De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 16 november pagina 10

16 november 1929 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

'f.'' s !f\ ' Z6 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 NOVEMBER 1929 No. 2737 Radio en Grammofoon Het Radiotoestel en het lichtnet door L. J. van Looi Wat «lJ n wlsselstroomlampcn? DE radioluisteraar kent tegen woordig twee soorten toestellen. Eén voor aansluiting aan bet lichtnet en het andere met een accu". Wat het verschil tusschen beiden eigenlijk is, weet hij meestal niet alleen weet hg, dat de eerste soort duurder is en gemakkelijker, omdat er geen accu's gevuld behoeven te worden. -*^ ^ Het verschil zit in de lampen. Het toestel, dat voor aansluiting aan het lichtnet geschikt is, werkt met zgn. Af*. I Allo Olo*i£raad Roqttér Plaat tezamen in een gewone radiolany ti vloeden, teneinde op deze manier in den stroom die door de luidsprekerspoelt jes gaat verandering te brengen en de muziek weer te geven. Wanneer uu de stroom die normaal tusschen den gloeidraad en de plaat vloeit, wanneer er dus geen muziek ontvan gen wordt, zelf ook al ongelijk van sterkte was, en in den luidspreker een eigen geluid veroorzaakte, dan zou de muziek van het zendstation ont vangen worden met allerlei andere geluiden uit het toestel-zelf ertusschen. En dat is de bedoeling niet! Nu is de eigenaardigheid van een gloei draad, dat hij meer electronen uitzendt, naarmate hij feller wordt f verhit. Wanneer wij dus de gloeistroom, dat is de stroom van de accu die g bruikt wordt om den gloeidra d aan het gloeien te brengen, in sterkte doen varieeron dan zal de gloeidraad ook wisselstroomlampeii en het andere met gelijkstroomlampen. Ik kan me voor stellen, dat de leek daarmee nog niets wijzer is geworden en daarom volgt hieronder een poging .om de zaak dui delijk te maken. Een radiolamp is een ingewikkeld bouwsel van draadjes, spiraaltjes en plaatjes blik ? ieder, die wel eens een oude lamp beeft stukgeslagen, weet dat. In een radiolamp zit een gloeidraad. gespannen tusschen twee staandertjes en om dien gloeidraad z\t een spiraaltje, eveneens tusschen twee staandertjes opge hangen, welk spiraaltje ech- Aft. 11 ter met den gloeidraad geen kontakt heeft. En om dat alles zit weer een plaatje blik gebogen. De gloeidraad heet dood eenvoudig gloeidraad," het spiraaltje heet ..Rooster" en het plaatje blik plaat" of anode". Zie teekening I. De funktie van de radiolamp is het onderhouden van een zgn. electronenstroom tusschen gloeidraad en plaat. Een electronenstroom is niets anders dan een stroom electriciteit. Er moet dus een stroom gaan van den gloeidraad naar de plaat. Dat gebeurt, doordat een gloeidraad van een lamp, wanneer die gloeidraad wordt verhit, electronen uitzendt, van zich afwerpt. De gloeidraad van de radiolamp doet dat dus ook, wanneer wij hem verhitten door een electrischen stroom er doorheen te sturen. Die electronen komen op de plaat terecht en vormen daar een stroompje, dat van de plaat geleid wordt door de magneetspoeltjes van de telefoon of van den luidspreker. Verandert dat stroompje van sterkte dan verandert het magnetisme van de luidsprekerspoeltjes ook van sterkte en dan wordt de trilplaat van den luidspreker aangetrokken en in den luidspreker ontstaat geluid. De stroom tusschen gloeidraad en plaat moet heel rg gelgk van sterkte ,zijn, want wij laten de energie van het zendstation dien stroom beinongelijkmatig worden verhit en een ongelijkmatigen stroom electronen uit zenden. Daarom gebruikten wij vroe ger algemeen den meest volmaakten gelijkstroom, die er is: die van een accumulator. Intusschen is een accumulator een ongezellig ding. Hij moet telkens geladen worden en geeft bij het toestel altijd een paar afhangende draden, die niet fraai staan. Het is dus te begrijpen, dat men heeft ge zocht naar een middel, dat een een voudiger verhitting van den gloei draad bracht. En vanzelfsprekend denkt men dan onmiddellijk aan den stroom, die tegenwoordig bijna ieder een in huis heeft: wisselstroom van het lichtnet. Daar zijn echter een paar moeilijkheden bij, het overwin nen waarvan langen tijd heeft ge duurd. Wisselstroom van het lichtnet heeft een voltage van 110 of 220. Dat is teveel voor een radiolamp, die maar ongeveer vier volt kan gebrui ken. Dat is echter niet het grootste bezwaar, want dat voltage kan met een transformator worden verlaagd. Het grootste bezwaar is echter het karakter van den wisselstroom zelf. Wisselstroom bestaat eigenlijk uit gelijkstroomstootjes, die afwisselend uit de eene en de andere richting van den draad komen' Het 'eene oogen blik loopt de stroom van links naar rechts en het volgende oogenblik wisselt zij van richting en stroomt van rechts naar links. Dat verwisse len van richting geschiedt bij den stroom van het lichtnet 50 maal per seconde. Men kan zich voorstellen, dat bij het verwisselen van richting een hél kort oogenblikje er heelemaal geen stroom is, terwijl bovendien de stroomstoot jes-zelf niet ineens op volle kracht zgn en ook na het toppunt Van sterkte bereikt te hebben weer afnemen tot niets. Als men dan ook grafisch wisselstroom moet voor stellen, geschiedt dat door een golflijn, die er uitziet als op teekening II. Voert men nu wisselstroom door een gloeidraad van een radiolamp, ?Afb.llX Porc.touleje met oxydlaag V«rwar «ings«l«ment U«t binnenwerk van «en wieMlftroomlaap dan begint die draad te gloeien, maar btf zal zeer ongelijk gloeien. Want telkens als de stroom in sterkte vermindert, wordt de draad minder warm. Het gevolg zal zijn, dat er ook minder electronen worden uit gezonden en de electronenstroom tus schen gloeidraad en plaat van de radiolamp zal dus ook fluctueeren. De magnectspoeltjes van den luidspreker zullen dan ook door een telkens varieerenden stroom worden doorloopen en er ontstaat een krachtig brommend geluid, dat het aanhooren van muziek vergalt. Men noemt dat een wissel stroom-toon." De gloeidraad direkt met wissel stroom voeden gaat dus praktisch niet. De manieren, waarop het wel gaat behooren in het laboratorium thuis. Tenslotte heeft men echter het ei van Columbus gevonden. De gloei draad immers m$et verwarmd worden, tot gloei in g gebracht, om zijn functie van electronenuitzenden te vervullen. Welnu, dat behoeven wy' toch eigenlijk heelemaal niet te doen, door er stroom doorheen te sturen? Wij kunnen er als het ware een kacheltje bij zetten, die den gloeidraad verwarmt. En inderdaad is in die richting de oplos sing gevonden. Er is een soort electrisuh kacheltje gemaakt van eenr stevige gloeidraad. die flink wat warm te afgeeft. Daaromheen is een huisje gelegd van porcelein, dat tegelijkertijd isoleert en warmte kan verdragen en daaromheen is de vroegere gloeidraad gelegd. D.w.z. op dat porcoleinen buisje is de metaalsubstantie (metaaloxyde) gelegd, die vroeger den buiten kant van den gloeidraad uitmaakte. Zie teekening I U. Nu wordt het verwarmingselement met wisselstroom tot gloeien gebracht en die gloeiende draad brengt het porceteinen buisje op een temperatuur die zeer gelijk blijft. Als het buisje eenmaal warm is, blijft het zoo gelijk matig warm dat de veranderingen, die er eventueel nog in plaatsgrijpen, geen invloed op de electronenuitzending hebben. En daarmede is het doel bereikt: wij hebben welis waar geen met wisselstroom direkt gevoede gloeidraad, maar in ieder geval iets, dat electronen uitzendt, zonder dat de accumulator er aan-te pas moet komen. Door de wisselstroomlampen is de radio eigenlijk eerst pas tot de groote verbreidingsrnogelijkheid gekomen, die zij verdient. Met wisselstroomlampen kan een toestel gemaakt worden.dat niet meer een half-laboratorium-uiter lijk heeft, maar dat evenals een stof zuiger of een strijkijzer een gebruiks voorwerp is, waarvoor men geen speciale kennis behoeft te bezitten. Nieuwe Uitgaven Hekel, door CLssy van Marxveldt, met teekeningen van Is. van Mens, vierde druk. Toen Dik Trom een Jongen was, door C. Joh. Kieviet, geïllustreerd door Joh. Braakensiek, Achtste, druk. Uit n nezin, door Ella Vemor, met teekeningen van Henri Fieck. In den Otter", door C. Joh. Kieviet, geïllustreerd door Joh. Braakensiek, vijfde druk. _«______, Blind Hanske, door J. Faber, met teekeningen van Jan Lutz. Wowiloopers door J. De Meijer? Met teekenin- < gen van T. Leezer. Hét vroolijke Trio, door C. Joh. Kievit. Met teeke ningen van Henri Pieck, derde druk. Pietje Bell in Amerika, door Chr. van Abkoude, illustraties van D. A* Bueno de Meaquita. CADILLAC Het telt dat de Cadillac dlkwyu voor veel duurder wordt cehoudeit, dan ie In werkelijkheid Is, pleit wel teer sterk voor de hoof e plaiU,dle de CADILLAC In de algemeene achting Inneemt K. LANDEWEER UTRECHT AMSTERDAM Blltstrut 74 Slnfel 430-432 BIOSCOPY door L. J. Jordaan Bruid No. O8." Dultachf klankfilm Rembrandt-Thrater Deze Duitsche klankfilm geeft, na de Amerikaansche talkie's" slechts weinig aanleiding tot beschouwing. Zij heeft dit op Hollywood voor, dat er den hemel zij vurigen dank l tenminste geen negers en geen negerliederen in voorkomen. Want wij weten het uu welrt)»^?U wetenr^ret^ nu wel, die eeuwige zwarte heeren in artistieke slavenlompen, met vjjgematten op het hoofd, dewelke onder weemoedig hoofdschudden en wui vende palmen liggen te liedertafelen, tot iemand het water achter de kiezen loopt. Ook bespaart Babelsberg ons de eindelooze reyue-potpourri met de mauwende, maar kuische dansjuffrouwen en de eenvoudige jonge lingen met nobele harten en nobele stemmen. Daartegenover vergast zij ons, . titre de revanche, op een der stuitend ste tafereelen, die de geschiedenis der film op haar toch reeds zoo zwarte geweten heeft. Wij wonen in optima forma een zenuwtoeval bij. die in een psychiatrische kliniek geen slecht figuur zou maken. Dit gaat werkelijk alle perken van zedelijkheid en goeden smaak te buiten en men vraagt zich af, of daartoe uu de klankfilm moest worden uitgevonden, om dergelijke walgelijke en volkomen zinnelooze imitaties van een ziekteverschijnsel voor een sensatiebelust publiek te accentueeren. Een enkel oogenblik schijnt er iets te willen doorbreken, dat op een ver sterking van het filmisch effect door het geluid gelijkt; het geroezemoes van een cowboykroeg, met de ver scheurde pianoklanken, het getinkel van glazen en de deinende go) ving van stemmenwirwar. Voor de rest is het een film, welke als zoodanig ver beneden het peil staat van de middelmatigste zwijgende film, waarin slechts een paar onnoozele woorden worden gezegd en de muziek de ver velende neutraliteit van den radioloudspeaker heeft. Dan is er natuurlijk nog de groote toekomst, die niemand voorspellen, kan, het begin waarover wij niet mogen oordeelen en de geniale vin ding van het menschelijk brein.... Jawel! Smalfllm Amateur>Klnematografie onder Kino-tec^inlsohe leiding van Jorl» Iven» FOTO-, PROJECTIE. EN KINO'HANDEL" 115 KALVERSTRAAT AMSTERDAM GENERAAL ritllO AGENTSCHAP «II CAPI vakkundlo» raad «n »MHIotrttno._ VAN 16 NOVEMBER DE GROENE AMSTERDAMMER t i HET AVANT-GARDE THEATER TE AMSTERDAM Eerst» programma der Filmliga. De Uitkijk" E Filmliga zette haar seizoen laat, maar^brillantjnmet^.,Jeanne door L. J. Jordaan d'Are" van Carl Th. Dreyer en twee HoUandsche premières respectievelijk van Ivens en Franken-Ankersmit. Over het meesterwerk van Dreyer schreef ik reeds een jaar geleden uit Parijs. Het is wel merkwaardig, dat de technische leiding der Filmliga, den fijnen neus of de gelukkige hand heeft gehad, de twee nobelste en ernstigste cinegrafische werken der laatste jaren hier naar toe te halen; te weten: ,,De Moeder" van Pudowkin en Dreyer's Jeanned'Arc." Waar waren de vermaarde energieke" directies, waarwaren de heeren van de daverende reclame en de bewierookende inter views, toen het er op aan kwam de norico-herkauwers met hun geachte neuzen op iets anders te duwen, dan wat het publiek lust"? Men kan er niemand een verwijt van maken?zaken zijn zaken "?maar het kan evenmin kwaad dit feit nog eens met nadruk téconstateeren. Hier is een tekort koming begaan welke door geen luidkeels bewonderde installatie^van jank-apparaten kan worden te^niut gedaan. Wat nu het werk van Dreyer be treft ik heb aan mijn groote be wondering, destijds ten opzichte van deze film geuit, niets toe te voegen. Bij het terugzien heeft zich de overtuiging bevestigd, dat bij mijn weten geen oeuvre zóó zeer met den rug naar het geachte publiek is ge maakt en met zulk een stille, vrome, liefdevolle aandacht. Het spreekt van zelf, dat deze appreciatie niets te maken heeft met de lyrische of pieuze vervoering, die aan den algemeenen lof deze film toegezwaaid, zulk een betrekkelijk en vaak bedenkelijk ka.. rakter verleent. Jeanne d'Arc" is voor mij niet de uiting Van den vromen mensen, f noch van het groote, liefde volle hart?het is vóór alles de glorie van, een geadelden kunstvorm, van een kunstvorm, dien wij dagelijks zien vernederen tot het allergrofste variété*vermaak. Het zijn de films van zulk een edele, zuivere schoon heid, die eerst recht en diep doen beseffen welk een misdaad er door die profanatie wordt begaan aair eenr taal, die in kracht en innigheid voor geen andere behoeft onder te doen. Het zijn ook deze films, welke het streven vermogen duidelijk te maken de kleine groep enthousiasten, ..Heien", naar het mij voorkomt iu montage wat gehaast on onvol. t j - - ». die fanatiek en hardnekkig de film aan het vermaaks-etablissement be twisten. Het proza leeft toch ook niet uitsluitend aan de bittertafel en op de straat ??waarom zou de film dan ten eeuwigen dage aan de varité-bioscoop gekluisterd ? moeten blijven? Wij \willen scheiding!jt_ scheiding scheiding l dragen. Maar het heeft ten volle de kenmerken van den vasten greep en de onbevangen visie, welke zoo karakteristiek