Historisch Archief 1877-1940
roene
<b<_yVveekbIad voor- Nederlan
Alle Buitenlandsche
Spoorwegbiljetten
I. V. B.
OAMRAK 46
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN
M. KANN. Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM C.
Alom verkrijgbaar
OPGERICHT IN 1877
No. 2744
ZATERDAG 4 JANUARI 1930
Uitbreidingsplan en onteigening
door Prof. Mr. F. G. Scheltema
ALS een middel, waardoor gemeentebesturen
kunnen zorg dragen voor een rationeelo
bebouwing binnen hun grenzen, moet. naast d(i
z.g.n. rooilijiiverordening. in do eerste plaats
worden genoemd bet uitbreidingsplan, d. i. liet
door den raad vastgestelde plan van uitbreiding,
?waarop ..de bestemming voor de naaste toekomst
,.van den in het plan begrepen grond in hoofdzaak
..wordt aangewezen" (art. !il der Woningwet).
Op dat plan zijn de toekomstige straten, pleinen,
parken, sportterreinen e. d. geprojecteerd; bet
wordt, na te hebben ter inzage gelegen, vast
gesteld door den raad. en behoeft de goedkeuring
van Gedeputeerde Staten; tegen het verleeneh
?dier goedkeuring kunnen belanghebbenden beroep
instellen bij de Kroon. De handhaving van het
uitbreidingsplan wordt gewaarborgd door art. 5
?der Woningwet, volgens hetwelk een bouwver
gunning wordt geweigerd, indien wordt gebouwd
in afwijking van het plan; de eigenaren van gronden
y.ijn m. a. \v. aan het plan gebonden.
l'it deze laatste omstandigheid volgt, dat het
uitbreidingsplan - evenals de rooilijnbepa'.ing
behoort tot die overheidsmaatregelen, die den
pa"tieulier in de uitoefening van y.ijn eigendoms
recht beperken, en hem dientengevolge een meel'
of minder groot e schade kunnen berokkenen. Hoe
gi'oot die schade kan zijn. bleek op treffende wijze
uit oen arrest van den lloogen Raad van '2'.> Augus
tus 192<i (\\'i'i'/M<n/ roor In-t /ti'c/it .\o. 11550),
hetwelk betrekking had op gronden, vallende in
het uitbrcidingsplan-/.uid van de gemeente Amster
dam. De onfortuinlijke eigenaar dezer gronden
y.ag ze op liet uitbreidingsplan alle aangewezen.
als toekomstig park. Nu beteekent deze aanwijzing
op zichzelve niet anders, dan dat hij en y.ijn op
volgers op den grond niet mogen bouwen; de aan
wijzing doet het eigendomsrecht zelf van den
eigenaar niet te niet gaan, en wanneer dus do
gemeente ter plaatse werkelijk een park wensehi,
ar?n te leggen, moet zij zich allereerst den eigendom
dier gronden dooi' middel van onteigening ver
schaffen. Kn onteigening geschiedt niet dan tegen
v dledige, door den rechter vast te stellen, schade
loosstelling, waaruit men. wellicht zou willen
concludeoren. dat de betreffende eigenaar te.n
«lotto toch nog de volle waarde voor zijn grond
y.al ontvangen. Die redeneering is echter onjuist.
Immers, de rechter, in geval van
onteigeningde schadeloosstelling bepalende, moet zich afvragen,
hoe groot de waarde; van den grond is; en juist
omdat mi de grond in het uitbreidingsplan als
park is aangewezen, en de eigenaar op dien grond
derhalve nimmer zal mogen bouwen, is de waarde,
die op de vrije markt voor dien grond kan worden
bedongen, een slechts zeer geringe, en kan dus ook
de schadeloosstelling. bij onteigening toe te
kermen, slechts een zeer geringe zijn. Anders
gezegd: bestemming van grond in een uitbreidings
plan tot park, plein. e.d. drukt de waarde van den
grond, en dus ook de bij onteigening te betalen
vergoeding, ..daar" aldus overwoog ons hoogste,
rechtscollege ..de rechter ter vaststelling van
,,de verkoopwaarde van te onteigenen vast goed
..rekening heeft te houden met. . . . de
ouastandig..heid, dat eene te onteigenen oppervlakte grond,
..schoon door hare ligging voor bouwterrein
..geschikt, daarvoor. . . . niet in aanmerking zal
..kunnen komen, doordat het in een naar de
..voorschriften der Woningwet vastgesteld
gomeentolijk uitbreidingsplan voor parkaardeg is
aangewezen."
De beslissing is, men is het daarover algemeen
eens, onfeilbaar juist: de Ilooge Raad kon, aan
de hand van de bestaande voorschriften der Ont
eigeningswet en Woningwet, een andere beslissing
niet nemen, /ij doet echter zien, dat er aan. die
voorschriften klaarblijkelijk iets hapert: want
dat de beslissing, schoon juist, schromelijk onbillijk
is, zal niemand aarzelen te erkennen. I.)e eigenaar,
wiens gronden in het plan voor bouwterreinen zijn
bestemd, ontvangt volledige schadevergoeding
o]) den grondslag van bouwwaarde; de eigenaar,
wiens gronden toevallig voor park zijn bestemd,
ontvangt zoo goed als niets. Kn de onbillijkheid
wordt te klemmender, wanneer men bedenkt,
dat juist door liet projecteeren van parkeu,
pleinen e. d. de waarde der voor bebouwing
bestemde terreinen nog toeneemt. Kr is hier
inderdaad een schreeuwende onrechtvaardigheid.
I Tot vorengaande heeft sinds eenigon tijd de
aandacht, van onze landsbcstnurders. In. de Korste
Kamer heeft Mr. run. <l<'? /fo:-vrn rei-ds herhaalde
lijk de aangelegenheid ter sprake gebracht: in de
Tweede Kamer geschiedde zulks onlangs, ter
gelegenheid van de behandeling van de Begroot ing
van hel Departement van Arbeid. Handel en .Nijver
heid, door .Mr. Knitltcnlx'11. UI ij keus het ministe
rieel antwoord, bij laatstgenoemde gelegenheid
gegeven, is eene noodoplossing in voorbereiding.
In zooverre kan men dus gerust zijn: de be
langen der gedupeerde eigenaren zullen «'orden
behartigd. .Maar of men ook gerust kan zijn met
bet rekking tot de wijze, waarop dat zal geschieden,
is een andere vraag; een vraag, die wij aan
de hand van de tot, dusverre bekende gegevens
niet zonder mee!' bevestigend zouden willen
beantwoorden. AVant men is hier het
TweedoIvamerlid run dril I-Scri/li merkte zulks bij inter
ruptie volkomen terecht op - - op gevaarlijk
terrein.
Blijkens uitlatingen in de Korste Kamer is
datgene, wat de heer run. 'let' ffncrfn wen^cht
en waarmede klaarblijkelijk de heer Knnlli'iilti'll
nstemt , dat de rechter, bij de bepaling der
schadeloosstelling het uitbreidingsplan, en daar
mede de aanwijzing van terreinen voor park e. d.,
geheel negeert. ..Wettelijk zou vastgesteld moeten
worden" aldus Mr. run tier ILocn'n - ..dat in
..geval van onteigening ter uil voeling van een
..plan van uitbreiding... . bij de bepaling van do
werkelijke waarde.... liet plan zelf niet in
a:uimerking komt. Daar draait alles om."
Wat zou nu liet gevolg zijn. indien in deze
richting de oplossing werd gezocht'r1 Dit. dat alle.
grond, in het plan begrepen, door den rechter als
bouwterrein wordt beschouwd, en dus de eigenaar
op vergoeding der volle bouwwaarde kan aanspraak
maken, ook al is in hel plan zijn grond voor park
e. d. bestemd: hot plan wordt immers genegeerd.
Aan den wantoestand, in 's Iloogon H aai Is arrest
tot uiting gekomen, zon dus inderdaad een einde
komen. Maar er zou een andere, o. i. heel wat
meer betreurenswaardige, wantoestand voor in
de plaats treden, te weten, dat alle grond, voor
parken, pleinen o. cl. in het uitbreidingsplan
opgenomen, door de gemeente zou moeten worden
onteigend tegen volle bouwwaarde; anders gezegd,
INHOUD -.
1. Prof. Mr. F. Q. Scheltema, Onteigening.
2. C. J Wynaendts Francken, Religie en
Wijsbegeerte.
3. Diplomaticus Wcrcltlstaat-slieden : von I litulenonrg.
4 Dr. Jan Romein, Britxcli-lrulie.
5 C. van Wcssem, Ati
Het Al-Indisch Congres
L.. J. Jordaan,
('. Alice van Nahiiys, Duilsche Boeken.
7. Dr. jac. P. Thijsse, ( '/( de \atiiur. Frans
Coenen, Kroniek.
15. C. A. Klaasse,
Vraagt sfezc/s Bonbons
RINGERS
Let' op c/e/7 naam
dat het in do bebouwing opnemen van parken,
pleinen o. d. geheel ten laste van de gemeentelijke
belastingbetalers zou kom.-n. Hel onvermijdelijk
gevolg da-lrvan y.al zijn. dat in het \ervolg de
gemeentebesturen er voor /.uilen terugschrikken,
in hun uitbreidingsplannen op eenigszius ruime
schaal parken, pleinen e. d. op te nemen. , n dat
dus (Ie stedelijke uitbreiding \\til-dt :.';ed l', HlLiell in
een richting, welke in si rijd is niet de moderne
oischoii van volkshuisvesting, die een ruime
bebouwing verlangen.
In de zoo juist geschetste richting moet. dus de
oplossing van de gesignaleerde oubillijkheid niet.
gezocht Worden. In welke dan wel l- O. i. dield,
liet nitg.'m">punt te zijn, dat. terwijl eonery.ijds
vol maak l onbillijk is. hot in de bebouwing opnemen
van parken o. d. geheel |eu las(e van de toevallige
eigenaren van een. bepaald .stuk grond te brengen,
het anderzijds daarentegen volmaakt billijk zou
?zijn, die lasten te doen dragen door liet complex
van eigenaren, die gezamenlijk bij het plan be
lrokken zijn. Dal is billijk, niet alleen omdat de.
vooi' bebouwing wél aangewezen gronden van do
ruime park- en pleinaanieg mede profiteeren,
maar ook en bovenal, omdat hot complex van
grondeigenaren, in zijn t/etieel genomen, er y.ich
niet over kan beklagen, dat een zeker gedeelte
dier gronden voor park, plein e. d. wordt bestemd.
nu dat een eisch van moderne bebouwing mag
worden genoemd, en zij dus kunnen geacht worden,
daarmee van den aanvang af te hebben rekening
gehouden, /.ooals zij eveneens moeten rekening
houden met het feit, dat een deel van hun gnmi