Historisch Archief 1877-1940
ri/,.
l
b l
i
l
f-;',i
i!
v .? .
»? t'
H
t "
? t
l?* .
l
I.
roene
«[?
voor- Nederland
Sinds meer dan vjjftig
/aar aan de spits der
weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSBPHUS JITTA
Redacteuren: H. BRUGMANS, L. J. JORDAAN, M. KANN EN
TOP NABFF. Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C. .
Het meest gevraagde merk
OPGERICHT IN 1877
No. 2739
ZATERDAG 30 NOVEMBER 1929
Opgang van de koloniale politiek
door A. F. W. Idenburg
NADAT dq exploitatie-gedachte als grondslag
van de koloniale politiek, althans in theorie
?was overwonnen, werd de opgang van de koloniale
politiek in haar houding ten opzichte van het
«ontact der culturen, gekarakteriseerd door de
-woorden assimilatie, associatie en synthese.
De «ssimifaJtcpolitiek heeft haar tijd gehad.
Het scherpst werd zij doorgevoerd door Frankrijk,
waar zij tot bittere ervaringen heeft geleid; maar
<iok in de Engelsche en in de Xederlandsche koloni
ale politiek kwam zij wel tot uiting. Zij was volgens
De Kat Angelino 1) een welhaast onvermijdelijk
overgangsstadium tusschen het exploitatie-stelsel
en de moderne koloniale staatkunde. Zij beteekent
o.a. eene overwinning van het absolute
overheerschers standpunt en van den rassenhoogmoed,
zij erkent de eenheid der menschheid, doch faalt
waar zij het gelijkheidsdogma stelt in de plaats
van de erkentenis eener potentieele gelijkwaar
digheid." Dientengevolge kon Jules Karmand 2)
haar noemen:,,1e plus grand obstacle a notre succes."
Naar hooger en juister standpunt werd dan ook
de koloniale politiek gevoerd door de gedachte der
associatie. Deze beijvert zich om de Westersche
cultuur voor de gekleurde volken beschikbaar te
stellen, maar zij legt hun die niet op. Zij zoekt
samenwerking van Moederland en Overzeesch
gebied, en in dat gebied van Europeqan en Ooster
ling met wederzijdsche eerbiediging van eigen
karakter. Daarom verplicht zij tot nauwkeurig
kennisnemen 'en overwegen van wat het Oosten
eigens bezit. Zij wil saamhoorigheid, vrijwillig
hand in 'hand samengaan; niet een gedwongen
gelijkheid of een geforceerden opmarsch. Tegenover
de sterke centralisatie der assimilatie wil zij sterking
der autonomie.
Zooals bekend is, heeft het krachtigst en het
overtuigendst van allen, Prof. Snouck Hurgronje
voor Nederland een associatiepolitiek in den
Indischen Archipel bepleit. 3)
Niet de voorheen zoo geprezen rust zij ons doel,
maar beweging. Ons gezag zal zijne rechtvaardi
ging moeten vinden in de opheffing der Inlanders
tot een hooger peil;1 onder onze leiding moeten zij
?onder de volken de plaats gaan innemen, waartoe
hun aanleg hen in staat stelt." (pag. 78) Onderwijs
en opvoeding in Europeeschcn zin zullen daarl^oe
de groote hefboomen zijn. Wij zien de hoogere
i klassen dev inheemsche maatschappij geheel
spontaan heensturen naar hunne geestelijke in
lijving bij déWestersche cultuur in haar
Nederlandschen vorm;.... de edelste vertegenwoordi
gers van een grooten volkengroep, die sinds lang
onder ons staatsbeleid staat, vragen ons met
aandrang hen en de hunnen als adoptieve kinderen
in ons nationaal gezin op te nemen." (pg. 101).
De geleerde schrijver voorzag de^ording van een
Nederlandschen Staat bestaande uit twee
geographisch ver uiteenliggende, maar geestelijk innig
verbonden deelen (pg. 85). De door volk en
.Regeering bevorderde associatie moet buiten het
gebied der religie blijven, mag alleen eene politiek
.nationale zijn." (pg. 09)
Het zijn deze beginselen, die in délaatste decen
niën door schier alle volken in hun overzeesch
gebied werden toegepast en ook onze koloniale
politiek hebben geleid. Veel is onder de werking
van deze beginselen, tot stand gebracht: geestelijke
paden zijn. toegankelijk gemaakt, bestaande
slagboomen zijn opgeruimd, gegrendelde deuren zijn
ontsloten en toch kan de eindindruk van wat
.bereikt werd niet onverdeeld gunstig zqn.
Onze associatie heeft overeenkomst met een
gescheiden samengaan. Dit ligt ook eigenlijk in
het woord zelf; maar dan kan ook de uitkomst
niet de gewenschte geestelijke eenheid brengen.
Uitzonderingen daargelaten, werd het meer een
oppervlakkig opnemen in het Westersche cultuur
leven van. personen, die ten deele vervreemd
werden van eigen cultuur, dan eene aaneenpassing
van culturen.
De uitvoering der associatiegedachte was ook
niet steeds in overeenstemming met de bedoeling
van haar pleitbezorgers, zoodat het niet kan ver
wonderen, dat bij het voortschrijden der jaren die
uitvoering tot critiek aanleiding gaf. Critiek op het
geen door ons op onderwijsgebied werd verricht 4),
critiek ook op onze geheele bestuursinrichting en
bestuursvoering. 5)
Geven de resultaten van onze politiek aan deze
critiek steun zij zelve werd gewekt door dieper
doordringen in het wezen der Oostersche cultuur
en door voortgezet nadenken over de vragen, die
haar aanraking met het Westen doet rijzen.
Het los naast elkander staan werd als een gebrek
gevoeld. In de nieuwe en veelvuldige aanraking
van Oost en West is het onmogelijk, dat het Oosten
zichzelf blijft. De adat is beperkt tot zulk een
klein gebied, dat zij onmogelijk onveranderd in
stand kan worden gehouden.
Het is deze overtuiging, die er De Kat Angelino
toe geleid heeft, om in het .werk, waaruit zooeven
werd geciteerd, de lijn Van assimilatie over associ-,
atio door te trekken naar si/nthcse. Het Oosten en
het Westen moeten bevruchtend op elkander
inwerken. Het Oostersch cultuurbezit moet worden
gedynamiseerd." Het Westen moet uit zijn rijkdom
en uit zijn ervaring het Oosten dienen; echter
niet door pasklaar gemaakte regelingen, die de
leemten in het cultuurleven aanvullen - dat is het
naaien van een lap ongevold laken op een oud
kleed (Markus II : 21) maar door zijn geest te
doen inwerken op het geheele rechtsbesef;....
niet een losse samenvoeging van twee geheel
verschillende eenheden, want de principieele
wezensverwantschap laat nauwer relaties toe,
noch.... een vervloeiing als van twee bekkens
dezelfde vloeistof inhoudende, want tusschen Oost
en West bestaan.... verschillen, waarvan voors
hands niet te zeggen is of zij aangeboren dan wel
afhankelijk zijn van factoren, niet welker ver
dwijning ook zij zullen afsterven" (pag, 329).
Het Westen 'schenkc aan het Oosten het begrip
van de zelftucht der persoonlijkheid, opdat het
verantwoordelijkheid leere verstaan en dragen;
het Oosten beware ons voor verhoovaardiging op
hetgeen technisch is bereikt en voor overschatting
van hetgeen door natuurbeheersching werd ver
kregen; de eerbied, dien het Oosten vóór de natuur
koestert behoede het Westen voor grof materialis
me. Oostersche ziel en Westersche geest zullen
door paring hunner vermogens er in slagen de
groepsloyauteit en de pei"soonlijkheid te doen
harmonieeren in een hoogere eenheid, een synthese,
die zoowel het Oostersche groepsegoïsnie als het
Westersche individualisme zal uitdrijven ,????'
Oost en West zullen elkander helpen in eene waar
achtige synthese, wéke beider geestelijke, zedelijke
en materieele belangen zal blijken te dienen....
iets beters dan Oost en West afzonderlijk konden
voortbrengen." (pg. 341)
Het komt mij voor, dat de schrijver van Staat
kundig beleid en Bestuurszorg" in het wezen der
Zaak niet een nieuw element in de koloniale
poliInhoudsopgave staat op pag* 19
Vraaat sfezds Bonbons
£et~ op den naam
tiek wil indragen, maar dat hij de associatiege
dachte naar haar eigenlijke bedoeling aanvattend,
bij de toepassing wil zien verdiept. Niet een
oppervlakkig contact met het Westersch cultuur
bezit zal den Oosterling baten, evenmin als de
Westerling zich verrijken kan zonder zich de
moeite te geven om in te gaan tot den rijkdom
van het Oosten. Wat men doet. doe men ten volle;
geen halfheid en half slacht igheid. Zooals men
van dit soort verwestersching of veroostersching
niets goeds heeft te verwachten, zoo kunnen even
zeer heillooze gevolgen niet uitblijven, wanneer
onderwijs of sociaal-politieke emancipatie aan het
Oosten slechts uitwendigheden geven, zonder hetzij
den geest van het Westen méte brengen, hetzij
alles te doen om de ziel van het Oosten tot een
levende kracht in de maatschappij te doen uit
groeien" (pg. 80S, 899).
Op de vraag: moeten dan alle ontwikkelde
Oosterlingen geheel en al opgaan in de Westersche
cultuur en o.a. overgaan tot het Christendom
kan het antwoord slechts luiden, dat het een
iegelijk blijve voorbehouden te beslissen uit welke
geestelijke bron hij wil putten, uit welken geeste
lijken kiembodem hij den wasdom zijner
menschelijkheid wil doen voortkomen. Doch n waarheid
worde onverbiddelijk vastgesteld: hij sal eeu mach
tige geestelijke bron, hij zal een'diep ontgonnen
zedelijke» kiembodem noodig hebben., wil hij Wes
tersche wetenschap, Westersche sociale ordening,
Westersohen vooruitgang en Westersche politieke
?instellingen kunnen dragen en zijn volk ten zegen
doen strekken." (pg. 901)
Ik ben het hiermede geheel eens. Het gebrek van
onze associatiepolitiek was, dat zij het contact
met den geestelijken wortel van onze cultuur onder
schatte 0). Overigens meen ik het recht te hebben
om in de richtlijnen van De Kat Angelino een
doortrekken te zien van de grondlijnen der associa
tie-gedachte, wijl hijzelf in bepaalde ondérdeelen
van ons politiek beleid: de dessa-ordonnantie. de
zelfbestuurordonnantie, de inrichting der
schakelscholen vruchten van een juiste synthesepolitiek
ziet. 7) Wij zouden dus zij. het misschien met
veel gebrek op den weg zijn, die naar zijn inzicht
(pg. 330) zal voeren .naar de Harmonie der
Menschheid."
Nov. 1929,
1) Staatkundig Beleid en Bestuurszorg in
Nederlandsch-ilndië1920 pg. 10.
2) Dominatïon et Colonisation *"Ï9 pg. 14.
3) Nederland en de Islam 1911. - .
4) 'Bijv. Dr. G. J. Nieun-enhuis Opvoeding tt/v
Autonomie. 1923.
5)H. Colijn. Koloniale Vraagstukken van heden
en morgen. 1928. Mr. J. J. Schrièke. De Indische
politiek. 1929.
0) Zie mijne bijdrage in Schrift en Historie.
Gedenkboek der AntRevolutionaire Partij. 1928.
7) De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 29
October j.l. avondblad D. vestigt de aandacht op
samenwerking van inheemschen met'de Regeering
in den zin van synthese door het overnemen van goede
Westersche gewoonten in het gezinsleven.
i'1'u
f
d