zijn voor dezen aavts-cameraman. Ivens' groote, on schatbare verdienste is zyn oorspron kelijkheid: hij is door en door Hol landsen ! Noch de overweldigende dramatiek der Russen, noch het raffi nement der Franschen, noch de me lancholische lyriek der Duitschers vermochten dezen koppigen Hollander van de wijs te brengen: koel, klaar en vierkant staat hij op zijn beenen. klauwen van vereelte werkmans vuisten om den greep der houweelén het wentelen der machineraderen ... .heel dit positieve, vreugdige lied van don ^arbeid ia het,_wat JLvens CUBNBBAAJL AGENT1GN VOOtt Of moet het nog met woorden gezegd, dat een werk als Jeanne d'Arc" niet aar den kan in het milieu der Broadway-Melody's" en Singing Fool's"?! ?? .'. * ? . *. . Van Joris Ivens bracht de Liga een fragment: AM ATKUR-K? O-UITRUSTING FOTO-SCHAAP & Co. «PUI 8 AMSTERDAM, Illustraties: Boven: Ivens' Heien Portret :C.Th.Dreyer. Onder: Jeanne d'Arc Hij associeert zijn kunst niet met zielsconflicten, psychopathologie of weltschmerz, die zijn ongecom pliceerde, ietwat nuchtere per soonlijkheid vol komen vreemd zijn. Voor het spel van lichten beweging, dat de film is, bracht hij het gevoelig oog en den zin voor de schoone rea liteit mee, die den Hollander van oudsher eigen zijn. Het zware paaikoppen het boeit en niet aflaat hem te inspireeren tot zijn beste werk. En dat hem naar mijn meening heel wat beter ligt, dan het peilen van menschelijke emoties, als in Branding" werd beproefd. M. H. K. Franken's talent wijst een gansch andere richting uit. Het is nog moeilijk te zeggen, wat wij van dezen zoekenden, grübelnden idealist mogen verwachten. Hij kop pelt zijn opvatting van de film nog al te zeer aan maatschappelijke en zielkundige problemen ??het is nog te duidelijk, dat zijn filmische visie, meeschommelend met de fluctuaties van een nog niet gevonden geestelijk evenwicht, sterk wordt beinvloed door groote voorbeelden. Dergelijke hoog-grijpende, moeilijke naturen vin den zich zelf slechts uiterst langzaam. Wat zich in Franken's ongelijkmatigen arbeid onmiskenbaar openbaart, is echter een zeer gevoelige filmische zin en een sterke inventie. Het is duidelijk, dat wat er aan den dichter en kunstenaar in Franken leeft, ? ademt bij de gratie van de film dat zijn geestelijke groei en de schoon heid van het nieuwe materiaal in ge stadige wisselwerking arbeiden. Daarvan geeft zijn jongste opus, in collaboratie met den voortreffe1 ij ken cameraman H. J. Ankersmit vervaardigd, de treffendste bewijzen. Le Jardin du Luxembourg" is een doordacht en geacheveerd stuk werk. Met groote zorg en uiterst toegespitsten aestetbischen zin werd deze fijne musique des images gecompo neerd. In tegenstelling met Ivens' spontanen arbeid, voelt men overal achter dit precieuse werk den tasten den, zoekenden, overwegenden geest. Hij kan niet buiten symbolen en gees tige spitsvondigheden, die soms een zuiver visueel (filmisch) karakter hebben (het meisje dat zich poedert, onder aan den steenen kolos), ander maal "naar noujh smaak te litterair aangedaan zijn (de beeldgroepen en het vrijende paartje). Voortreffelijk is de overgang via het opgeheven masker naar het marionetten «theater. Van dergelijke trouvailles is de film trouwens vol; ztf maken van het ge heel een boeiend en bekoorlijk werk, dat de verdere ontwikkeling van dezen jongen cineast met groote belangstel* ling doet afwachten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl