De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 2 november pagina 4

2 november 1929 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 NOVEMBER 1929 No. 2735 SCHILDERKUNST door A. Plasschaert Art! et Amielttae. te Amsterdam. Teekenlngen en Beeldhouw werken. Notitie* Het meest bijblijvende op deze /.eer middelmatige tentoonstelling waren de beeldhouwwerken van Hildo A>o/>, den man met liet paard (met het eigenaardig evenwicht der volumina) en de (ver gulde) beeldhouwer, beide in de figuur en in. het dier romaansch-zwaar gegeven. Wat de teekeningen aangaat deed Li/zy Ansingh zichzelf te kort met enkel het portretje van llarry van Tussenbroek te zenden. Dit is niet voldoende voor haar. Van H. T. Boot was de boerderij met rietpias in dien. eigen, miehter-grijzen toon, die ge meer bij hem vindt. Ooluot was het krachtigst en met de meeste kleur-illusie in zijn Oude Wilgen; Dijkstra's illus traties zijn verwant aan de vroegere cents-prenten, etc. Van Hulshoff Pol had in Het veen (boomen bij water) de meeste stemming, Isaac Israëls. zóó verrassend bij Frederik Muller (bijv. in de vrouw met de shawl) was hier geestig met zijn Javaansche (tegen den witten achtergrond). Monnikendam had in ..de UiUard-academie" gelegenheid zijn lust te vieren dooi veel figuren te geven in velerlei stand. De Dames of te wel de Joffers waven ..fat soenlijk" zooals steeds, maar zij zijn en kunnen meer; natuurlijk en in de eerste plaats Coba Hitsen ia.. Mevrouw Holst?de Meester zond een zeer zwakke teekening'. gemakkelijk overtroffen dooi- Van Uytvanck in zijn Lebeau. al zag ik bij Uytvanck graag wat meer drift, spanning in de lijn. J. Sluyters zond 2 figuren ..gemengd bad", die niet tot zijn beste werken behooren. Wolter was in zijn Haveu dieper van klank dan dikwijls. De Brug. \o% enkele'opmerkingen Pehc was te noemen voor zijn stilleven, Pastei V, waar de kleur meeviel, en voor zijn Hoxit snede I. Van Aart van Dobbenburgh's werk het ie ietwat braaf vermeld ik de veldbloemen en de kalkovens bij Am sterdam. Eekman hoef ik hier niet meer te karakteriseeren, de wijze zijner vlakvulling en de expressie van zijn tragisch figuur heb ik reeds dik wijls behandeld (zie 28, 33,37, 30).Van Heli's Landvolk heeft iets van een kleurige geworden Alma; Hendriks, te houterig, mist de noodzakelijke mild heid. Henriët's landschap met het roode huisje bleef mij bij (92) zóó S. L. Schwarz Naakt opnieuw van Isaacson de zeei-oovers ('95) en Abraham (uit '08), en van Nanninga de sneeuw (1*72). Toon Rae~ decker's beeldhouwwerk is te loven om den vrouwekop (met het sterk bolle voorhoofd) en zeker om de Man en Bok. Schaaf's zelfportret is wat onzeker en heeft te veel romantisch pathos, Teixeira de Mattos was verrassend slecht in het portret van mevrouw van Uytvanck (hoe kwam hij daartoe) en niet bizonder in de mannefiguur (en hij kan bizonder zijn !) Karel van Veen, een Veerenaar als Heyse, heeft meer leven dan deze, maar hij heeft toch te zorgen dat hij zulk leven niet ver speelt; wat hebben wij aan enkle keurigheid hij ia te goed voor 't verstarren. De vrouw in BRANDBLUSSCHER HOLLANDIA SPANJAARD8.CS FABRIEK CSPAMA UTRECHT Toegepaste Kunst in Straatverlichting door Wybo Meyer De aCMthetischc resultaten van «Ie lichtweek DE Kroiiiek"-schrijver van dit weekblad heeft eenige weken geleden al bij voorbaat geweeklaagd over het komende ..lichtfestijn.'' Hij had benauwende visioenen van drommen vaalgrauwe menschen-gezichten, starend naar allerlei leelijks, dat veel beter heel of half verborgen had kunnen blijven en dat nu meedoogemoos te kijk was gezet. Ik geloof niet, dat die sombere perspectieven hem heelemaal werkelijkheid geworden /.ijn, al zouden wij niet graag Amsterdam altijd zóó felbelicht zien, we hebben toch ook niet een zucht van opluchting geslaakt toen het afgeloopen was. Maar toen de redactie nxij vroeg om deze nabe schouwing, sprak van ,..toegepaste kunsty"' en van ,.aesthetische resultaten," toen zat ik er toch even mee. Want dat is nu weer een ander uiterste. En ik heb mij even afgevraagd of het lichtbad, waarin wij ons een week lang hebben gebaad den naam van toegepaste ,,/VMH*<" wel verdiende. Dit zij allerminst bedoeld als een kleineering van de prestaties der ontwerpers. Zij hadden een zware en ondankbare taak. Want zij wisten dat het leeuwen-aandeel der te oogsten lof niet was weggelegd voor- hen de bouwkundigen maar voor hun licht-technische collega's. En ze wisten ook, dat de publieke critiek haar oordeel zoowel overdag als des avonds vellen zou. En het resultaat ? Er zullen niet velen geweest zijn, die hebben gedacht dat de zuilen van het Damrak, het groote monument op denDam en de 3-ledige groote,,bloem potten" op de bruggen in de Leidschestraat het effect zouden geven dat zij gaven eu dat voor een groot deel verzoende met den aanblik die het alles overdag had. Een aanblik, die niet zeer fraai was. De zuilengalerij op het Damrak, 's avonds een der meest imposante scheppingen dezer licht week, voimde bij dag slechts een rij van leelijke obstakels. Van het Dam-monüment had men het gevoel alsof de groote witte zij-vlakken een schutting waren,waar-achter iets te gebeuren stond. daarentegen bood de obelisk iets van een blijde aandoening. Wanneer men, op een zonnigen dag, van het Rokin komende den Dam betrad, en haar dan plotseling tegen de heldere lucht zag oprijzen, was hier iets van waarlijke schoonheid in te bespeuren. Maar de lompe bak ken op de bruggen over de Keizers- en Prinsengracht deden het overdag niet. Al deze bouwsels gingen niet boven het peil van verxorgdheid, waarop bijv. ook de schut ting oin de ruïne van het Paleis voor Volksvlijt staat. Een gunstige uitzondering maakte het Philips-monument in het Leidsche-boschje, dat om de groote witte bollen, die den top omringden in den volks mond al den eersten dag den naam kreeg van .,het eierhuissie." Hier waren ongetwijfeld kunst-factoren aanwezig, qua ontwerp stond dit verre boven al het andere, zoodat het ook bij dag niet hinderlijk was. Daarom: willen wij aan deze bouwwerkjes , het praedicaat . toegepaste Kunst" verleenen, dan kan dit niet op grond van hun acsthetische, maar alleen op dien van hunne verlichtings-technische hoedanigheden. Deze, stonden inderdaad zeer hoog, d'e onverwachte effecten die zij 's avonds boden, bewijzen dit het best. De verrassing, dat de Damrakzuilen massief ronde kolommen schenen, terwijl zij in werkelijkheid concaaf icarcn, het zacht naai* Leidschestraat hoek TT », «*? Heerengracht, Magazijn: J. S. Montelbaenstoren. boven uitvloeiende licht der bloembakken'" en ook van délollie's", die men in de Leidschestraat aan de gevels bevestigd hacj, dat alles kon uit aesthetisch oogpunt zeer wel bevredigen. De illuminatie van de Munttoren deed dit allerminst en nog veel minder de Thomson's pudding"-achtige belichting in S kleuren! van den West ertoren! Hier kan men wel bijna spreken van ba naliteit, even goed als bij de roode belichting van Maison de Vries. * * Nu zitten we weer in half donker en on willekeurig vraagt men zich af: Wat was er van de tijdelijke lichtgians zoo, dat men ze wel permanent zou wenschen ? Het antwoord kan uit tweeërlei oogpunt gegeven worden: een zuii-ct' aesthetisch en een pr«c/»sc7i-aesthetisch. Het eerste vind ik dan in enkele fragmenten: de door zoek licht beschenen Oudekerks-toren, de aanblik.. waarvan boven de donkere gevels een pétillant accent was, verder de zacht-blauwe lijnen langs. den ,.molen-zonder-wieken" van de Groote Club. juist genoeg om de leelijkheid van dien molen'"" nog half onzichtbaar te laten, terwijl het toch een aangenaam aandoende tinteling gaf. En last not least de verlichte ramen van de Effectenbeurs en de Nieuwe Kerk, waarvan de schoonheid voor menigeen een openbaring zal geweest zijn! De kosten om dit in stand te houden wegen stellig niet op tegen het feit dat deAmsterdammer dan ook bij avond iets van de schoonheden zijner stad zal kunnen zien. En ligt dit laatste niet tevens in. de lijn van wat het lichtcomitéals haar streven te kennen gaf? Practisch-aesthetisch was de' belichting van Hirsch en die van American. De vlaggen die bij het hotel uithingen ver hoogden nog het pittoreske aan zien. Als pu«r-practisch zou men bestendigd w Uien zien: de belichting van het Hoofd-post kantoor en de lampen op de Hee rengracht tusschen Leidsche- en Spiegelstraat. Dit ware geen .overdaad en ook meer overeen komstig den stand'' dezerhoofdstraten dan de er thans heerschende diepe duisternis. Uit het tijdelijke van groote experimenten vloeien menigmaal blijvende gevolgen voort. Wanneer van de hierboven uitgesproken wenschen iets als zoo danig door B. en W7, mocht worden gepromoveerd zou dat een prettige herinnering zijn aan deze lichtweek. ? Zeemvsche dracht vermeld ik en het Naakt. Van Herman Vreedenburch zie ik de kersen, van Jan Wittenberg herinner ik mij het Kalf en het Kauwtje. (Mankes-achtig) zooals Ligtelijri dat ook kan zijn maar (zie bij Frederik Muller) met meer openheid in het landschap. Er zijn in de Drug een aantal schilders, die zorg hebben om het schilderen, geduld eti geduld, en die den (objectieven) vorm nauwkeurig nagaan, maar ze hebben zich to herinneren, dat er, ook doodenauwkeurigheid is en wie baat deze? Noch hun, noch ons. 1 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 NOVENBER 1929 VERHUIZINGEN MEUBELBEWARING N.V. VAN DER HOOP'S M.ub.lb.w.rlna ?n TransportmaaUohappU AMSTCLDIJK AMSTERDAM MUZIEK door Constant van Wessem Itachmaninoff Concertgebouw HET publiek heeft tegenwoordig oen waardige en hartelijke wijze aangenomen om de prinsen der muziek te ontvangen bij hun verschijnen op ons podium: door zich van zijn stoel te verheffen. Daar daalde Serge Kachmaninoff de treden naar het podium af,lang en stram als een gepensionneorde kozakken-officier, niet iets gepijnigds in den langzamen gang, de hand voor de borst, als beladen met beklemmende, herinneringen: de man, die Rusland verloor. Eenvoudig gaat hij voor zijn klavier zitten: hij heeft niets dan zichzelf te bren gen. En als hij de toetsen aanraakt speelt hij Kachmaninoff. Het is Kachmaninoff, als hij Mozart, Chopin, Liszt en zichzelf speelt. Wij, dio gekomen zijn om de muziek van die meesters to hooren, verdragen dit alleen van tle allergrootsten. Alleen een Paderewski bijv. kan het genie van andere meesters als een stofwolk voor zijn eigen galop uitjagen. Alleen, de allergrootste gemoederen kunnen de wereld rondom zich vol zingen met hun eigen reusachtige stem, zoodat wij, luisterenden, ons haast schroeien aan het vuur van hun eigen bezieling. Ik heb Rachnianinoff verleden jaar niet gehoord Ik heb hem dit jaar tweemaal gehoord, voor mij de eerste maal. Het eei-st hoordo ik hem spelen in zijn eigen tweede piano-concert dat hij voor droeg samen met het orkest van Mengelberg. Dit pianoconcert is als een eindeloos psalmodieerende melancholie. Het zingt als het ware van den eersten tot den laatsten noot in een weemoed, die niet vermag te glimlachen. Het gebrek aan te genstellingen en belichtingen in deze muziek werkt wat te uitgesponnen, wat te vervlakkend. De omfloerste schoonheid der melodieën verliest zich in de langademigheid der te uitsluitend pïanistische bewerkingen. Reeds in de.ze zelf geschreven muziek is Rachmaninoff meer pianist dan componist, de man. van den kleurigen klaviérklank, de ruischende, golvende, bewegende schoonheid der klanken, meer bespiegelend dan scheppend. En als pianist triomfeerde hij met dit werk. In den avond, waarop hij alleen speeldo, was hij wederom meer pianist dan vertolker. Een pianist van een uitzonderlijke geaardheid ongetwijfeld, van een wonderlijk gecultiveerd touche, met die te zelden gehoorde sonore forto's, die niet uit de toetsen worden geslagen, maar eruit opgeroepen en van een wonderlijk schoon pedaalgebruik. Maar van een wat stugge, vaak liefdelooze expressie, een stijf, stram rhythme, bevreemde d in muziek, die ons in een geheel anderen toon van teederheid vertrouwd is. Wij konden ons in dien voordracht van Rachmaninoff van Mozart niet zoo makkelijk gewonnen geven: dat was ons te nervig, te ont ledend, de elementen vielen te duidelijk uit elkaar cm voor ons Mozart te laten zingen. Maar in Chopin's sonate met den dooden-marsch kwamen hoogtepunten, die ontzaggelijk werden, van een demonische onverbiddelijkheid, die meesleepten en ademloos maakten, zooals die bijna melodramatischrealistisch geworden doodenmarsch, die zich als een stoet van schimmen in klokgelui oploste.... fCHAKCt MEtLlGEWEG 11-17 «AMSTERDAM Kleermakerij Bij ons verkrijgbaar N. R, V. MONTA SCHOENEN Criminaliteit in Nederland Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan ?l Justitia's zware simultaan-partij! Ook in watRachmaninoff verder speelde vanChopin, van Liszt, van zichzelf, wai-en die boven alles uit stijgende oogenblikken, dat de schoonheid volmaakt scheen, om daarnaast echter weer inzinkingen te geven, die waarlijk teleurstelden. Het was eigenlijk onbegrijpelijk waarom de voordrachten telkens hun niveau verlieten. Even was er een volmaakt stra lend hoogtepunt: dat toegif t je, Liszt's bewerking van Beethoven'fl Turksche marsch uit de Ruinen von Athen", dat luidde met zijn tinkelend en helder geluid als een zonnig, exotisch idylle, maar te snel voorbij, helaas. HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BERBID Nieuwe uitgaven i il Neen, men bleef missen wat zulk soort individua istische vertolking als die van Rachmaninoff alleen critiekloos doet aanvaarden: de tot het sub ieme stijgende be> icing, (.ie alles me zich meesleept: muziek, expressie, stijl, wezen. Zooals een Liszt dat kou en zelfs een Paderewski dat nog kan, maar Rachmaninoff ons helaas niét meer zoo vermag to geven. Wij hobben' in hem al een een reusachtig pianist gehoord, maar h>m daarin dan t pk on voorwaardelijk kunnen bewon deren. Bij de U. M. Handelsbelangen" ia verschenen. een brochure betreffende hd in consignatie en in depot geven van go d, f en door Mr. G. van Geest en aangevuld door J. J. Fitters, accountant te A ms t e dam, waarin worden behandeld de voor naamste punten waaraan een koopman heeft te denken bij het verleenen van een depot, met voorbeelden eener juiste administratie en boekhouding en formulieren voor contracten. ?. V.Ï^OSSEM;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl