De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 9 november pagina 7

9 november 1929 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

CHILDERKUNST-KRONIEK Het Museum Cog lacq-Jay Te Parijs Germ de Jong Germ de Jong Germ de Jong, bij Van Deze tentoonstelling van stads gezichten door (ierm de Jong is een fatsoenlijke tentoonstelling. Ik geef toe. dat een tentoonstelling meer kan /;ijn dan fatsoenlijk maar fatsoenlijk is toch ook iets ! Kn wat is het dan in de schilderkunst? Het beteekent hetzelfde als in het maatschappelijke leven: ev is een niet verrassende hanteuring van schilderkunstige waar den ; er is niets bizonder verrassend in de kleur en vorm; er is geen treffende oorspronkelijkheid, al is er nu en dan toch een eigenheid; er is meer het gebruiken van al gedane vondsten, dan de onverwachtheid van nieuwe vond sten. Deze tentoonstelling zal het publiek niet verschrikken, zooals een Parijs Permeke-tentoonstelling de goe-bur^jejrs ^dat^^oinloen^ integendeel, het werk, dat Gei;m de Jong hier laat "zie n is voor de goe-burgers, die een eenigs/ins aesthetisch-gericlit leven leiden buiten alle gevaren om, en die ver trouwd zijn met de kunstwerken, die de kenmerken (voor het grootste deel ten minste!) vertoonen van een al gestabiliseerde uiting; van de voor hen steeds gevaarlijke nieuwigheden zijn deze goe-burgers nu en dan nog wel eens afkeerig (ze zijn dat nog van Dostojewsky). Er is in de stadsge zichten etc. van dezen schilder voor ons van zelf iets lang-vertrouwds, maar dit ons langvertrouwde is. om het nu maar duidelijk te zeggen, den goeburgers het nieuwe; kunst komt lang zaam tot de massa, zoo zij er ooit Ilse Ruth Viïgt toekomt. (!o ziet uit dit alles luie. welgezind ik dit werk ben; het is fatsoenlijk; /ijn er lieden, die het fatsoenlijke niet achten'' Ilse HutliTiVolgt, De Bron, den Haag TegenTdichte achtergronden een aantal portretten. Wanneer deze ach tergrond een enkel maal donkerder werd, dan is de beeltenis minder in waarde. Deze neiging tot straffe lichtheid, iets verrassend voor een Duitsche, en toch, in wezen Duitsch, met lichte kenteringen, haast on merkbaar, naar het zware. Maar toch licht en van een gespannen sensuali teit, ook in het zelfporti'et. Niet dus werk rein als een jong meisje gewoon-lijk wordt^geflien» (een^ traditioneel en te ovenvinnen inzicht!) maar werk van een komende jonge vrouw. Zorgvuldig in de nauwkeurige beziene handen, zorgvuldig in den kop. En gewoonlijk, deze twee deelen van het lijf gezien als bij malkander behoorend, als elkander verklarend. En niet, o waarde lezer, het meest zinnelijk in het naakt zinnelijker in de oogen. De strakheid ook niet van den pees van een boog, gespan nen voor een man, maar nerveuzer, als een door bewogenheid gespannen zenuw, (j een voltooid, hoewel eigen aardig werk ! Het ter schole bij een ander geweest zijn er immers ook in; dat iets nuchters kan geven in de weerbootsing van het vleesch en van de stoffen. Maar zooals ik zei, een persoonlijkheid achter dat niet geheelen-al volgroeide, en dat bewijsbaar door een graphisch werk, en dat zeker bewijsbaar door twee beeld houwwerken: een kop, en door een groote, wat Hallersche figuur. PLASSCHAERT Het Muwenm Cognacq-Jay i n Parij» Om levend en boeiend te blijven moet een museum op zijn tijd nieuwe dingenlaten zien of oude dingen anders. Zelfs het Louvre kan daar niet buiten. Het zou zich overleven als het niet .voortdurend verreikt werd. Schenkin gen op zich zelf aan een museum gelijk vullen den ouden kern aan, herinneren aan zijn bestaan, prikkelen door nieuwe vergélijkingsmogelijkheden. Vloeien de giften traag dan is verhangen, anders groepeeren het middel om de belang stelling levendig te houden. Misschien heef t elk schilderij maar n belichting, maar n gezichtshoek, n fond, n nabuurschap, waaronder en waartegen het volledig tot zijn recht komt. Die te zoeken blijft een der eeuwige bezig heden van den museumdirecteur, Een museum dat zoo moet blijven als het is, werd tot kwijnen gedoemd. En toch, al wordt ook in dit opzicht de kunstliefhebber in onzen tijd ver wend, al zijn met name in Parijs bij elk bezoek de groote niusea andei's, toch blijft de opening van een nieuw museum een gebeurtenis. Vooral als het zijn ontstaan dankt a&n het initiatief van n persoon, als deze zelf voor zijn schatten de omgeving koos, als hij zich minder tot een soort dan tot een tijdvak bepaalde, als de saamhoorigheid van wat hij bijeen bracht in de eerste plaats ten doel heeft den beschouwer te verplaatsen in een periode die voorbij is. Het museum wordt dan niet alleen de aft, spiegeling van die periode, het weer spiegelt ook de voorkeur, en smaak, de per soonlijkheid van zijn stichter. Niet zonder reden kijkt de bezoeker in den. catalogus in de eerste plaats naar diens portret. De heer Ernest Cognacq. stichter van het jongste der Parij se h muesa overleed 21 Februari 1928. Hij begon als bedien de in een lapjes~zaak, huwde een "vrouwelijke collega.opende een dier winkeltjes waar een groot deel van den voorraad buiten wordt uitgestald omdat binnen i'e plaats ontbreekt, spaarde, breidde uit en werd eigenaar van het meest pop uIlse Ruth Voigt Boilly loopige catalogus is moeilijk ver krijgbaar. Wie de repro ductie ziet van het portret dat Albert Besnard vantj den collectionneur schilder de, |. vat nauwe lijks het verband tusschen zijn per soon en zijn ver zameling. Het toont meer een energiek dan een verfijnd Franschman, meer een doortastenden dan een beschouwenden_aard» meer een voor wien het verledene heeft afgedaan dan iemand die er de kleinste en meestfragiele gebruiksvoorwerpen pi teitsvol van bewaart. En men kan niet zeggen dat de intelligente beeltenis (Cognacq-Jay) Boucher laire der Parijsche warenhuizen: <li Samaritaine. Zijn testament bopaa'tk' de instelling van belangrijke phil.mtropische stichtingen en die van ? t.1» museum dat de kunstschatten ,«u bevatten die hij op lateren leeftijd.hai bijeengebracht. Hij stelde het onder de hoede van de stad Parijs en noemde het mede naar zij n me dewerkster Louise Jay. Als plaats wees hij een ge bouw aan door zijn zorgen inge richt, gelegen aan den , Boulevard des Gapucines, n met die af dee ling zijner zaken, die de Samari taine de luxe" ge noemd wordt. Se dert korten tijd is dit museum dagelijks voor het publiek openge steld ; de J. voor- Ld ToUT (Cognacq-Jay) van mevrouw Cognacq den indruk geeft dat zij in dit opzicht zou hebben aangevuld wat haar man ontbrak. Merder speurt ge in zijn gelaat bij nader toezien een fonds van mildheid en vriendelijke, zelfs guitige belang stelling dat zijn neiging zou kun nen verklaren naar de voort brengselen van een speelschenen galanten tijd, waarin naar allen schijn de heer Cognacq zich ma tig zou hebben thuis gevoeld. Want in de sierlijkheden en be koorlijkheden der 18e eeuw leiden de salons u binhen waar de collectie is tentoongesteld. Achttiende eeuw(Cognacq-Jay) sche betimmerin gen bekleeden de wanden, gebro ken door [dessusde-porte uit het atelier van Bou cher; meubelen, lusters, sculptures, porceleinen, schilderijen, pastels, teekeningen, miniaturen dateeren met een enkele uitzondering, uit denzelfden tijd en dat doen ook de emaux, snuifdoozen, horloges die in vitrines zijn uitgestald: de achttiende eeuw herleeft in de negen salons, drie aan drie boven elkaar gelegen, die het museum uitmaken. Herleeft is onjuist. Het leven ontbreekt. De bezoeker moet den indruk overwinnen van te zijn in een lang vergeten en. sinds lang gesloten sterfhuis. De keurige boedel, schijnt het, werd voor een veiling gereed gezet, toen de vergetelheid van een paar eeuwen zich erover ontfermde. Klets verbindt wat er is, met het verledene of met de toekomst. De tooversleutel jvan den heer Cognacq opende het ver laten, huis^ n7^,llés staat er züoals experts het aan den vooravond van een kijkdag ordenden. Eiken stoel sloten zg af niet een koord: in deze reïn carnatie van de gezelligste periode der menschelijke beschaving is de tegen woordige bezoeker slechts zeer tijdelijk welkom. Hij waant zich op den altijd durenden kijkdag voor een veiling die nooit zal komen. Opmerkelijke .tegenstelling: de man die in zijn dagelijksch bedrijf met grove massa-artikelen in aanraking kwam, had als verzamelaar een voor liefde voor het precieuse en in het precieuse voor het kleine: de objets de vitrine vormen een belangrijk deel van zijn collectie; zijn verzameling minia turen is bijna zoo groot als die zijner schilderijen; hij was een der eei-sten die zich bezig hield met het bijeen brengen van sculpturen van geringe afmetingen, waaronder twee prachtige busten van Lemoine; van de meubelen gingen de damesbureautjes hem bij zonder ter harte: ingelegd met een marqueterie van urnen en gebruiks voorwerpen of den opzet gesloten door een rolband, waarop de nagemaakte ruggen van in marokkijn gebonden boeken, een bibliotheek simuleeren. Zijn schilderijen ten slotte zijn op een enkele uitzondering na schilderijtjes. Typeerend is zijn collectie Cuardi's. De voorkeur al voor den coquetten, vluggen, tintelenden Venetiaanschen schilder is welsprekend. De twaalf of dertien stuks halen gemiddeld nauwe lijks 20 bij 30 centimeter. .Sommige toonen den meester van zijn besten kant. Zij evoceeren een indruk uit de omgeving van Venetië; enkele hebben de zachte, verlegen tinten van een onlangs geëxposeerde landschappelijke phantaisie uit de verzameling ten Cate; schetsen ,door de herinnering vermooid en uit de herinnering opge schreven. Van het drietal Fragonard, Boucher en Greuze wint de eerste het in onze schatting door eigenschappen niet ongelijk aan die waarom wij Guardi boven Canaletto verkiezen (wie kon van Perrette die met de melkkan' is gevallen een. zoo klassiek tafereel maken en zoo dicht de grens' van. het indecentre naderen zonder hem te overschrijden?); toch is<er een meisjes kopje van Greuze mooi genoeg om iemand voor goed met het sentimenteele genre te verzoenen. De kinder portretten van Drouais zijn niét min1 der dan allerliefst en er is een festijn van Tiepolo een festijn op kleinen schaal datjalle weelde van dien kleurenvirtuoos in zijn coloriet bergt. Germ de Jong Vreemd en luidvuchtig doet te midden van dezen chiq een der eerste pogingen van Jlenibrandt^om CÊIL episode:_uit__ den Bijbel in beeld te brengen: de ezel van Bileam, het schilderijtje dat de heer Simon Maris in Amsterdam ontdekte en dat daarop zijn weg vond naar een Praagsche verzameling. Er zijn niet zooveel pastels als ge zoudt verwachten. Daaronder recht vaardigen echter twee La Tours een zelfportret en het portret der Prési dente de Kieux en een portret door Perronneau, reeds een bezoek aan het museum. Een wijs bestier verbande de teekeningen naar de derde verdieping. Het licht stroomt er vrijer dan elders binnen en een minder groote verscheidenheid Fez van waardevolle objecten verontrust de aandacht. Hier overheerscht Wat_ ___ De heer Cognacq verrljlcttTzljïrsTaïr met een kostelijk museum dat aan. zijn beknoptheid, zijn overzichtelijk heid, zijn wijze afbakening, zijn ge halte een eigen aantrekkelijkheid ont leent. Het laat duidelijk zien hoe op elk terrein der kunstnijverheid zoo goed als op dat der vrije kunsten zich pregnante persoonlijkheden kun nen ontwikkelen, binnen de perken van een gemeenschappelijken stijl die aan elke uiting nagenoeg onbewust zijn wetten stelt. HEXXUS Ihi Ruth Voigt Portret il-'. ?V, i:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl