plan geschoven. Een grillig spel van compositie, doch niet om licht en donker, noch een hoogere eenheid in de groepeeringen. Er blijft soms iets dilettanterigs in de conceptie, in de doorwerking, in de plauverdeelingen. De structuur is een geïmproviseerde» «?en tévoorloopige. . Toch weiger ik meer aanmerkingen te maken. Omdat we, in de gelukte gedeelten van ..Doolhof" een inrierlij k-tragische onthulling van vrouwen zielen vóór ons krijgen, zooals die in i ons .land. slechts schaarsch gegeven is. BRANDBLUSSCHER HOLLANDIA SPANJAARD J.C2 2734 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 26 OCTOBER 1929 Radio en Grammofoon Edison en de nieuwe muziek door Lou Lichtveld FABRIEK ESPAMA UTRECHT EVEN belangrijk als de Edison in wien men het Licht van deze eeuw personüieert, even belangrijk komt mij de Edison voor, die op middellijke wijze en toch hoe direct de bloei eener nieuwe muziek voorbereidde en bevorderde. Ik spreek thans geheel van het stand punt van den producent, en laat alle belangrijke aanwinsten inzake de re-productie hier buiten beschouwing.' Hoe vrij en snel en licht de artis tieke fantasie ook is, zij is begrensd, zooals de geheele menschelijke geest begrensd is. Onze muzikale fantasie kent eensdeels de meest onbeperkte vrijheid, voorzooverre het de vormfantasie betreft, losgemaakt van elke concrete muzikale voorstelling. Maar zoo gauw de componist zich eenige muziek ,,gehoord" wil denken, en aldus zijn fantasie omzet tot schep ping, tot iets waarvan de realisatie tenminste denkbaar is zoo gauw trekt hij ook zijn fantasie binnen een enge begrenzing, binnen de beperkte physische en physiologische mogelijk heid, ja zelfs in een nog beperkter gebied: dat van de tot op heden slechts produceerbare klank. Buiten alle theoretische beschou wing om, heeft de geschiedenis ook altijd bewezen dat de compositie gelijken tred hield me,t de meest uiteenloopende inventies op muzikaal gebied. Naarmate er door nieuwe mechanismen nieuwe klankmogelijkhedcn ontstonden, naar die mate werden de grenzen van des kunste naars fantasie wijder en wijder ver1 egd, en met de uitbreiding van apperceptiemateriaal steeg automa tisch ook de behoefte tot het benutten van de nieuwe mogelijkheden. Slechts zelden is het de musicus die de nieuwe mogelijkheden vindt; hij is veeleer degene die nieuwe aan wendingswij zen bedenkt. Hij i's for meel inventief, maar materieel feitelijk bij uitstek conservatief. Deze complementeerende tegenstel ling geeft ook de juiste verhouding weer van Edison, ten opzichte van de nieuwe muziek. Hy bracht uitbreiding van het tonale materiaal door het aanwendbaar maken van een geheele serie nieuwe klanken, met name de door electriciteit voortgebrachte toon, en de door electriciteit veranderde toonkwaliteit; voorts door de langs grammófonischen weg gemodificeerde klank en de langs grafischen weg op de grammofonische plaat te construeeren nieuwe klanksoort. Dit laatste is een consequentie die MoholyNagy getrokken heeft uit Edison's vinding. Men is tot nu toe nog niet verder gekomen dan wat proefne mingen, maar het principe staat intusschen vast: het téekenen van geluidstrillingen kan het ontstaan geven aan klanken die a priori niet door het gehoor w-erden geconcipieerd. Bedenk eens even welk eeA mogelijk heden dit opent! Dan zijn er Theremin's constructies van 'nagenoeg alle bekende tonen en toonkwaliteiten, plus een aantal nog onbekende, door'middel van gefixeer de interferenties, d.i. het afstemmen van de, Mexicaansche hond. Deze vinding berust weer zijdelings op. de lampen," zoodat langs deze' schakel ook Edison's gloeilamp-vinding aan de nieuwe muziek diensten heeft bewezen. Het is waar, dat de moderne com ponist nog weinig of niet deze nieuwe mogelijkheden heeft toegepast. Maar dat gebeurt ook altijd met de noodige traagheid, en de groote instrumentale vindingen van de vorige eeuw, bij voorbeeld op het gebied der blazers, zijn ook nog lang niet alle benut, laat staan uitgebuit. Doch het staat vast dat de actueele componisten en de toondichters van de toekomst alle nieuwe tonale en instrumentale mor gelijkheden op den duur wel zullen benutten, temeer waar zulk een verloop altijd reeds de historische gang van zaken geweest is. Reeds heeft Schönberg in zijn theorie over de klankkleur-melodie de idee geopperd, dat de ontwikkeling van een melodische lijn niet alleen binnen de coördinaten van toonaf standen en dynamiek behoef de te ge schieden, maar dat ook de klank-kleurverscheidenheid, de nieuwe »>clu'0' matiek" in de ware zin van dit woord, een factor dient te .s orden in de ontwikkeling van de melodische gedachtengang. En de muzikale pvactijk staat reeds dichter bij de ver wezenlijking hiervan, dan de meesten vermoeden. .14. Simplistisch voorgesteld, verhoudt zich de heele toedracht dezer dingen zoo: de kunstenaar is de ziener, de weter, maar hij zit in een afgesloten en duistere kamer. Een technicus ontsteekt het licht; hoe of waarmee, dat doet er niet toe. En nu eerst kan de kunstenaar verder zien, aan zijn gedroomde, ongrijpbare vormen een gestalte geven. Hij heeft altijd het mechanisme noodig, om zijn fantasie tot "werkelijkheid te maken, terwijl omgekeerd de aanwezigheid eener mechanische mogelijkheid voedsel verschaft aan zijn fantasie. In de nauwe kamer der muzikale mogelijkheden heeft Edison een nieuw licht ontstoken, en de komende be wonderaars van een nieuwe muziek zullen hem mér dank weten, dan wij thans verschuldigd zijn aan. een Hebenstreit, een Malzel of een Sax. Want welke groote vindingen er m de naaste toekomst nog zullen komen, zij zullen berusten op het dienstbaar maken van de electriciteit voor klank vorming en klank-omvorming, of op de omzetting eener grafische voor stelling in klank. En wie anders dan Edison heeft hier de theorie in practijk gebracht '. andere reproducten, voor de toekomst «?en richtsnoer aan te geven voor de juiste interpretatie van zijn werk. Stravinsky heeft de opname van zijn composities dan ook zelf geleid en geen moeite en studie gespaard, om door telkens en telkens over-doen eindelijk opnamen te verkrijgen, die hij werkelijk als modellen kon er kennen. De opnamen van zijn Chant du rossignol" hebben bewezen dat hij reeds een uitstekend resultaat wist te bereiken, en dat hij ook op dit gebied onder de componisten een v»>organger is (evenals op het gebied der auto matische pianistiek), en dat hij een fijn oor heeft voor de grammofonische mogelijkheden. Thans brengt Columbia in drie platen (L 2173, 2174 en 2175) bijna de geheele Petrouchka-suite, in een werkelijke geperfectioneerde opname, die bij het gebruik van harde naalden het realistische effect zeer zuiver nabij komt. Enkele deformaties zijn opvallend, zooals die van de piano, welke in sommige passages een ge wichtige rol heeft, en die op de re cords meer het celesta-timbre nabij komt. Maar de totale klank heeft er geen schade door geleden, temeer daar Strawinsky door een uitstekend afwegen der blazers-groepen vooral in het laatste deel der zes opnamen =? een harmonisch geheel wist te bereiken, dat door geen concert uitvoering kan worden overtroffen. VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DEEEDACTIE IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE GROENE AMSTERDAMMER", KEIZERS GRACHT 333, AMSTERDAM. Moissi declameert Columbia heeft ook nieuwe belang stelling gevraagd voor het nog teveel verwaarloosde terrein der tooneelspelers en voordrachtskunstenaars. Een viertal opnamen van Alexander Moissi (Colombia 10073 en 117C«) zijn echte verrassingen geworden. ten eerste al omdat het altijd een ver rassing is, wanneer een declamator ook phonogeniek blijkt, iets even /oldzaams als een tooneelspeler die echte filmtalenten vertoont, en ten tweede omdat deze opnamen ber haupt tot de beste onder de spreekplaten behooren. Moissi declameert Goethe's Erlkönig met een zoo rijke en teekenachtige stemplastiek, Andersen's Sprookje van de Prinsen op deErwt met een zoo zuivere en over tuigende intonatie, dat het gebaar en de actie hier even gemakkelijk gemist worden, als de stem in het gebarenspel van de goede film. Verhaeren's Novemberwind, in de goede vertaling van een ongenoemde, wordt tezamen gegeven met de Paaschklokken-monoloog uit Faüst, waarbij Moissi in spreekstem zulk een mei-kwaardig effect krijgt door de zachte begeleiding van een gemengd koor. Welke muziek hiervoor gebruikt is, Avordt jammer genoeg ook niet ver meld. Een onvolledig etiket is nog steeds een van de meest voorkomende fouten van de beste platen. Stellig zullen er nu wel meer Moissirecords volgen, want deze opnamen zijn onder de spreekplaten de waar dige tegenhangers van Strawinsky's orkestplaten. eens de kt»orwei'ken van hedendaaysche landgenooten aan de beurt komen. Articulatie-tekorten Van een koor komen bijna altijd eens zoo sterk aan het licht bij de grammofonische opname. En ook de plaat van Bel Canto heeft dit tekort. Maar daar tegenover staat de groote soepelheid waarmede vele gelijktijdige melodieën worden uitgevoerd, en de zuiverheid van dit koor. Van al onze Nederlandsche gemengde koren heeft Bul Canto zeer zeker de eer dezer vereeniging het meest verdiend. Dan zijn er de opnamen van tw<->.onzer meest gevierde sopranen: VJMJliederen van mevrouw NoordewierKeddingius, en eenige oratorium fragmenten, gezongen door Jo Vincent. Van mevrouw Noordewier bezaten. wij reeds opnamen, die echter absoluut geen juist beeld gaven van haar zang kunst. Thans heeft zij eohter schitte rend revanche genomen. Zij zong eea van de prachtige liederen met f luitbegeleiding van Albert Koussel, Ciel. . aer et veus", en een oud provenraalsch kerstlied (Columbia D 1583f>) die evenals het vorige lied begeleid wordt door haar zoon, den fluitist van het Concertgebouw. En zang, n fluitspel komen buitengewoon go^d over, zoodat deze opnamen om zich zelve, en als zeldzame voorbeelden van mevrouw Noordewier's phonogenetische kwaliteiten de aandacht ver dienen. De twee liederen van Schubeit (D 15838) die zij met orgelbegeleiding van Anton van der Horst zong,hebb«'ii. gelijke kwaliteiten, terwijl de orgel begeleiding die niet geheel juist het piano-accompagnement hier vervangt» wel veel beter gereproduceerd wordt dan met de oorspronkelijke klaviermuziek het geval zou zijn. Jo Vincent zong met orgelbege leiding, jammer genoeg in plaats van.' de origineele orkestbegeleidingen, de aria ,.Höre Israël" uit Mendelssohn's Elias" (Columbia D 17212) en Handel's ..Onibra mai fu" dos a do« met het door een viool aangedikt^Ave Maria van CJounod (D 172111 wat nog weer eens een keer jammer i.<. Maar de stem van Jo Vincent, die grammofonisch nog honderd procent gewonnen heeft, trekt meer de aan dacht dan de muziek die zij zingt. Die stem is nog meer geëigend voor deze reproductie dan die van mevrouw Noordewier. En met groote verwach ting zien wij dan ook eens composi torisch volwaardige platen tegemoet van deze zangeres die alle kansen heeft een Nederlandsche grammofoonster van de eerste grootte te worden. NIEUWE PLATEN Htrawlnsky-recorils HET zijn de moderne componisten, die uitteraard het grootste ver trouwen in, de grammofoon gesteld hebben. En van al de avant-gardcmannen heeft gee.n zich zoo enthou siast getoond als Igor StraWinsky. Onlangs nog, in een interview van de; Nouvelles Litteraires, heeft hij ver klaard de grammofoon als het middel bij uitstek te beschouwen, waardoor de componist in staat z<m zijn do eigen zienswijze van het eigen werk vast te leggen, en aldus, zonder te'. kort te doen aan de opvattingen van IXederlamische opnamen Ook het aantal Nederlandsche pla ten groeit gestadig aan, en het is ook weer Columbia die van deze steeds een groot aantal fourneert. Zoo heeft het Amsterdamsche a-capella-koor Bel Canto, dat onder leiding van Alphons Vranken, reeds jaren lang voorbeeldige Palestrina-uitvoeringert geeft, thans ook een auditie voor ''den recorder bestaan. Het koor zong Palestrina's motet Sicut .servus" (uit Psalm 42) 'en Sweelinck's Psalm 13S. (Columbia I) 1711)3). Dit laatste is dus de opname van een Nederlandsch werk in een Nederlandsche uitvoering. Vooralsnog iets zeldzaanis, totdat misschien ook ABONNEMENTSPRIJS van ..De Groene Amsterdammer" per jaar. bij vooruitbetaling franco per post: Voor Nederland . . . f 10. Ned.-lndiëp/mail . 13.50 »,'..?? p/zeepost ab. binnen Europa uitgezonderd: ,, Engeland-ltalië- .1 Zwitserland. . j ,, Amerika . . . . ,, Zuid-Afrika. 11.50 13.50 13.50 11.50 Postgiro No. 72880 Gemeehtegiro G. 1000 \\ il,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl