Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 DECEMBER 1929
No. 2740
ii
Ruwe Huid
Ruwe Handen ,
Ruwe Lippen }
PUROL
SCHILDERKUNST
door A. Plasschaert
lexlng
Het is allicht het meest noodzakelijke, wanneer
ge schrijven moet, of te schrijven hebt, over deze
twee lezingen, die n geheel vormden in de mee
ning van den voordrager.eerst den algeineeneiiaa.d
van Linse te constateeren en hoe die zich ver
houdt ten opzichte van zijn eigen vak: de schilder
kunst. Het is zeker, dat die niet van de meest
waardeerende gezindheid is, want ongetwijfeld
zou de schilder Linse, volgens eigen bekentenis,
liever architekt zijn en (daarna) beeldhouwer, dan
te doen wat hij tot nu toe beoefende als vak (de
schilderkunst, de decoratieve schilderkunst). Hier
uit volgt onmiddellijk, dat hij 'een afkeer heeft
van die kunstuitingen (hij voelt immers in zijn
hart l' meer voor het dienende-abstracte), waar- .
in de persoonlijkheid van den schilder zelfstandig
optreedt; hij wil die persoonlijkheid doen verdwij
nen 1n het dienen. Vandaar dat hij zich voor de
meeste toehoorders ietwat verwarrend uitliet over de
portretkunst, zoodat zij ten onrechte het gevoel
kregen, dat hij een photo naar Berlage (alsof
Linse die ook niet met persoonlijke! oogen bekeek,
ik hoop dat ten minste) beter vond dan b.v.
Toorop's of anderer portretten naar den bouw
meester, omdat hij daar eerst Toorop etc. meent te
vinden, en dan pas Berlage. Ge begrijpt dat hier
niets nieuws werd gevonden; eerder verdedigde
Linse daar een theorie, wier bloesem reeds aan het
welken is, terwijl van philosophisch standpunt af
vele bedenkingen in te brengen zijn tegen de
mogelijkheid van zulke ontkenning der persoon
lijkheid door den kunstenaar. Het philosophisch
deel dezer'twee lezingen was hier niet alleen een
der zwakheden van voordracht; er was nog een f out»
het geheel der lezingen was bij dezen schilder, die
zoo gaarne constructief wil zijn, niet wezentlijk
geconstrueerd, en daardoor voor hen, die niet ge
schoold zijn in het volgen, moeilijk te volgen. Na
tuurlijk waren deze twee lezingen voortdurend kriti
seerend bedoeld; zeker werden zij als zoodanig
gegeven (ofschoon tegen de kritiek werd te keer
gegaan, waarbij een te kort, b.v. aan letterkundige
kennis, werd gevoeld en ook nog een andere invloed
van de kritiek niet werd erkend. Maar dit is iets
waaraan wij gewoon zijn geraakt; antikrit iekhouding
is in elke kxitiseerende lezing van schilders toch een
sausje voor de vakgenooten). Deze kritische
geaardheid werd ook gevonden in de houding
tegenover het schilderij, dat als een deel der
inboedel werd gekenschetst. Dat dit niet als
hoogachting ervoor bedoeld Werd behoeft geen
betoog. Zijn tegenzin tegen het schilderij ging
zoover, dat hij een door een aardbeving b. v.
geschonden decoratieve, toegepaste schildering in
den ze.-r geschonden staat verkoos boven het dan
b. v. niet geschonden schilderij -r- alsof het tot
den inboedel behooren alle geestelijkheid in het
voorwerp zou Vernietigen, ten minste vermin
deren '(onze arme boeken dan! onze geliefde
bibliotheek, dan !) en als of k-t toe pass?n geeste
lijken inhoud automatisch meebrengt (een ge
tuigenis van zijn zwak inzicht in de geestelijke
waarden). SJulk standpunt is een eenzijdigheid ten
slotte en zulke eenzijdigheden houden nooit
stand; zij zijn in tegenspraak met de souvereine
spontaneïteit van den scheppenden schilder,
DC BESTE VAttmA5
schrijver of muzikant. Wat Linse wil, moet ik dat
nog aanduiden? Wat hier door de tentoonstelling
zijnor werken bleek (wat hom noopte zijn eigen
wandschildering in den llaagschcn «Schouwburg
als onvoldoende te erkennen) en wal een schil
dering als zijn Moscs openbaarde', was de voor
keur voor een toegepast figuur, geschilderd in
steenen" van n kleur (grijs in verschillende
schakeering b. v.) geschilderde steenen"^natuur
lijk (waarom dan niet verder den vorm verloren en
een groot ornament gegeven ?) Dit was ± de inhoud
van de eerste lezing. De voordracht van de tweede
lezing was geschakeerde!-. Zij was niet alleen die
van een soms lyrisch wordend theoloog, die van tijd
tot tijd een fel aphorisme lanceerde (dat van een
schilder' over schilderkunst was eer pijnlijk te
hooren) maar zij, de tweede lezing, was natuurlijker,
koddiger, met meer boutades, minder in den
irreëelen plechtigen toon, die Van Konijnenburg
heeft ingevoerd (er is in dien toon altijd een onbe
holpenheid tegenover het juiste woord, en een hoog
moed, ver van hot dienen).
Deze lezing was meer vrij van de theologische
plechtstatigheid, waarmee de ernstig zijnde Hol
lander zijn betoog kracht hoopt te geven; was meei
Liuse, die niet zoozeer geestig is als guitig, meer snel
van reparti dan spits van verfijning; meer bruusk
dan overwinnend. In die tweede lezing werd het
restaureeren behandeld, en gedeeltelijk, in een juist
inzicht, verworpen. Te veel werden alleen alle ver
anderingen in het werk door den tijd etc., geprezen
en te gemakkelijk aanvaard als veranderingen
door God verwekt en als vergroot ers van het
mysterie in de kunstwerken geloofd (een te per
soonlijk inzicht bleek hier menigmaal). Een onbe
wust'contrast niet deze stelling vormde de lofzang
op de schoonheid der vormen etc. door de nuttig
heid ontstaan, vooral daar deze lofzang gedeeltelijk
werd aangeheven bij photoyraphieën naar zulke
voorwerpen en naar gebouwen voor nuttigheid
en gedeeltelijk zijn grond moest" vinden (hoewel
ontkend) in bepaalde overeenkomsten met schilder
kunstige waarden, en er persoonlijke bespiege
lingen (buiten de nuttigheid !) ruimschoots in te
bespeuren waren evenals fouten tegen de nood
zakelijkheden der kunstwerken (het bewonderen
van de gephotografeerde glazen, een zeer ,.on
rustige "photo). Wat o v er de plaats van den kunste
naar door Linse werd gezegd, was een herhaling
van een gedachte door velen reeds geformuleerd,
maar waar m.i. uit een hoogte, die niet groot
genoeg was noch uit een hooghartigheid die
edel genoeg veroordeelde, deze dingen werden ,
bezien, noch uit een stillen maar tevens ster
ken deemoed werden aanvaai-d (de Staat is ge
bouwd immers op de gemiddelde, en moet overeen
komstig die gemiddelde hande'en -r- de wezentlijkc
schrijver, schilder en muzikant zijn daarvan auto
matisch de dupe, de schade-lijdende in maat
schappelijk .opzicht).
II.
Dit is, tesaam gevat, wat ik ondervond bij het
aanhooren van en bij het nadenken over de
sterkkritisch gehouden lezing van Linse. Een goed
gebouwde lezing schijnt moeielijker te zijn dan
ge zoudt denken voor een voordrager, die toch liet
constructieve geven wil, vol ernst. Plechtstatigheid
kan de logische volgorde, het innig verband nooit
verwekken; natuurlijkheid doet dat eer. Er is
verder voor een lezing, die zoo kritiseerend was als
deze, wil zij meer overtuigen, een grooter overzicht
hoodig, zoowel in philosophisch opzicht als over
andere gebieden van den geest. Dat hier veel, wat
ons bekend is, werd behandeld is geen bezwaar;
' de vrees voor herhaling is een vrees der de anderen
overschattenden jeugd; dat de formuleeringen
echter niet altijd voldoende zeker waren, dus
duidelijk, is grooter fout, al, waren er aphorismen
, tüsschen die formuleeringen, die ge genieten of
verwerpen kondt.
Het eenvoudigst is lezingen van dezen aard te
beschouwen als wandelingen van den voordrager,
geestelijke wandelingen over ander terrein dan
hij gewoon is te bewandelen. Zij hebben voor
hem den aard van het volvoeren «ener plechtig
heid, of dien van een opluchting, soms van een
oprisping. En waarom zou hij niet wandelen,, geen,
opluchting zoeken, niet' oprispen, als hem dat
noodzakelijk is, al ervaren wij dien noodzaak niet
zoo ganschelijk ald hij verwacht? Eén is in allen
gevalle opgelucht en dat is de voordrager.
VAN DER HELST SIGAREN
GOEDE SIOABEN IN EEN BESCHAAFDE VERPAKKING
DE HEMEL BEWARE ONS !
32000 gulden ptesentie-geld tal \erdeeki worden over de Amsterdaimche Raadsleden
Adamse, Pictura. Den Haag
Het ..zien" van schilderijen in toch iets andera
<l/*n wal de meesten ervan maken of van denken.
l t<>t is een nobel oogwerk, met het hart gedaan, met
den geest na-gegaan. lift is, menigmaal heb ik dit
geselu-even en zal liet vele keeren nog doen druk
ken, het is niet een beschouwing, uiterlijk, van
stoffen op bepaalde wijze op 't doek of hout bijv.
opgebracht het is een nobeler daad, en een van
alle inspanning; het zien" van schilderijen is het
,,zien," het ervaren van meiischen, die de gave
kregen vliedends tot eeuwigs te formeeren, of,
en dat komt meer voor, het is het ervaren van we
zens, van menschen, die meenen dat zij tot hen
bt'hooren, die alles zuiveren door de zeef der
rhytluuen, en het wezeiitlijk en onbederfbaar
koren der eeuwigheid overhouden, Dat is het
wezenüijke,?zien" van werken; het is de wezent- ?
lijke kritiek, die een sclaften, steeds een schiften is
van wat welkt en wat niet welken zal; die op
zuiverheid uit i» van welken aard ook
en zooals een jachthond nobel jaagt. En het is
een voortdurende, afwisselende en noodige bezig
heid, of is zij dat niet? het eeuwige uit te vinden,
, en niet tot de napratei-s, maar tot de 'inders te
behooren, tot du' Voorpraters, tot de inleiders?
Het is ron menschelijke bezigheid, bovenal,
menschen te vinden in de schilderijen, en door de
schilderijen, het is een der weinige lectureii zonder
weerga....
Wanneer ik het werk van Adamse moest bepalen
naar zijn menschelijkheid, zou ik zeggen, dat het
eerbaar is; wanneer ik het naar de voordracht
moest bepalen, zou ik zeggen, dat het vol toewij
ding is. maar dat het soms, niet altijd, getuigt
van het begrip, dat ,,de huid" van het schilderij
niet steeds getuigt van wat er levend on
deigeborgen is; dat d k» huid van liet schilderij sorns te
veel het geduld van den maker bewijst, datv dat zij
altijd is ontstaan thmr een steeds niemvei-cn, steeds
betoonden hartstocht. Ge hoort niet steeds het
hart kloppen door haar heen. En daar gaat het
om ! Bij de teekeningeli en de schilderijen, die ik
van deze tentoonstelling hier noem, is dat wel het
geval. Van de .schilderijen dan vermeld ik liet
groot t» bloemstuk, de zomerbloemen (1); het por
tret van Mevrouw v. O. (5), dat een zeer typeerend
portret is van een soort Hollandsche vrouwen:
het zelfportret, dat den schilder, dien ik goed
ken, juister wijze ons voorstelt. Daarnaast loof
ik de bloemstukken (10, 12, 17, 19, 20) en dat met
witte Delftsche vergiet, waar Adamse zich op zijn
eerbare wijze, het meest frisch of dichterlijk uit.
en waar in de kleurige rozen voor den kleurigen
achtergrond een , te genieten, schilderkunstige op
lossing inderdaad werd gevonden.
Naast de schilderijen vindt ge een aantal
teekeningen, waarvan, als werkstuk, de groote met den
> Christus aan het kruis te waardeeren is, dan een
Kcce Homo, die ven-ast door het sUvgen bij zulk
moeilijk gegeven; een paar jongenskopjes verder
als typeering van een'leef tijd," .maar waar bovenal
treft een moeder met een klein kind, «?n wel urn de
teekening van den kop van zulk kind, waar
nauwkeurigheid met.d»* teederheid van een vader
tot n daad, tot n weergave werden....
?..'??" ' '*'??*'?? ' '
De tentoonstelling van de werken van Adamse
is ne. waarin ge geen enkele slinksche streek
erkent tégen de menschelijkheid en geen enkele
valsche pose tegenover liet gevoel. Het werk zal
nog winnen, zoodra, zooals ik schreef, zijn voor
dracht een altijd levendig-zijn van de ontroering,
hoe ook desnoods betoond, ons duidelijk zal geven
en duidelijk zal maken.
TUTNENBUPG MUVS
. ,'
Het ijverige Raadslid: Ziezoo, nou ga ik heelemaal niet meer weg!"
NATIONAAL
GOUVERNEMENT
door Prof. G. W. de Vries
DE verhoudingen van de politieke partijen in
een demonstratie tot elkaar maken het den
partij-politicus uiterst moeilijk op te stijgen tot het
?aanzien van een nationale, staatkundige figuur.
De democratie als regeeringsvorm, waarbij wij
dan mede mogen rekenen een monarchie als in
Engeland, Belgiëen Nederland wordt geëerd, is
meer aangewezen op het voeren van een natio
nale staatkunde dan op het volgen van de leiding
van n zij het dan nationale figuur.
Maar wat nationale staatkunde is dan mogelijk
bij eendergelijke verbrokkeling van politieke partijen
als zich in de tegenwoordige democratie van
WestEuropa vertoont?
De verbrokkeling der politieke partijen is ner
gens zoo groot als in Frankrijk. Twee richtingen
bestrijden elkaar, de nationaal liberaal-democra
tische en de internationaal radicaal-democratische
richting in het staatsbestuur. Ieder begrijpt dat
van een scherpe tegenstelling geen sprake kan
Wezen, het is een quaestie van- accent. Een omslag
in- de nationale staatkunde van Frankrijk is
ondenkbaar. Een verschuiving heeft doorloopend
plaats maar het is een verschuiving alleen in den
invloed der midden-partyen. De telkens aan de
orde zijnde wisseling in het ministerie is geen wisse
ling in hét nationaal gouvernement. Trouwens in
Frankrijk bestaat nog een zeer merkwaardigen
waarborg voor het behoud van de continuïteit
in het staatsbestuur. De wisselende
regeeringsgroep^in het midden is uiterst afcerk. Züwordt ge
vormd uit politici, die om. beurten dienen'in de
t'egeering of dienen in de groote commissies van
liet parlement. Zij worden telkens weer gesteund
door dezelfde ambtenaren. Er is nog altijd als in
den tijd van Louis l'hilippe een centre gauche en"
een centre di-oit, maar het wisselend gouvernement
vloeit niet meer voort uit het feit, dat déze groepen
elkaar als vroeger en als nu nog in Engeland in de
regeering opvolgen. Een eigenlijke partijregeering
bestaat niet omdat,' ondanks verschuivingen, de
leiding van den Staat blijft bij die groepen, welke
als midden-partijen het contact vormen en die
waarborgen geven voor een nationaal gouvernement.
In Engeland bestaat nog altijd de nzijdige
partij-regoering. Het ministerie is een commissie
uit de regeeringspartij eu in haar praktijk geldt de
regel: the minister can do no wrong. Maar de
verbrokkeling der partijen heeft ook hier geleid
tot waarborgen voor een nationaal gouvernement.
Bij het stelsel van twee politieke partyen, dat
vroeger bestond was de convention" van de
continuïteit in het staatsbestuur een machtige
waarborg tegen te snellen omslag in de richting in
het staatsbestuur, nu bestaat die waarborg voor
een nationaal gouvernement hierin, dat de
regeerinsgpartij steun van de andere partijen beurt om
beurt behoeft om zich als werkelijke nationale
regeering te kunnen handhaven. Toen de Conser
vatieve regeering, die in 1020 aftrad, die
steunverleening veronachtzaamde, kon zij als nationaal
gouvernement zich niet handhaven.
De Labour-partij heeft geen absolute meerder
heid in het parlement, maar al had zij die meerder
heid wel, zij zoude voor een nationaal gouverne
ment steun moeten zoeken in het midden, hoe dat
midden zich ook in politieken zin zoude noemen.
Het streven de party-regeering te vervangen door
een nationale staatkunde kost der regeering steun
van de linkerzijde der Labourpartij. maar zij wint
hulp uit den liberalen hoek. En de echte oppositie
part ij ? Zij. de conservatieve partij, wil nu de
,.Empire-idee" tegenover te ver gaande algemeene inter
nationalisatie weer op den voorgrond dringen, maar
reeds de Times van 23 2sovember 1029 merkt op,
hoe groot aandeel ook de andere politieke part ijen
hebben genad in de ontwikkeling van deze idee.
De tegenstellingen in de Engelsche partijpoli
tiek worden in Engeland een kwestie van accent;
een nationaal gouvernement dringt zich naar
voren ook in het uiterlijk, wanneer bij groote
gelegenheden in liet volksleven drie mannen te
zamen naar voren komen: de drie partyleiders.
De evenredige vertegenwoordiging heeft in
Nederland gevoerd tot het stelsel der
extraparlementaire regeeringen. De vroegere groepen
aan de rechterzijde, niet in staat een werkelijke
partij-regeering in combinatie te voeren, steunen
een extra-parlementaire regëering, die op weg is
zich. te verheffen tot een nationale regeering tot
leiding van een nationale staatkunde. De
regeeringspersonén kunnen nog wisselen, een nationaal
gouvernement schijnt in Nederland mogelijk op
den basis van het algemeen kiesrecht. Onze re
gëering is geen part ij-regeering meer. Zij vinde in
samenwerking, met alle groepen den weg naar het
nationaal gouvernement. Het stelsel van den nu
toch wel algemeen erkenden minister-president,
die met alle leiders der groepen uit het parlemen
taire leven kan overleggen en samenwerken.
opent daartoe mede den breeden weg.
Evenredige vertegenwoordiging in het ministerie
bleek nog in geen land mogelijk, maar een nationaal
gouvernement streeft wel naar evenredige behar
tiging, van alle nationale belangen.
t v