De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1929 21 december pagina 8

21 december 1929 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

WERELDKIND door Albert Heiman Teekeningen voor cfe Groene Amsterdammer" door Charles Eyck H NKELE jaren geleden ontmoette ik Jean Louis voor het 1 eerst in Parijs in een omgeving van luierende en redeneerende artisten. Men stelde hem aan mij voor als ,,un presque-compatriote de toi", en daarmee was onze vriendschap begonnen. Jean was bijna twintig jaar lang opzichter in Zuid-Amerikaansche plantages geweest, hij kende een groot stuk van het werelddeel en de meeste van zijn volkeren; wij vonden spoedig al pratende het onuitgesproken contact waaruit vriendschap geboren wordt. Wat mij telkens weer boeide, wat mij telkens weer dat jaar, tot aan zijn plotselinge verdwijning naar hem heen dreef, was echter de bekoring van zijn paradoxen, het gemak waarmee hij een geheele wereldbeschouwing aan het wankelen, en mij van de eene verbazing in de andere bracht. Zoo zei hij een van de laatste keeren dat ik hem zag, toen wij het, wat maar zelden gebeurde, over vrouwen hadden, de verbijs terende wijsheid: een gevallen vrouw heeft meer neiging om op te staan dan een gezeten vrouw. De meesten leunen zóó gemakke lijk achterover, dat zij nauwelijks verder dan hun kniehoogte zien. Hij zei nog veel meer over dit onderwerp, maar ik zou het niet durven herhalen, want ik weet aan die woorden niet het gezag te geven dat ze kregen wanneer hij zelf sprak, zijn handen in zijn zak stak, op en neer liep, weer ging zitten, weer opstond. Het was een kortaffe manier van zeg gen, raak als de commando's van een scheepskapitein. Toch herin ner ik mij woord voor woord alles wat hij zei, want dien middag heeft hij mij ook een stuk van zijn leven, een moment van het leven des levens zelf verteld, dat ik niet meer vergeten zal, omdat ik nu, sindsdien, zelf ondervonden heb dat wat hij zei de waar heid was. Zeg niet, sprak hij, dat ik de vrouw niet respecteer. Maar hoe moet ik hier in Europa tusschen mummies leven? Ze zitten op de ' zetels van een comfortabel fatsoen en broeden op hun schrompelend lust verlangen, niet eens capabel tot egpïsme. Daar ginds,... waarom ben je niet daarginds gebleven? Ik geloof Jean, dat de vrouwen overal hetzelfde zijn. ' De, gezeten vrouwen ja.... Maar daar hebben ze ruimte om te staan. W'ie hier wil staan wordt neergetrökken. Ze zijn het kind van hun plicht, van hun staat. Het kind van de rekening! En de anderen? Dat zijn de wereldkinderen. De kinderen van het leven zelf. En kijk niet zoo ongeloovig. Ze bestaan ! Ik zelf ben zétegengekomen .... Althans, althans.... laat ik je geen valsche hoop geven, je bent nog zoo jong...!, n ben ik er tegengekomen.... n in al die jaren, en dat was daarginder; hier zou zooiets niet kunnen bestaan. Maar het heeft een andere wending aan mijn leven gegevert; ik geloof nu, in het leven, en de herinnering daaraan is voldoende om iriij kracht te geven het dag op dag 'te harden in dit mausoleum. Bid God en bid het leven dat'je, ooit hetzelfde mag ondervinden. Je bent nog jong.... ik zal het je vertellen om je te leeren. MARTI IN f-R In ecu utnyci'iny vttn luierende * * * Zoo is het verhaat van Jean: Hij was vijf jaar op Martinique, aan de kust, daarna vertrok hij naar 't vasteland, en werd opzichter van een plantage nabij rinidad. Hij was al een week daar, toen hij hoorde spreken van Marga, en dat was wel vreemd, want ik herinner mij vaag, in mijn prille jeugd reeds iets gehoord te hebben van Marga, haar naam door fluisterende menschen achter hun hand uitgesproken, of luider, in een gesprek dat plotseling werd afgebroken, toen men zag dat een kind luisterde. In het opzichtershuis werd lachend, maar zonder spot of verborgen toespelingen aan Jean gevraagd of hij Marga reeds gezien had. En toen werd hem gezegd dat hij dan zeker niet de mooiste vrouw van mijlen in den omtrek kende. Ik houd niet van hoeren, zei Jean kalmweg. Maar nu kreeg hij de wind van voren. Wie zegt je dat het een hoer is? Het is een heilige. Je zult eens zien ! Wacht maar eens >ot je ziek bent, of de ziekte van deze plan tage krijgt. Ik kan wel hooren dat je haar niet kent." Met z'n zessen riepen ze door elkaar, niet boos, ook niet schert send, maar met een blijden ernst, die je anders niet vindt in de gesprekken van blank-officiers, behalve wanneer het na midder nacht is, en je met z'n tweeën op het balkon zit te suffen in de maannacht. Dan begint er wel eens een te praten met zoo'n ernst. Jean haalde zijn schouders op, en ging naar buiten, kregel om de toespelingen op iets wat hij niet kende. Bij het magazijn kwam hij de boekhouder tegen, een franschman, evenals hij. Zeg, vroeg Jean, wat is de ziekte van deze plantage ? Wees maar niet bang, lachte de ander. Geen ziekte waar je aan sterft. Een ziekte zoo-maar, aan je hart. Een zeeziekte. Je bent hier allén, ijselijk geïsoleerd, je wanhoopt aan het leven, want een negerin is maar een negerin. En als Marga er niet was.... Wie is Marga dan toch? Ken je haar nog niet? Ga dan mee als je tijd hebt. Ik zal je aan haar voorstellen. Zij liepen het kanaal langs, tot aan de hoofdsluis, toen gingen zij een pad linksaf, naar een terrein waar Jean niet kwam, omdat het buiten de ontginningssector lag. Een laag bosch begon, maar na tien minuten waren er wér enkele akkers, enkele heesters en bananen boomen. Achter een paar hooge boomen zag Jean dan opeens het wit van een houten huisje, en déboekhouder hield de handen voor de motid en, riep: Marga, Marga! Niets bij het .huis bewoog, maar plotseling kwam iemand achter de verste bananenboomen opzij te voorschijn, een slanke verschijning in een wijde inlandsche rok, die melodieus terugriep: Edouard-oü-ou ! Kom hierheen ! Ha, daar is ze, zei de boekhouder, en Jean merkte hoe zijn gezicht opklaarde, hoe een levend,ge glans in zijn oogen kwam, en zijn stappen sneller werden terwijl hij om de bananenboomen heen sprong om bij haar te komen. Jean volgde langzamer, óp een afstand, zag hoe de ander zwierig zijn hoed afzette en boog, en zich verontV. E. van Uytvanck Urker visscher ?.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl