Historisch Archief 1877-1940
~ l
l;1
i
t .
l
? -i!
M
? i
l ?';.
i'
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 NOVEMBER 1929
No.
2736NIEUWE WEGEN
door Floris Vos
OP technisch gebied valt het v i ij wel iedereen
gemakkelijk zich aan nieuwe wegen te wennen,
maar op aesthetisch terrein leVert dit vaak groote
moeilijkheden op. Het principe: wat goed is, is
schoon, is zeer goed na te zeggen, maai na te voelen
blijkt bijna onmogelijk. Nog maar al te veel meent
men. dat iets wat op zichzelf niet goed is, door
versiering wel mooi kan worden gemaakt; hetgeen
duidelijk aan den dag treedt als men beschouwingen
hoort over nieuwe verkeerswegen. Dat zo broeder
moeten zijn dan de oude, omdat ze plaats moeten
laten voor elke groep van verbruikers, dat wil er bij
iedereen wel in, evenals het feit, dat het weg-dék
gladder behoort te zijn, want niemand betreurt de
oude, vaak te smalle veldklei- klinker-of
maeadamwegen. Tegen de richting, tegen de noodzaak van
recht-zijn, welke met zich mee brengt, dat bij den
aanleg geen rekening kan worden gehouden met
lileine eigenaardigheden van terrein en bebouwing,
zijn al veel meer opposanten.
Velen meenen, dat het pittoreske van kleine
gehuchten, het ongerepte van de natuur dient te
worden gespaard ten koste van een nieuwen weg
en zien daarbij over het hoofd, dat weinig dingen
zooveel meewerken om ons tot deze schoonheid
te brengen als juist de nieuwe verkeersweg.
Zeker is het vaak hard. te weten dat iets schoons,
dat er langen tijd is geweest, zal moeten verdwijnen,
ook al hebben we het weinig of niet gekend en er
weinig of niet van genoten. De meeste mooie
schilderijen gaan we pas zien even voor dat ze
verpakt worden voor Amerika. Steeds weer wekt
het mijn verbazing, dat zooveel menschen onder
schatten, dat een moderne weg zooveel
natuurschoon voor ons openlegt en toegankelijk maakt.
Maar de ernstigste oppo
sitie komt pas, als het dui
delijk wordt, dat we op de
moderne verkeersroute niet
het oude systeem van
camoufleeren door bebouwing en
beplanting kunnentoepassen,
daar dit nu eenmaal niet
gaat.
Een weg van het eene dorp
naar het andere, die geleide
lijk van beide kanten dicht
groeit met huizen en tuinen; g
zoo'n weg vormt een beter f
ai'chitectonisch geheel, wan
neer ,lüj door een boom- en
heester beplanting een nau
were verbinding vormt tusschen die dorpen en
volgens dit systeem zijn de meeste bestaande
wegen, ook als ze verbindingen vormen tusschen
steden, aangelegd. , ?
Dit geldt echter niet voor den modernen weg,
bestemd voor het verkeer in zijn geheelen omvang.
Waar reeds gezorgd werd, dat deze wegen zooveel
' mogelijk werden vrijgehouden van de lasten van
de daaraan gebouwde en eventueel te bouwen
huizen, dienen eveneens maatregelen te worden
getroffen tegen de ondoelmatige, uitzicht schadende
wegbeplanting.
? Wij zien. om ons heen allerlei mislukte
experi^nenten van armzalige rij-boompjes tot keurige
geharkte heestertuintjes toe en geen van al deze
planterijen draagt ook maar iets bij om,het karak*
ter van den weg meer te laten uitkomen of de
doelmatigheid er van te vergrooten.
Maar dit daargelaten; gesteld dat een goede
beplantingsmethode werd uitgevonden, die binnen
een niet al télangen tijd een bevredigend resultaat
opleverde, dan blijft nog de vraag onbeantwoord
of er reden voor een dergelijke maatregel is.
Want al komt een laanbeplanting tegemoet aan
min of meer atavistische begrippen van lieflijkheid;
in den stijl van den modernen verkeersweg past
het niet en veelal evenmin in het karakter van de
streek waar deze doorloopt. Het is eenvoudig een
concessie aan oudërwetsche gezellige opvattin
gen.
Zpo'n beplanting bederft de grootschheid. Wie
yich eens wil overtuigen van de juisheid van mijn
Bewering moet het gedeelte van den nieuwen
rijksweg van Crailoo.naar Groeneveld bij Baarn eens
afloopen; hier is een eclatant voorbeeld van wat
goed is. Dat dit zoo blijve !
Boekbespreking
Jan Plcterx. Coenl)
DAT er in dit jaar eèti boek over Coen zou
verschijnen lang voor de hand. Aan de juist
nu weei gewekte belangstelling wordt zeker in
ruime mate tegemoet gekomen door de studie van
den heer Geerke, die dezer dagen ons werd toege
zonden. In een kloek boekdeel heeft deze bekende
schrijver van historische monographieën ons ('oen
geschetst, zooals hij hem zag en zooals hij hem te
.voorschijn zag treden uit zijn eigen schrifturen.
Want dit is het eigenaardige en ook het aantrek
kelijke van het boek van den heer (leerke, dat het
vooral Coen zelf laat spreken. Kr is van den
grondvester van Batavia heel wat bewaard aan
missiven en rapporten: wij kunnen dus zijn stem
hooren en zijn opinie vernemen, veel beter dan van
velen van zijn tijdgenooten: de groote uitgave
van prof. Colenbrander stelt ons in staat dat alles
te beluisteren. Zoo komt deze groote regeerder
van Indiëons veel nader te staan; wij nemen
zijn persoon, zijn streven, zijn karakter, zijn
bedoelen zeer nauwkeurig en van nabij waar;
wij speuren door den regent heen den mensch.
Kn deze mensch had idealen, die stellig en natuur
lijk niet meer zijn die van onzen tijd, maar die in
zijn dagen hoog uitgingen boven wat de meesten
durfden denken.
Stellig hebben de meeste van onze Indische
conquisatoren zich weinig rekenschap gegeven
van wat zij eigenlijk in dat vreemde land onder
den evenaar kwamen doen,. Zij hadden eenvoudig
te gehoorza
men aan de be
velen van hun
superieuren in
patria, de
Heeren Zeventien;
deze op hun
beurt hadden
alleen de be
langen van
hun handel,
belichaamd in
do loffelijke
compagnie, in
1 het [oog te
houden. Coen
begreep "' dat
natuurlijk ook
De nieawe Rijksweg wrf 7oo; hy
kwam in Indiëvoor Nederland en nk-t ten bate
van Indië. Maar hij stelde zich tenminste de
vraag, wat de beste middelen waren om Indi
blijvend en duurzaam voor de republiek van
waarde te doen1 zijn. Hij gaf zich rekenschap van
de moeilijke problemen, die ook reeds in die
wittebroodsweken van koloniaal bezit aan kolo
niaal beheer werden gesteld; hij trachtte een op
lossing te vinden, natuurlijk op zijn wijze.
Zoo is Jan Pieterz. Coen o.en man van nadenken
en onderzoek. Hij is natuurlijk veel meer: alleen
daardoor worden geen rijken gesticht. Coen is
vooral een man van de sterke daad en de forsche
energie, van snel besluit en kloek beleid; een
geboren hëerscher, die gemakkelijk gehoorzaam
heid kan afdwingen en daardoor steeds zijn wil
weet door te zetten. Uit de moeilijkste benauwing
weet hy zich te redden; als alles dreigt verloren te
gaan, weet hij den uitweg te vinden. Zijn daden zijn
dan ook zeer groot-, eigenlijk veel grooter dan die
van Piet Hein, waarvan het volkslied de geheugenis
heeft bewaard. De verovering van Jakatra, tegen
allen goeden raad in en tegen alléwaarschijnlijkheid
van góéd succes ondernomen, blijkt ten slotte een
meesterstuk van politiek beleid; alleen deze
groote man kon de stichter worden van Batavia,
de hoofdstad yan een groot koloniaal rijk.
Coens correspondentie, door den heer Geerke
1 voortdurend aangehaald, teekent den man, zooals
hij was. Een regeerder, die weet wat hij wil en
dat ook weet te zeggen. Er is kleur en gloed in
deze brieven, zooals de man schrijft, die een grooto
toekomst voor zich ziet. Zij zijn zeker de beste
bron voor do kennis van den man en zijn werk;
zij geven uok aan het boek van den heer
Geerkteen früschhpid, die het anders niet licht zou hebben
gehad. Het is geen oneer, dat men den forschen stijl'
mist van Jan Pietersz. Coen. Maar wel moet worden»
gezegd,dat deze schrijver wat al te breed isgeworden».
en dat zijn verhaal niet steeds geregeld en vlot
verloopt. Maar als geheel is het boek van den heer
Geerke wel de moeite van het lezen waard; het
is-in ieder geval van deugdelijke betrouwbaarheid.
II.
BRUG3IANS
FréDommisse. Krankzinniyen. ImjeleitT
door Dr. H. van der Hoeven.
Rotterdam1920. TI'. L. en J. Brusse's U.M.
Iemand wiens dagelijksch werk het is,
critieketite schrijven, beoordeelt een boek al lezende.
Deniefc critiseercnde lezer doet dat ook wel min of
meer, want van de eerste bladzij af krijgt men.
een indruk van het gelezene, en in dien indruk.
lig't de kiem van de critiek. Maar de criticus went.
er zich gaandeweg aan, zich van dien indruk
reken-schap te geven: er ontwikkelden zich vormen in
hem, waarin hij het gelezene straks onder woorden.
zal brengen.
Toen ik dit boek las. voelde ik aanvankelijk een:
zekere ongerustheid. Ik zat er verlegen mee. Ik
dacht: wat moet ik daar in vredesnaam ovei ?
schrijven;... Het boek is goed geschreven, heel"
goed zelfs, het toont van het begin af stellig litte
raire begaafdheid, maar de wonderlijke inhoud.
bracht mij aanvankelijk van de wijs. Een jong
meisje, dat krankzinnig is geweest, verttxlt uit haai ?
Tierinnering het vérloop van.
haar ziekte, en het verblijf
in de inrichting, waar zij;
werd verpleegd. Het boek
wekt een sterk-subjectieven
indruk, en de
mededeelingvan Dr. van der Hoeven..
dat de schrijfster haar eigen.
verleden noteert, zal dan ook,
niemand verbazen. Nu werd.
mijn ongerustheid veroor
zaakt door de gedachte dat
ik die aandoeningen nooit
zou kunnen controleeren.
Maar verder lezend, begreep»
ik dat het daar ook niét op.
aankwam. Dit jonge meisje te.
bij tusschenpoozen normaal:
zij bezit dan de volledige controle over zichzelf..
en een scherpe opmerkingsgave voor haar
omZij strijdt met zich-zelf om beter te
en die strijd is van een aangrijpende
Met de eenvoudigste middelen is dit
samengesteld; nergens litteraire
mooinergens de pretentie om door te
geving.
worden,
tragiek.
verhaal
doenerij,
willen dringen in psychiatrische verborgenheden :..
nergens ook een aanklacht tegen het, de genezing
remmende, van haar omgeving, al krijgt de lezei
uit het eenvoudige relaas van de feiten den indruk»
dat iemand, die nog niet heelemaal gek is, het daar
ongetwijfeld worden moet. De schrijfster vertelt
slechts een persoonlijk geval; de inleider, genees
heer aan de Willem Arntsz-stichting te Utrecht;.
beschouwt het, in 't kort, in zijn algemeenheid,.
omdat het daartoe op natuurlijke wijze aanleiding,
geeft.
Dit boek is met zijn eenvoud en zijn argeloosheid.
een kunstwerk. Dr. Van der Hoeven vergelijkt
het in zijn inleiding met een oud scheepsjournaal,.
waarin tusschen de koel-zakelijk gestelde regels.
soms de emoties van den schrijver voelbaar gespan
nen staan," en die vergelijking lijkt mij treffend.
juist. HEKMAN MIDDENDORP'
1) H. P. Geèrkc, Jan Pietejrzoon Coen, de baan
breker in ons Indic." Utrecht, W. de Hitan.
BOEK VAN DE WEEK
OUDE PYB U S
door
WARWICK DEEPING
Schrijver van Sorrell en Zoon"
MI Kitty"
I n genaaid f2.90
Gebonden f 3.75
Uitgave: N.V. VAN HOLKEMA &
WARENDORF'S U.-M. A'dam. ?
No. 2736
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 NOVENBER 1929
Nederlandsche Munt
Hoüand's bette 10 ceatt
MUZIEK
door Constant van Wessem
lootte Lehniann
Oude instrumenten
MONTEUX dirigeerde verleden Donderdag
avond weer zijn eerste concert in het
Concertgebouw, feestelijk met kransen en applaus
ingehaald en hijzelf ging in stijgende lijn door de
gedirigeerde stukken heen naar het hoogtepunt van
zijn vertolkingen: Berlioz'Symphonic fantastique,
een werk, dat onsterfelijk is, omdat het ondanks de
romantische excessen in het ontwerp, geladen is
metaulk een electriseerende levenskracht, de geluid
massa's in zoo'n vitale gespannenheid op elkaar
volgen, dat de vizioencn, waarin de schepper zo
gehoord heeft, iedere maal weer gestalten aan
nemen onder den too verst af van een dirigent, die
ze weet op te roepen.
De soliste van dien avond was de zangeres
Lotte Lehmann, wier faam van de Opera reeds
de wereld doorsnel de en die ons haar optreden
in groote spanning deed tegemoet zien. Stelde
liet te leur? Aan den eenen kant zeker: haar pro
gramma-keuze ! Niemand zal een zangeres laken,
die. het versmaadt een te gemakkelijk succes, te
oogsten met het zingen van de bekende
glansnummers, op wier werking bij het publiek men
kan vertrouwen. Maar de keuze van Lotte Lehniann:
een aria uit Weber's Oberon," een aria, die zich
nauwelijks goed laat zingen en die in haar beste
momenten nog van een vlakke brillantheid blijft,
en daarna de drie liederen van Wagner, vrijwel
onbeduidende albumblfttter, gelegenheidswerk,
waarin men slechts aan een enkele
Nibelungenwending den grooten componist van Tristan" en
de Ring" herkent, er was, al wilde men geen
goedkoop succes toch nog wel iets beters te kiezen,
dunkt mij....
Aan den anderen kant hoorde mon van Lotte
Lehmann een stem en een zangtechniek, die vrijwel
het volmaakte bereikte. Dat men ten slotte meer
luisterde naar haar zingen dan naar de muziek die
zij zong behoeft aart deze constateering geen
afbreuk te doen. De stem beheerschte alles met
een ware artisticiteit, die zich onthield van het
streven naar overbluf f ing, dat andere aan dat
volmaakte gemak iets hinderlijk zelfgenoegzaam»
geeft. Nergens ^die aanloopen. die ons van te
voren doen voelen: opgelet, nu komt het l Nergens
die trucs van. hoog naar laag, die de stem uit haar
hemelsche regionen naar de rauw-realistische deed
dalen, overal steeds een voornaam blijvende smaak,
een feillooze techniek, die zich in dienst bleef stellen
der muziek. Maar daai-om juist was het jammei*
dat haar programma niet uit ,,muziek" bestoncT:
hoeveel grooter had het muzikaal genot kunnen
wezen bij echte meesterwerken l
Op het Zondagmiddag-concert waren eenige
leden van de Sociétó des Instruments anciens" als
solisten genoodigd. Werken voor clavecin,
violad'amore, quinton werden nu uitgevoerd op de oor
spronkelijke instrumenten, die daarin als solo optra
den. De combinatie van oude instrumenten als solo
niet het tegenwoordige orkest bleef nat uurlij k maar
half bevredigend en men vroeg zich af, waartoe
een dergelijke combinatie eigenlijk diende. Men
kon de klankschoonheid van dat vroegere materiaal,
dat in den loop van de ontwikkeling van het
huidige ensemble verloren ging. opdien zelf genoeg
bewonderen, maar tevens voelen, dat zij in deze
omgeving der moderne strijkers en blazers niet
meer op hun plaats waren. Men bewonderde den
kleurigen, speelschen, maar nu te
gonzend/Avakken klank van het clavecin, dat door het volu
me, van de begeleiding, hoe sober gehouden ook,
werd doodgedrukt in een Symphonie venitienne
V.K05SEM*
Mussolini-kabaal
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
III
Italia la Superba : Wel, Mama mia, hoe vindt U 't patroon van mijn moussolientje?"
Moeder Europa: »Mij dunkt, kind, een beetje.... -hm!... ..schreeuwend!"
van den I8e eeuwer Lorenziti, en dat onze ooren nog
het meest streelde in démomenten van solistisch
samenspel met den quinton en de viola d'amore.
Beter kon het zich handhaven in het Concertino
van Pugnani, dat een werk van een slechten
Mozart kon wezen tegen de tien blazers, die het
begeleidden, hoewel ik de combinatie qua klank
niet zoo'n trouvaille vond als anderen blijkbaar
meenen. De quinton blijft een curiositeit, een
onvoldoende sterke vijf snarige viool; maar de viola
d'amore is een wonder van klank, dat kreeg men
ruimschoots gelegenheid te constateeren in het
concert, dat Asioli voor dat instrument componeer
de en waarin het verrukkelijke geluid de leege
onbeduidendheid der muziek had te vergoeden.
De sonoriteit, van de viola d'amore wordt verdiept
door de zeven resonans-snaren, die den toon der v
zeven gewone snaren.!*og een, aparte vibratie geven.
Toch kan men vaii dit alles nog meer genieten in
de eigen klanksfeer, waarin deze instrumenten,
geplaatst in hun eigen ensembles, thuis hooren.
Zoo in het schelle daglicht van de moderne zake
lijkheid geplaatst worden zij te veel uit den droom
van hun tijd losgemaakt en klinkt alles meer als
oorenstreejing dan als muziek. En toch heeft
ditbehagen voor het oor een innigheid, waarom inen
GALERIJ VAN MODERNE KUNST
W. H. HOFSTEE DEELMAN
Vondelstraat 10 Amsterdam
Werken van LEO GESTEL
het verlorengaan van dezo instrumenten zou
kun|nen beweenen Daarom, men late ze in hun
eigen ensemble, zooals de spelers van de Suciétédes
instrumónts.. anciens, tevens zulke uitnemende*
muzikanten op hun instrumenten men kon heb
Zondagmiddag tori overloede nog eens constateeren
ze hebben gerangschikt'en ze 'laten hooren.
i » i'
UYNENBURG MUYS
I-i :
i
.