Historisch Archief 1877-1940
No. 2744
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 JANUARI 1930
Wetenschappelijke Varia
BEURSSPIEGEL
Dierentaal en Menschentaal
door Dr. P. van Olst
i
si
t*
R.
gr.
ge
tiI
tij'
KUNNEN dieren spreken? Stellig" zeggen
diverse dieren vrienden, al was 't alleen maar
hun eigen lievelings-dier. Als men rondvraagt
in zijn kennissenkring krijgt men een overvloed
van bewijzen" voor deze stelligheid. En men
behoeft helaas niet terug te gaan tot den ezel van
Bileam om sprekende ezels tegen te komen,
die evenals bij Heine's An die Mouche" met
hun geblèr goden en heiligen overschreeuwen.
Zelfs hebben wij sprekende honden gehad, die over
theologische en politieke zaken hun bek opendeden,
zooals de beroemde hond Lol", die kort voor den
oorlog de belangstelling van dierenaanbidders
deelde met de rekenende paarden uit Elberfeld,
Mohammed" en Zarif."
Het doet aangenaam aan om deze dierentaal
vraag eens onpartijdig behandeld te zien, zooals
gebeurde door den Amsterdamschen bioloog Dr.
J. A. Bierens de Haan in de Biological Reviews",
eenige maaanden geleden. Leeken gelooven zoo vaak
datgene wat zij prettig zouden vinden als het waar
was en zoodoende is het te begrijpen dat in legenden
en sprookjes zoo dikwijls sprekende dieren optreden
en dat ook in het werkelijke leven de mogelijkheid
van dierentaal gemakkelijk wordt geaccepteerd.
Bierens de Haan gaat eerst na wat het essentieele
is van de menschentaal. In de eerste plaats is dit
het gebruik van woorden, die gekenmerkt zijn door
vier bijzonderheden: a. dat zij gemaakt worden
met behulp van den mond en aangrenzende
lichaamsdeelen, b. dat zij gearticuleerd zijn, d.w.z.
opgebouwd uit een of meer lettergrepen in con
trast met het onafgebroken geluid dal iemand
maakt, die gilt of huilt, c. dat zij een bepaalde
beteekenis hebben, die noch de spreker, noch de
luisteraar kende bij hun geboorte, dus die zij ge
leerd hebben in den loop van hun samenleving, d.
dat deze woorden iets aanduiden, een voorwerp, een
handeling, een gemoedstoestand, enz.
Neemt men dus do menschelijke taal als het proto
type van echte spreektaal dan toont zij zes karakte
ristieke eigenschappen, nml. l door den mond voort
gebracht, 2 gearticuleerd, 3 een conventioneele
beteekenis hebbend, 4 iets aanduidend, 5 gebruikt'
met de bedoeling iemand anders iets mede te deelen.
6 samengevoegd tot steeds nieuwe combinaties,
zoodat zinnen van wisselenden inhoud worden
gevormd. Waar deze zes karakteristieke
eigen. schappen ontbreken (ook bij menschen !) kan men
alleen spreken van een pseiido-taal van lager orde.
In de eerste plaats de technische zijde van de
dierentaal: heeft een dier stemgeluid (d.w./,.
voortgebracht door den mond)? De overgroote
meerderheid der diereji is stom; als zij geluid maken
zooals krekels e.d. dan gebruiken zij daar andere
lichaamsdeelen voor. En al kan in Multatuli's
verhaal Pa" misschien wel ,.ja" zeggen als zijn
zoontje vraagt: zingen die wurmen mee, Pa?"
daar een Duitsch hoogleeraar zeer zwakke geluiden
meent gehoord te hebben van regemvormen, een
stemgeluid behoort niet alleen bij de lager ont
wikkelde tot de zeldzaamheden, maai- ook bij de
hooger ontwikkelde dieren komt een stern vol
strekt niet algemeen voor. Alleen bij Vogels en
Zoogdieren komt een stem veelvuldig voor,
hoewel volstrekt niet algemeen (zie bijv.
walvisschen). Is deze stem ook gearticuleerd ? Hoewel
de hooger ontwikkelde dieren hiertoe wel in staat
zijn bij dressuur, is het onder normale omstandig
heden zelden of nooit het geval. Het kraaien van
een haan lijkt er wel iets op, maar de indeeling is
niet scherp genoeg, afgezien er van dat nooit ver
schillende combinaties genlaakt worden, maai'
deze geluiden stereotyp geuit worden.
Belangrijker dan het technische deel der vraag
is de sociologische kant. De menschelijke taal
heefteen zekere beteekenis/die niet bij een individu
reeds vanaf/de geboorte bekend'is, maar in den
loop van het leven aangeleerd is. Heeft een dier
ook zoo ontstane woorden? Opmerkelijk in dit
opzicht is een onderzoek ingesteld bij gibbons, een
diersoort die zeer dichtbij den mensch staat en die
een groote rijkdom aan geluiden heeft, zoodat het
denkbaar is dat tenminste enkele ervan een con
ventioneele*, beteekenis hebben onder gibbons.
en van dier op dier geleerd worden. Men hield een
jonge gibbon, vanaf de geboorte, gescheiden van
alle andere dieren van zijn soort en voedde
het vijf jaar op, zonder het ooit in de gelegen
heid te geven een andere gibbon te hooren.
Toch maakte dat dier na vijf jaar alle gelui
den die de wilde gibbon maken kan. Zij zijn
dus werkelijk aangeboren en. niet aangeleerd van
soort genoot en zooals een mensch zijn taal leert
in de kinderjaren. Bovendien gaven deze gibbon
geluiden meer vage algemeene gevoelens aan,
zooals angst, tevredenheid e.d. maar nooit scherp
omschreven voorwerpen of toestanden. Het onder
zoek van Garner over apentaal is hiermee in strijd,
tenminste naar de opgave van Garner zelf, die
de mogelijkheid van lange samenspraken onder
stelt. Maar bij eritisch onderzoek zijn hier toch
veel bezwaren tegen in te brengen; bijv. een woord
dat volgens Garner melk" of voedsel" zou
beteekenen, kan volgens hemzelf ook alles aangeven
wat aangenaam of begeerenswaard is, zoodat dit
veel gaat lijken op de algemeene gevoelens", die
Bierens de Haan alleen meent te vinden in dieren
geluiden. Zoo zijn ook de zoogenaamde
woorden" die andere onderzoekers bij
Chimpanzee's vonden, in ieder geval aangeboren en niet
verkregen door omgang met soortgenooten.
Bierens de Haan acht dus echte woorden" niet
aanwezig in de natuurgeluiden der dieren.
Dan de vraag of de dierentaal de bedoel i»;/ heeft
anderen iets met; te deelen, zooals bij de menschelijke
taal. Ook dit betwijfelt de onderzoeker. Niet alleen
dat dus een. leeuw brult of een vogel roept alleen
om eigen stemming te uiten, maar als omringende
dieren hierop reageeren is dit een secundair ver
schijnsel, dat niet in de bedoeling van leeuw of
vogel lag. Zelfs de waarschuwingsroepen van
kudde-dieren of van moeder-dieren voor hun jongen
zijn te beschouwen als uitingen van eigen angst
of stemmingsgevoel. waarop de jonge dieren in
stinctief reageeren. Hoe zou het anders mogelijk
zijn, dat een kuiken, nog in den do/i. zijn vroeg
tijdig gepiep doet verstommen als de kloek het
gevuarsignaal geeft 'i I*it is toch duidelijk een aan
geboren reactie. Kr zijn ook genoeg dieren die
op gevaarsignalen van andere diersoorten reagee
ren. maai' dit beteekent nog geen opzettelijke
mededeeling van dier tot dier. evenmin als dit het
geval is als de opgeschrikte <l»i?ivogels den veld
wachter erop attent maakt dat er ergens menschen
op verboden gebied loopen.
Ken andere vraag is of dieren de menschelijke
taal kunnen begrijpen en nabootsen. Beide is
ongetwijfeld het geval, hoewel niet zoo frequent
en zoo gemakkelijk als velen denken. Ken hond,
dien ik dresseerde"oin iets wel of niet aan te nemen
naar gelang ik zei: 't is van de Meester" of 't is
van Kuyper", reageerde precies evenzoo op de
klanken ,,ee" of ui" alleen. Maai' proeven met
politiehonden geven aan dat toch wel bepaaldelijk
geheele woorden door de dieren verstaan kunnen
worden. Ook het iiahontxen van woorden is
mogelijk. Niet bij de honden, die in het eene land
duidelijk haben" en ..Ifaberland" (eigennaam)
zeggen en in het andere land even duidelijk
..grandmaman". YVanl hierbij wordt, te veel
hiiiein hiterpretiei't". .Maai' apen heeft men met
vél moeite woorden leereti uitspreken (een aap
zei Papa" tegen den onderzoeker; verdien de loon !)
maai' vooral de papegaaien hebben dikwijls een
heel repertoire in hun macht. En wat opmerkelijk
is: zij gebruiken deze woorden ongetwijfeld soms
opzettelijk met de juiste bedoeling, zooals de papa
gaai, die adieu" zeide als er iemand in de kamer
was waar hij 't land aan had en die absoluut nog' geen
mines gemaakt had om weg te gaan. Maar dit is
ook het allergunstigste wat: bekend is, zoodat
Bierens de Haan. concludeert; dat werkelijk schep
peilde taal, het vermogen om woorden tot zinnen
Ie maken, buiten hei \ermogen der dieren valt. ?
Meri moet wel in het oog houden dat Bierens de
Haan overal de zeer verstandige en wetenschap
pelijke werkwijze volgt dat niet naar een ingewikkel
de verklaring nia.g gegrepen worden als uien met
een eenvoudige verklaring volstaan kan.
Donderdag* 2 Januari
DIKWIJLS ziet men in de eerste weken van Ja
nuari een algemeene verheffing van het
koerspeil der aandeelen. En er zijn dan ook systema
tische" speculanten die in de laatste dagen van
December steeds hier en daar wat oppikken om
eind Januari weer te gaan spuien. Misschien is
de koersstijging die de New-Yorksche beurs de
laatstedagenvanhetjaar vertoonde mede een gevolg
van dergelijke speculaties, die overigens in een
rumoerigen tijd als deze wel wat gewaagd zijn:
normale golf slagen moet men in een periode van
springvloed maar liever niet verwachten.
* *
*
Veel waarschijnlijker is het dan ook dat niet
deze Januarioptimisten den oudejaarsavond nog
iets vroolijker gestemd hebben dan de gebeurte
nissen in het jaar zouden doen verwachten. Veeleer
lijkt het op een kunstmatige hijsen-manoeuvre, die
sinds jaar en dag door de financieele machten aan
bijna alle beurzen in bepaalde fondsen plegen te
worden vertoond. American Tel. & Tel steeg in
twee dagen van 215 tot 222; General Electric van
229 tot 243; U.S. Steel van 164 tot 171. Ik schreef
cenige weken geleden dat banken en meer nog
wellicht beleggingstrusts wel alle pogingen zouden
aanwenden om op den balansdatum het koerspeil
wat op te schroeven. Die verwachting is zooverre
niet bewaarheid, dat de baissepartij de overhand
wist te behouden. Maar de laatste twee dagen heeft
de haussepartij blijkbaar alles op het spel gezet,
en is er in geslaagd een succesje te behalen.
Wat nu in Januari? De berichten uit Amerika
spreken van omvangrijke baisseposities. Zijn die
mededeelingen juist, dan zal dat inderdaad een
steun voor de markt zijn, evenals destijds de groote
hausseposities-met-geleeiid-geld het zwakke punt
vormden. Maar er blijft nog zooveel oud zeer te
liquideeren (salesmen, sleeht-gedekte-posities van
speculanten) dat men eerder kan verwachten dat
hoogstens een verdere daling geremd zal worden.
Bij een noemenswaarde stijging zal allicht zulk
een omvangrijk aanbod loskomen dat het optimisme
spoedig in den kiem gesmoord wordt. Het eenige
wat nog aanleiding tot een hausse zou kunnen zijn
is een verbetering in de bedrijfsconjunctuur. Het
is waar dat de enorme koersval van October en
November reeds een flinke daling van de winsten
voor de meeste aandeden verdisconteerde. Maar
het publiek kijkt mi eenmaal meer naar absolute
dan naar relatieve gegevens. Ken verdere; daling
der winsten zal allicht koersen vertier drukken
ook al was de daling - naar vroegere maat
staven berekend al lang verdisconteerd. De
berichten uit handel en bedrijf zijn inderdaad zeer
weinig opwekkend, zoo zelfs dat men bijna niet
kan aannemen dat liet: zoo beroerd kan blijven. De
staalindustrie werkt hier en daar op 10 a 50 p('t.
van haar capaciteit. Houdt dat eenigen tijd aan
dan staan - volgens beurs-coiiceptie, die steeds
naar het oogenblik kijkt de aandeelen van l'.S.
Steel e.d. nog te hoog. Kn de spoorwegenwinsten
dalen ook snel; de tietto-inkonisten van 75 spoor
wegen waren in November 8 80.(i millioeii tegen
130.3 millioeii in November van het vorige jaar.
De staalindustrie bouwt haar hoop nog op de orders
die blijven toevloeien (die zooveel mogelijk over
eenigen tijd verdeeld worden uitgevoerd) van de
spoorwegen. Het schijnt dat de spoorwegen de
bestellingen die anders in het voorjaar werden ge
daan, vervroegd hebben. Maar waar moet het dan
in het. voorjaar heen? Nivelleering is nuttig, maar
men moet met zijn waardeering van de cijfers
van uu, met die factoren toch terdege rekening
houden.
C'. K.
BRANDBLUSSCHER
SPANJAARD&C2
.???" FABRIEK ESPANA . 'T
UTRECHT