De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 4 januari pagina 11

4 januari 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

EUNST IN FRANKRIJK * de Nieuwe Generatie l DOESBURG KUBISTISCHE SCHOOL Als schakel tusschen Rodin-Bourdelle en de z.g.n, constructeurs moet hier de school van Maillol en Gargallo genoemd worden. Vooral de eerste met diens volgeling Despiau, wendden zich tot de Aegyptische plastie ken, waaraan zij het monumentale en uniforme hunner figuren ontleen den. De moderne fransche beeldhouwkunst stond steeds in een afhankelijke positie ten opzichte der schilderkunst en het is typeerend voor de supe rioriteit dezer laatste, dat zij steeds de richting wees (ook aan de architec tuur) en ook immer de middelen vond om den 2 (1926) geest van haar tijd tot uitdrukking te brengen. )e beeldhouwkunst daarentegen '«unde steeds min of meer op de resul ten van het verleden. De kunst van odin en Bourdelle werd door de ieksch-romeinsche beeldhouwkunst voed, die van Maillol, door de aegypache, enz. Zelfs de modernen, Archisnko, Lipchitz, en diens navolger ncusi 'te (Marmer) dkin, profiteerde van de kubistische ilderkunst. Geen dezer vernieuwers ? eerste periode bleken feitelijk bij achte om den plastischen vorm van n tijd te vinden. De eenigste die jrtoe in staat bleek was Constantin ?ancusi, zonder twijfel de geniaalste sldhouwer die Europa op 't oogenik bezit. Ondanks zijn vergevorderden leefd, gaat Brancusi in onovertrefbaar optimisme en onaantastbare zeker heid, voort op den door hem zelf gevonden weg, welke hem noodzake lijk naar een absolute en constante beeldhouwkunst voeren moest. Groote eerlijkheid en zelfopoffering deden hem door alle stadia der dramatische, naturalistische en archaïstische plas tiek heen, tot de klare en reine atmospheer eener plastique pure" komen. Bij Brancusi is alles wat men van een zuivere beeldhouwkunst ver langen kan: de diepste geestelijke inhoud, de afwezigheid van het dra matische en theatrale, de volmaakte plastische vorm, en de daarmede samengaande keuze en het juiste begrip van het materiaal. Wanneer men een woeste, animale spontanëiteit, zich uitend in een of ander dramatisch sujet en een klonterige oppervlakte voor menschelijkheid" aanziet, dan is bij Brancusi, en gelukkig, alle menschelijkheid af wezig. De reine kunst drukt in de algeheele beheersching harer uitingsmiddelen echter een diepere en hoogere menschelijkheid uit, die van even wicht nml. tusschen geest en materie. Brancusi is een geestelijke aristocraat en zijn werk ademt een nobele ver hevenheid, die men slechts zelden en dan nog slechts op de hoogtetoppen van het beeldend bewustzijn, aantreft. In deze geheel zelfstandige plastiek is alles afwezig wat voorheen als maatstaf voor kunstwerken gold: temperament, tragiek, sensualiteit, spontanëiteit, enz. Al deze pseudoeigenschappen vertoonen zich althans niet aan de oppervlakte. Doch hier is meer : geest, reinheid, zekerheid, klaar heid. Door deze superieure hoedanig heden, gaat van Brancusi's beeldhouw werken een suggestieve, ja religieuze kracht uit, die den beschouwer inplaats van een emotie" het ver ruimende gevoel van bevrijding geeft. Uitgaande van de dramatische plas tiek (Michel Angelo, Carpeaux, Rodin, Bourdelle en Maillol) ontwikkelde zich zijn kunst via Mexikaansche en Negerplastiek tot een geheel eigen, doch zeer elementaire uitingswij ze. Brancusi behoort tot de elementaristen en heeft zich nooit op kubistische wijze uitgedrukt. In tegenstelling met de pogingen der kubistische beeld houwers, om de drie afmetingen der ruimte plastisch tot eenheid te dwin gen, ontwikkelde Brancusi veeleer den gesloten vorm, de ellips, het ei, de kogel en de cylinder. Zoo aarzelde hij niet een kop volkomen eivormig, een torso volkomen cylindervormig te beelden. Doch elk werk is steeds een herschepping, een beelding van den geest, een plastisch geworden idee, welke zich organisch met de materie verbindt. Deze tendenz, de idee der plastiek zoo innig mogelijk en zonder illusionistische hulpmid delen met de materie te verbinden, bestond reeds bij Archipenko, doch verwerkelijkt werd dit slechts door Brancusi. Deze is dan ook van onge looflijk diepen invloed op de zich thans vormende jonge generatie, die het strengbepaalde en v zekere ver kiest boven het vage en spontane en zich daarom geheel wetenschappelijk Lipchitz: Figure dans Vespace (1919) absous du pêche de pédenterie par les ombres de Dürer et de Léonard, qui, s'ils avaient vécu a notre poque auraient tres probablement ajoutéa leurs crits ou a leurs notes assez de déroulements et de dissections de polytopos pour nourrir maintes portées de fauves, cubistes, simultanéistes et futuristes," schrijft Prof. Matila Ghika Alexander Archipenko: Femme debout (1920) in zijn korte^verhandeling over de esthétique der vierde dimensie. Wan neer men de ateliers der jonge beeld houwers bezoekt, zoo moet de over tuiging steeds sterker worden, dat de beeldhouwkunst, aangemoedigd door de prachtige resultaten in de archi tectuur en de schilderkunst steeds meer de richting der algeheele zuiver heid opgaat. De jeugd, afkeerig van het onbezonnene on wilde, het vage en dramatisch-sensueele, offert thans alles op aan een wetenschappelijk gefundeerde, constante plastiek. /Ji^U, V4.CV(4Ji 1^JJ.J. ^«^ii^Vji t» ^U^lL&VJLUMfJ ^J^llJ"- f / f* * 1 1 Yy \ oriënteert. Je suis sur que je serais Const. Brancusi: Le poisson, 1928. (Spiegelglas en Koper}

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl