De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 30 november pagina 3

30 november 1929 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

il l* f DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 NOVEMBER 1929 No. Een grootsch plan door Dr. Jan Romein De toenemende Staaittbemocling DAG- on weekblad-schrijvers, die de glorie van hun eerste drukseltjes te boven, en aan de bundeling hunner bijdragen nog niet toe zyn, doen in 't gemeen verstandig, den lezer niet te herinneren aan wat zij gisteren of verleden week geschreven hebben. Het water, w aai aan zij, als de dwaas uit het sprookje, hun diepste gedach ten hebben toevertrouwd, vliet snel voorbij. Ik weet het en het is dan ook niet zonder aarzeling en bij wijze van uitzondering, dat ik hem dit keer uitnoodigen wil, den Tabel uit het No. van de vorige week nog eens vóór zich te nemen. Er is te meer reden voor, omdat daar, boven de laatste kolom, de mededeeling uitgevallen is, dat zij de productie van 1932/33 in procenten van die van 1027/28 uitdrukt. Beschouwen we de daar gegeven cijfers, dan kunnen wij er een conclusie xiit trekken, die de richting aangeeft, waarin het, de industrie be treffende, onderdeel van het vijfjaarsplan zich beweegt. De snelste vooruitgang hoopt men te bereiken in het groote- en middel-staatsbedrijf nnil. 279.1 pCt. in 1932/33 tegenover de 100 pCt. van 1927/28; een iets mindere snelle, maar ook nog groote toename in die van de andere bedrijven," d.w.z. van de particuliere industrie nml. 207.3 pCt. tegenover 100; en de kleinste toename in het particuliere kleinbedrijf, t.w. 148.0 pCt. na vijf jaar tegenover 100 in 1927/28. De hoofdlijn is dus duidelijk: het staatsgrootbedrijf voorop, dan het particuliere groot- en, achteraan, het parti culiere kleinbedrijf. In andere, door ons niet gepubliceerde tabellen, is deze verschuiving naar de industrie toe ook in procenten van het nationale inkomen uitgedrukt. Analyseert men deze, dan krijgt men het resultaat, dat terwijl in 1927/28:3^.8 van het nationale in komen uit de industrie getrokken werd, dit in 1932/33 zal zijn 42.7 pCt. Dezelfde'analyse van de andere economische sferen geeft het volgende staatje: Landbouw Transpoit ... Handel Industrie en bouwbedrijf. 1927/28 40.1 5.1 11.0 37.8 100 1932/33 39.3 6.0 12.0 42.7 100 Doch nu de moeilijkheden. Zij laten zich in drie groepen indeelen, en wel: Ie gebrek aan bouw materiaal voor de op te richten fabrieken. Aange zien er daaronder ook zijn en niet in de laatste plaats voor de fabricage van tractoren voor den te industrialiseren landbouw, werkt dit gebrek ook rechtstreeks op den landbouw-sector terug. 2e 'gebrek aan geschoolde arbeidskrachten. Niemand zal dit bezwaar gering durven achten, wanneer men weet ook dat is in het plan na tuurlijk berekend dat er, wil de uitvoering slagen, 00.000 ingenieurs en landbouwspecialisten mér noodig zullen zijn,dan de bestaande opleidings scholen in de eerste volgende vier jaar, op de gewone wijze doorwerkende, zullen kunnen afleveren en 3e gebrek aan kapitaal. We stipten dit rqeds in ons vorig artikel even aan, maar dienen het hier zijn volle zwaarte te geven: er zijn met het plan 86.000 millioen roebel gemoeid, de roebel, berekend op zijn koopkracht van 1927/28. Waar nu dit geld met van het buiten land te betrekken is - hetgeen overigens ook duur zou komen, zooals Zuid-Amerikaansche economen en financiers u bijv. kunnen vertellen, die de industrialiseering van hun werelddeel met kapitaal uit Wallstreet trachten te financieren beteekent dit, dat er in de komende vijf jaar 48 pCt. van V-c nationale inkomen gespaard zal mo** «vorden. Nu levert de genationaliseerde industrie inderdaad reeds, dank zij de inspanning SCHAKEL ' HEILKSEWEG 11-17«AMSTERDAM Kleermakerij Bi| ons verkrijgbaar N. R. V. MONTA SCHOENEN der arbeiders, winst op, maai' deze winst-marge, op het oogenblik O pCt. zou tot 17 pCt moeten stijgen, om het bovengenoemde bedrag bij elkaar te krijgen. Zal dat gaan? Om een antwoord op die vraag te vinden, dienen we na te gaan, hoe het vijfjaars plan, dat zich uitteraard diezelfde problemen gesteld heeft, ze denkt op te lossen. De sub l genoemde moeilijkheid is zoo niet geheel, dan toch grooten deels onder de sub 3 genoemde onder te brengen. Wie geld heeft, kan huizen bouwen, zegt het spreekwoord, en dus ook fabrieken. ' Eenigzins anders staat het met het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten. De helft van de 00.000 die er mér noodig zijn, gelijk we zeiden, hoopt men te vinden door den cursus van vier op drie jaar te verkoi-ten en het voor de hand liggende bezwaar van verminderde kwaliteit van het afge leverde personeel,, te ondervangen, door merk waardige gedachte, die misschien meer dan iets anders de intensiviteit van het plan aangeeft van de technische scholen een continu-bedrijf te maken, d.w.z. dag- en avondscholen, en ononder broken arbeidsweek als in de industrie. M.a.w., terwijl leeraar A.B.C, en leerling X.Y.Z. uitrusten, doceert leeraar D.E.F, aan leerling U.V.W-, hetgeen bovendien de bouw van nieuwe scholen overbodig maakt. De grootste moeilijkheid blijft echter het geld. Zal het mogelijk zijn, de winstmarge der staats bedrijven van O op 17 pCt. te doen stijgen? Men hoopt het te bereiken, door de productie-kosten met 35 pCt. te verlagen, terwijl men de prijzen maar met 24 pCt. wil laten dalen. Men hoopt, doch juist op dit allergewichtigste punt doen zich twee moeilijkheden voor, die nog niet overwonnen zijn. Wel is het in het eerste jaar van uitvoering gehikt, de productiekosten te drukken, doch slechts met 4.5 pCt in plaats van de, voor dat jaar ge raamde* 12 pCt. En. wat misschien nog het ergste is, men is er blijkbaar niet in geslaagd, de kwaliteit van het product op hetzelfde peil te houden. Wanneer men desondanks niet wanhoopt, dan komt dat, omdat men in laatste instantie op den geest der arbeiders vertrouwt, of precieser: op de prikkels vertrouwt, waarmee men dien geest opwekt. In de eerste plaats in die prikkel het gevoel dat zij hebben, niemand, die in de Sowjet-Unie gereisd heeft, ontkent dat - niet meer voor een ander, maar voor zichzelf, voor hun eigen klasse te arbeiden, en in de tweede plaats: de ononder broken arbeidsweek, die hun om de vijf dagen een rustdag laat, zonder de productie te verminderen: de gemiddelde arbeidsdag, per arbeider over de geheele industrie berekend, bedroeg in 1927/28 . 7.71 uur, maar is Voor 1932/33 geraamd op 6.86. Het kortst zullen de bouwvakarbeiders dan werken: (3.37 uur per dag, het langst die in de leer-industrie: 6.97 uur per dag 1). Verder premies op uitvindin gen, wedstrijden met andere fabrieken, waarin, doormiddel van grafische voorstellingen en statis tieken dezelfde spanning gehouden wordt, die men in de rest van déwereld by uitslagen van sport wedstrijden kent, en, ten slotte een toenemend loon, en verbeterde arbeidsbescherming, waarvan wij hier nog enkele cijfers willen geven. Stelt men het reëele loon van 1913 op 100, dan is het ge middelde van 1927/28 voor de heele industrie in 1927/28 op 122.5 berekend en dat van 1932/33 geraamd op 209.2. De bedragen, uitgetrokken