Historisch Archief 1877-1940
roene Amsterdammer
cckbladvoor Nederland
.«Sinds meer dan
/aar aan de spits der
weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSBPHUS JITTA
Redacteuren: H. BRUGMANS, L. J. JORDAAN, M. KANN BN
TOP NAEFF. Secretaris der Redactie: G. F. V A N DAM
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C.
Onverslijtbaar
OPGERICHT IN 1877
No. 2741
ZATERDAG 14 DECEMBER 1929
BIOSCOOP-DIGTATUUR
door L. J. Jordaan
Inhoudsopgave staat op pag. 20
ERUIMEN tijd reeds is te Rotterdam een
\JT conflict hangende, dat nog weinig of niet
buiten de grenzen dier gemeente is doorgedrongen,
maar welks verloop niettemin groote en verstrek
kende gevolgen kan hebben voor ons openbare
leven. Wjj bedoelen het conflict tusschen de
Nieuwe Rott. Courant en den Ned.
BioscoopBond. Van den aanvang af is dezerzijds de ont
wikkeling der gebeurtenissen met spanning gevolgd
en wij hebben ons tot nu toe slechts van inmenging
onthouden, omdat wij meenden ieder oogenblik
het ingrijpen te mogen verwachten van de eerste
belanghebbende in deze: de Nederlandsche dagblad
pers zelve. Waar echter, tot op het oogenblik,
waarop wij dit schrijven, geen enkele krant, voor
zoover ons bekend is, zich met het geval ernstig
heeft bemoeid, daar dunkt het ons meer dan tijd een
woord over deze aangelegenheid te zeggen. Wij
betreuren het ten zeerste, dat wij in dit geval de
Ne'derlandsche dagblad-journalistiek voor moeten
zijn. maar vleien ons met de hoop. dat een belich
ting der feiten van deze plaats af. de zaak moge
doen zien als hetgeen zij naar onze meening is:
?een publiek belang van de eerste orde !
Men oordeele:
Meer en meer begint het goede gebruik bij de
?dagbladpers ingang te vinden, naast de neutrale
programma-verslagjes, ook een kritische
be.schouwing der films op te nemen. De Nieuwe Rott.
Courant doet dit op haar beurt sinds eenigen tijd
in een rubriek, welke wekelijks onder het hoofd:
Filmkunst, in haar kolommen verschijnt. Deze
rubriek nu vermag geenszins de goedkeuring weg
te dragen der bioscoop-exploitanten en zij hebben
hun misnoegen dan ook. langs den niet ongewonen,
noch ongeoorloofden weg van schriftelijke en
mondelinge protesten, den volke en der Redactie
van de N.R.C, .te verstaan gegeven. Waar dit
zonder de gewenschte en verwachte gevolgen bleef,
hebben de heeren, vereenigd in den Nederlandschen
Bioscoop-Bond, naar meer drastische maatregelen
?omgezien en gedreigd met stopzetting hunner ad
vertenties. Toen ook dit niet hielp werd de be
dreiging in straf omgezet en de N.R.C, metterdaad
door al de belanghebbende adverteerders in het
bioscoopbedrijf geboycot. Ziedaar de nuchtere
opsomming der feiten. Wij weten niet of, pp het
eerste gezicht de belangrijkheid dezer kwestie
voldoende naar voren treedt wij meenen het,
gezien de geringe aandacht, welke er tot nu toe
aan werd geschonken, op goede gronden te mogen
betwijfelen. En toch wtf herhalen: het geldt
hier een publieke gebeurtenis van den eersten rang,
welke niet alleen de positie der pers, maar het ge
zonde culturèele leven in het algemeen op ernstige
wijze bedreigt.
Men zal hier wel geen nadere verdediging
verwachten van een ernstige, onafhankelijke
filmcritiek, ook in de dagbladen. Wjj hebben het eerst
en het krachtigst voor de instelling van een
dergeItfk instituut geijverd en bij,, herhaling gewezen
op de noodzakelijkheid van onbevangen, critische
voorlichting in de wildernis van cinematografische
producten, wier directe invloed op de psyche van
het publiek in al zijn lagen, iedere vergelijking
tart.
Zonder nu in eenigerlei beoordeeling te treden
van de dagbladcritiek in het algemeen, noch die der
N.R.C, in het bijzonder, meenen wij wel n ding als
vaststaand naar voren te mogen brengen en dat is
de goede trouw, eerlijkheid en onomkoopbaa.rheid
van den Nederlandschen criticus. Een reputatie,
waarover .terecht! de Nederlandsche
journalistiek met argusoogen waakt en waaraan zij niet
toelaat ??alweer terecht! dat ook maar een
oogenblik getornd wordt. Immers deze. reputatie
bepaalt het nationale karakter van ons kranten
wezen meer nog: zij vormt ecu allereerste be*
staansvoorwaarde voor de Nederlandsche pers, die
hierin op den volksaard reageert. Een pers-oordeel
door invloeden van buiten gestimuleerd, zou door
het Nederlandsche publiek met verontwaardiging
worden afgewezen en een ernstig gevaar opleveren
voor hot bestaan der courant. Deze waarheid is
dermate in het algemeen volksbewustzijn doorge
drongen, dat ook zelfs een poging, om naar
buitenlandsch voorbeeld, de perscritiek op ongeoorloof
de wijze te beïnvloeden, tot nog toe vrijwel tot de
ondenkbaarheden behoorde.
Tot nog toe !
Want in hetgeen te Rotterdam is geschied, ver
mogen wij niet anders te zien, dan een grove, onbe
schaamde poging tot omkooperij. In den brief toch,
waarbij de N.B.B.^ de herziening der betreffende
filmrübriek in zijn geest eischt, wordt met name
het bedrag genoemd, dat aan haar verlangens
kracht bij moet zetten. Deze brief (gepubliceerd
in het Nieuw Weekblad voor de Cinematografie van
15 November) bevat niet meer of minder dan het
volgend dreigement: Wij, belanghebbenden in het
Bioscoopbedrijf, ver-adverteeren in de N.R.C.
voor meer .dan / 50.000 per jaar. Wanneer gij;
N.R.C., niet aan ons verlangen lees; bevel
voldoet, om Voortaan critiek te leveren, die ons
bevalt, zullen wij u dit jaarlijksch douceur ont
houden, Men ziet het: Een halve ton voor goede
critieken !
Men weet niet waar zich meer over te verwon
deren over déruwe, tactlooze handelwijze der
directeuren-organisatie dan wel over de inertie,
waarmede een dergelijke, tot nu toe ongehoorde
driestheid in de krantenwereld wordt opgenomen.
Wij .willen maar liever niet nagaan, in hoeverre de
dagbladpers ztelye tot deze matelooze zelfover
schatting der bioscoop-exploitanten aanleiding
heeft gegeven het mocht eens blijken, dat de
voortdurende bewierooking :van sommige dezer
heeren door sommige onzer couranten, hoe weinig
begrepen en gedeeld overigens door den nuchteren
buitenstaander, op de dermate permanent
gehuldigden niet zonder uitwerking is gebleven. Wij
kunnen alleen constateeren, dat de Nederlandsche
Bioscoop-Bond er over de waardigheid der pers
en de dwingende argumentatie van halve tonnen,
begrippen op na houdt die krachtig en voorgoed
dienen te worden gewijzigd.
??''?? , *?.*'''.''?''
. ' , . i ,
Want waar gaan wij heen? Hier hebben wij te
doen met een nieuwen factor in het commercieele
bestaan onzer dagbladpers: den (het zij erkend!)
voortreffelijk georganiseerden en gedisciplineerden
groot-adverteerder. De baten, welke van deze zijde
het krantenbedrijf ' ten goede komen, vormen
langzamerhand een niet onbelangrijken steun voor
beschaafde smaak
Vraagt Bonbons
RINGER5
Let op den naam
den bloei van het dagblad. Inderdaad beteekent
een stopzetten der bioscoop-advertenties een
nietonaanzienlijke schade en hiermede is aan buiten
staanders, waarschijnlijk voor het eerst, een hoogst
gevaarlijk représaule-middel in handen gege
ven, om den redactioneelen inhoud der courant,
d.w.z. haar geweten en haar persoonlijkheid te
beinvloéden.
Ons dunkt, dat met het Botterdamsche geval,
als de eerste botsing tusschen de dreigende bios
coop-dictatuur en de onafhankelijkheid der pers,
een incident is geschapen, dat om een kras en
afdoend ingrijpen schreeuwt. Want wie is zoo
naief te gelooven, dat de Ned. Bioscoop-Bond het,
na een eventueele overwinning bij deze eene
courant zal laten en wie zegt ons, dat niet andere
adverteerders, aangemoedigd door een dergelijk
succes, zich op hun beurt zullen gaan organiseeren
en dezelfde methode toepassen?
Inderdaad met de ontwikkeling van het
Rotterdamsche conflict, is de Nederlandsche pers
vrijheid een crisisperiode ingetreden, die de vraag:
onafhankelijkheid of dictatuur onomwonden stelt.
Een vraag, die noodwendig rijzen moest en die wij
jaren reeds zagen aankomen. Het was te voorzien,
dat de organisatie van groot-adverteerders, de Ned.
Bioscoop-Bond, zich eenmaal van haar macht
bewust, niet aarzelen zou deze aan te wenden bij de ?
eerste de beste aanleiding. Welnu deze aanleiding
deed zich thans voor en het is naar onze meening
puur toeval dat het juist de N.R.C, moest wezen,
die de spits had af te bijten. Want wij hebben
genoeg vertrouwen in de waardigheid onzer dag
bladpers, om er van overtuigd te zijn. dat iedere
andere courant in de gegeven'omstandigheden niet
anders i/ehandcld sou hebben dan de N.R.C, l
Wij kunnen in het huidige conflict dan ook
slechts zien, het begin van een grooten strijd, die
zich met wiskunstige zekerheid laat voorspellen.
Een strijd, die na dit eerste, beslissende voorposten
gevecht, over de heele linie zal ontbranden, waar
pers en adverteerders-organisatie tegenover elkaar
komen te staan. En het lijkt ons geboden, ook
hier de Napoleontische tactiek toe te passen
marcher au feu du canon" aan te grijpen voor
men aangegrepen wordt! Immers ??het moet
toch ieder duidelijk zijn. dat bij een stuk vóór stuk
afmaken der verschillende dagblad-ondernemingen
door de vereenigde adverteerders, de uitslag niet
twijfelachtig kan wezen en voor wie dit nog niet
mocht beseffen, geeft de tactiek van den Bioscoop
Bond voldoende te denken.,
Nu weten wij zeer goed, dat de Nederlandsche
dagbladpers; in haar streng en gereserveerd indi
vidualisme, over het algemeen afwijzend staat
tegenover iedere georganiseerde actie" en wij ont
kennen geenszins, dat dit eenvoudige principe:,
hooghouden van eigen integriteit naar eigen beste
weten, onafhankelijk van anderer gestie, allen
eerbied verdient» ,
(Slot op pag. 2)
i ...
'S 't
l