voor arbeidsbescherming zijn respectievelijk in 1928/29 50.7 millioen en in 1932/33:72.5 millioen roebel 2). * * . * '? ' '' Het zou onjuist zijn, dit overzicht te besluiten, zonder nog n opmerking van algemeenen aard te maken. Het wachtwoord, ook van dit plan, is, als van den tegenwoordigen tijd in het algemeen: rationaliseering -of wil men: mechaniseering. Er zijn er, die zich daartegen verzetten. Hebben zij daarin gelijk of ongelijk ? Men kan, bij een dergelijk verzet, in twee opzichten gelijk of ongelijk hebben, of, anders gezegd, zoowel gelijk als ongelijk hebben. Ongelijk, in zooverre een dergelijk verzet in den regel zinneloos is en toch gelijk, doordat er in het mechaniseerings-proces bepaalde levenswaarden inderdaad te loor gaan. Niemand zal dit laatste willen ontkennen, maar dévraag is daarmee niet uitgeput. Wie deze dingen objectief beoordeelen wil, zal zich ook moeten afvragen: wat krijgt men voor die verloren waarden terug? en WELK GESCHENK T HET BEZICHTIGEN VAN ONZE NIEUWE ETALAGE-B O U W KALVERSTRAAT AMSTERDAM IDEE BRENGT U OP EEN l krijgt men voor die verloren waarden iets beters: terug? En ten slotte: is het misschien mogelijk,. dat een minderheid er bij verliest, maar de meei derheid er bij wint? Een weekblad is de plaats niet,. om deze vragen te beantwoorden: zij raken trou wens te zeer ieders wereld- en levensbeschouwing,. dan dat een objectief antwoord erop mogelijk zou zijn. Maar n ding kan men intusschen toch wel in alle objectiviteit zeggen, omdat het een uit dehistorie te trekken les is, en dat is deze: de staats bemoeiing, in dit vyfjaarsplan tot het uiterste gedreven, voorzoover het de economische sfeer betreft een zeer gewichtige beperking, die men bij de beoordeeling niet 'mag vergeten is ook buiten de Sowjet-Unie sinds het ontstaan van den modernen staat, d.w.z. sinds het einde van de> Middeleeuwen voortdurend toegenomen, en neemt nog voortdurend toe. Dit is zoo'n opvallende trek in de geschiedenis der laatste 400 jaar, dat men nauwlijks zou overdrijven, wanneer men die periode naar de groeiende staatsbemoeiing benoemde. Het is aan niet den geringsten twijfel onderhevig, of wanneer men iemand uit den tijd, laat ons zeggen van Ludewijk XIV, tijd die toen als toppunt van staatsbemoeiing gold, in den onzen zou verplaat sen, hij onze staatsbemoeiïng als iets volstrekt ondragelijks zou voelen. De ruimte ontbreekt me, deze gedachte hier nader te illustreeren, maar elke,. ook maar eenigszins historisch geschoolde lezer,. zal het voor zichzelf kunnen doen. Men moet er^ intusschen historisch voor geschoold zijn: maar juist dat wij zonder die scholing niet op die gedachte komen bewijst, dat we zoo zonder meel* dien druk nauwelijks meer voelen: de waarde: persoonlijke vrijheid, die er dpor verloren gegaan is, hebben wij als geheel genomen, blijkbaar door andere waarden vervangen; en er is geen enkele rede, waarom dit proces zich bij een nog inten sievere staatsbemoeiing, een, als waarvan het vijf jaarsplan blijk geeft, niet zou herhalen. Ten slotte kan alleen de grootste gebondenheid der natuur de grootste Vrijheid voor den mensen waarborgen. Waarom er zich dan tegen te verzetten, wanneer de weg naar de binding" der natuur via het begrip Staat" blijkt te loopen? 1) Ontleend aan de Int. Press. Korr." No. 100 bldz. 2586 (9de jrg. 1929) 2) idem No. 105 bldz. 2485. . Kou* Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER & Co. M M M DEN HAAG »????* AMSTERDAM ~~ ARNHEM Ver & van Tentoonstellinggoederea No. 2739 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 NOVEMBER 1929 FRIDA KAT2 Sinterklaas in den Amsterdamschen Gemeenteraad Teekening voor de Groene Amsterdammer99 door Jjh. Braakensiek WIBAUT VOS KETELAAR ROMME WIJNKOOP En hier, kinderen^ heb ik de anderhalf millioen!" BIJ DEN TIJGER" MONSIEUR Ie président du Conseil vous attend". Ik volg den dorpelwachter de breede statie-trap ?op. in het Ministerie van Oorlog. Rue Saint-Dominique want Clemenceau. minister-president, Is tevens minister van Oorlog kom in een lage zaal, waar, midden-in, een groot biljart staat en langs de wanden ernstige hoofdofficieren en glunderende oorlogstuig-leveranciers zitten te wach ten en word bij den Tijger" toegelaten. In de zonnige, groote kamer, staat hij voor den vroolijk brandenden openhaard en ik zie een klein mannetje voor me, met een bruine politiemuts op een mandarijnen kop geelgetint, breed uitstekende jukbeenderen, zwaar gewelfd voor hoofd en een hangsnor, waarvan de punten de kin bijna geheel omhelzen. Bruine opgen tintelen me tegemoet, men zou byna zeggen lieve oogen," zoo trouwhartig is de blik en zoo warm. De man, die op dat oogenblik den oorlog voert om hem te winnen, die met krachtige hand heeft ingegrepen) het is in 1917, kort nadat^zich zeer ernstige verschijnselen van ^.defaitisme" wel luidende naam voor oproerige beweging in de keurtroepen hebben voorgedaan) en het leger teruggebracht heeft tot zijn plicht, staat als een tevreden huisvader voor den haard zich te warmen en lijn muilen laten genoeg van zijn witwollen sokken zien om te constateeren dat vermoedelijk Clotilde ze eigenhandig voor den Tijger" gebreid heeft. n Tijger op sokken !..... Er is niets aan den kleinen man dat ook maar eventjes aan het verscheurende dier doet denken. Zijn stem is vol prettige accenten en ztfn handen, gestoken in grijs-zijden handschoenen, ronden het woord met, rustig, vertrouwelijk gebaar af. Hij staat eenvoudig als oud-journalist tegenover den Hollandschen collega en vertelt van Frankrijk's. moeilijkheden en nieuwe, hoop. van de gewel dige krachtsinspanning van het bloedende land, de gloedvolle stem daalt en, met een licht in de oogen. dat even aan den ..Tijger" doet denken, z«-jït hij langzaam*? Nous les aurons... . Het go «p-rek kwam op een Volkenbond. Waar van toen voor het eerst sprake was. Geloof je in zoo iets als een ..Volkenbond?" ?vroeg hij. Het lijkt erg mooi", zei hij grimmig, ..maar je hebt altijd met inenschen te doen en meer hoof ik je niet te vertellen" en al zijn mensehenverac'hting sprak uit die paar woorden. Dan heeft hij het over ons land, onze moeilijk heden te midden der oorlogvoerenden e.n. in eens, t-en andere tinteling in den blik: Geen prettige toestand. Jullie liggen in het zelfde bed als Duitschland. Pas maar op dat ze' niet jullie gaan omhelzen. En nu wou je zeker wat van ons front zien ? Een warm plekje. Best.... Hij stuurt me naar Champagne,1 in de secteur de Prónes, waar net den vorigen nacht een coupde-main der Duitschers mislukt is en zij. als weerwraak, n bombardement pp de Fransche stellin gen hebben losgelaten. Als hij, na mijn terugkeer van het front, nog even vijf minuten voor me heeft, is zijn eerste woord: Was het warm genoeg? ? Hij lacht genpegelijk en als hij mij de hand drukt ten afscheid, zegt hij nadrukkelijk: Z«g aan mijn Hollandschp vrienden dat zij zich,niet ongerust behoeven te maken. Wij hebben ze en laten ze niet meer los." Toen voelde ik even den klauw van den Tijger" in mijn hand, een klauw in een zachten, grijs-zijden handschoen...." BARBAROSSA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl