Historisch Archief 1877-1940
No. 2746
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 JANUARI 1930
Radio en Grammofoon
Het mechaniek en de mensch
door Lou Lichtveld
DEZELFDE overwinningen welke
de cultuur gemaakt heeft om
tot het bezit van het mechaniek te
komen, dezelfde overwinningen moet
ook ieder van ons afzonderlijk maken,
om tot meesterschap over het mecha
niek te geraken. Hoe vreemd het
klinke, geen machine staat ons zoo
maar ten dienste, geen mechanisatie
veroorlooft nog de uitschakeling van
persoonlijkheid en persoonlijke daad
kracht. Wanneer dit wél het geval
was, zou de mechanisatie der muziek
stellig een gevaar voor de muziek
cultuur beteekenen; thans is dat
echter geenszins het geval.
Het mechaniek doet immers niets
dan het ondervangen van een
ingewikkelden technischen arbeid. Naarmate
de muziek zich in grootere complicaties
ontwikkelt, naarmate de versnelling
van ons levenstempo meer en meer
de noodzakelijkheid wekt om elke
nuttelooze beweging om te scheppen
tot een direct-nuttige, naar die mate
ook is het mechaniek niet slechts een
onvermijdelijke noodwendigheid, maar
ook een gezegende hulp die in staat
stelt met de % uitgewonnen geest
kracht en energie waardevoller ver
overingen te maken op de
hoogerliggende gebieden waar geen mechani
satie mogelijk is.
Het cultuurproces dat zich afspeelde
tusschen den een of anderen
aulosblazer langs een Attische heerbaan
en de constructie van het waterorgel
van Ktesibios te Alexandrië, is een
proces, dat telkens met gelijke
maatslagen terugkeert, omdat elke schep
pende daad hier elk verklanken
van een gegeven muziek door haar
frequentie bij den mensch vervlakt
tot een bijna mechanische daad, en
onze eeuwenoude zin voor efficiency,
zoodra men zich van deze verklaring
bewust wordt, zich haast deze
bijnamechanische daad door de machine
te laten overnemen.
Zoodra bijvoorbeeld een wever
aan zijn weefgetouw zoo bezonnen
arbeidt, dat die arbeid het stempel
van zijn persoonlijkheid draagt, en
hij dus ten opzichte van alle
nietweveude merischen iets eigens, iets
kunstvols, iets dat zij kunst" zullen
noemen, weet voort te brengen, tot
zoo lang is zijn taak door geen machine
over te nemen. Maar van het
oogenblik, dat hij enkel handenarbeid ver
richt, dat zijn handelingen dus ver
vlakt zijn tot een mechanisch
op-enneer bewegen van spoelen, is het
dwaas deze bewegingen niet sneller
en doelmatiger te laten verrichten
door de machine, om een mensch
uit te winnen, tot het doen van
raerischelijker arbeid.
Natuurlijk is de rceele kwestie
niet zoo eenvoudig als zij in dit
schema wordt voorgesteld; er ko
men allerlei sociale factoren dit alles
beïnvloeden. Ma'ir vergeten wij niet,
dat de muziek als zoodanig met al
deze factoren niets heeft uit te staan;
de sociale beteekonis der muziek
bestaat pas wanneer zij het oor van
den hoorder heeft geraakt, of voordat
z'j de persoon van. den muzikant
heeft verlaten. Daartusschen is zij
vrij en onbelemmerd, aan geen socio
logie, geen religie, geen filosofie, ge-en
ethiek gebonden.
Voor de muziek zelve komt het
er niet op aan op welke wijze zij ge
produceerd wordt; wanneer zij slechts
in alle opzichten zichzelve gelijk blijft.
Het is dan ook niet problematisch
of en hoe het mechaniek de taak der
muziek-reproductie van den mensch
zal overnemen, maar wel: hoe de
verhouding moet zijn van het mecha
niek tot het Ik. Eerst wanneer wij
deze verhouding zuiver zien, kunnen
wij op juiste wijze de beteekenis en de
waarde van het mechanisatieproces
voor de muziek-cultuur vaststellen.
Men dient zich, om te beginnen,
goed bewust te zijn van de momenten,
waarop de persoonlijkheid de mecha
nisatie beheerscht en omschakelt.
Er is een geschreven muziek, een
ideale muziek die nog slechts in
instrument, middels een uiterst geper
fectioneerde pianola-rol, of op een
ander instrument middels een
grarninofonische plaat. De primaire han
deling van den speler wordt gemecha
niseerd, maar geheel naar het beeld
en de gelijkenis van het menschelijke
spel. Met welk doel?
Zoodra de speler het opgenomen
stuk anders speelt, heeft voo; hem de
mechanisatie gelukkig nog geen waar
de. In dit anders" culmineert zijn
bestaansrecht, dit anders" maakt
dat wij naar concerten gaan, en dat w ij
den eenen pianist een grooteren mees
ter vinden dan de andere. Mechanische
muziek is dan ook niet voor den
zelf-reproduceerenden kunstenaar be
doeld, of zelfs maar geschikt. Niet
anders als portretten ons iets waard
zijn wanneer zij de nog levende vrien
den uit onze omgeving voorstellen.
Maar de mechanische muziek heeft
haar gewichtigste beteekenis voor hen,
bij wie de muzikale reproductie geheel
Else Berg
abstractie bestaat, en die nu moet
verklankt worden. Ue muzikant be
dient zich daarbij van het eerste
mechanisme, het muziek-instrument,
dat hoe ook behandeld en beheerscht,
gebonden is aan de eigenaardigheden
van zijn stof en zijn constructie. De
muzikant heeft dezes niet in zijn macht,
hij kan zicli alleen maar bedienen
van do gegeven hoeveelheid klank
materiaal, in ecu gegeven kwaliteit.
Neem bijvoorbeeld eesii pianist, die aüii
heel andere mogelijkheden gebonden
is dan een violist, en die wanneer hij
bijvoorbeeld een IJechstein-piano ge
bruikt, weer heel andere beperkingen
kent dan de bespeler van een
Ciaveauvleugel. En ieel.-re ISeschstein-piauo
heeft weer andere aanslag-m,
igelijkhederi, eiizoovoorts. liet is duidelijk
genoe:g: hoe persoonlijk liet spel ook is.
op het moment dat nok m-iur de
geringste instrumentalis hulp wordt'
gebruikt (dus ook bij de menseliclijke
stem !) vindt een mechanisatie pla-its.
warivaan wij in zekeren zin zijn over
geleverd.
Nu komt het tweede moment, l'ie
gegeven muziek wordt vastgelegd, en
opnieuw gereproduceerd, op hetzelfde
Naakt
e>f grooteneleels etp mechanisatie- be
rust. Ten. eserstes zijn dat ele beroeps
musici, voe>r wie: het musicee-reMi ee:ii
vakmatige bezigheid is, elies niets met
kunstenaarschap (met he:t
pe-rsoe>nlijke me>me>nt) heeft uit te staan.
Ifim werk wordt eloe>r ele machine
veel beter verricht.
Dan elie-nt ele mechanische- nuizie-k
Vi »en' ele; muzikaal be.'langst e'llenele:n. vneir
wie- eloeu' gebre-k aan tee:hnische kennis
en bega,afelhi:iel ele re'proelue^t ie niet
alle-e-n in e-en me-chanisch stadium zou
nioete-n blijven, emielat zij de
pe.-soemlijke- uitingse-apaoitcit missen,
welk.eli- gaves is van ele-n kunstenaar, maar
omdat ze-lfs hun mae;hina!e: leproeln. t ie
zeineler tusschenkeiiiist van e.-n
instrume-nt elat ele technise-iu-
nto.-ilijkheden onelervangl, stuntelig en
onvoleloeiule zou blijven.
Ilie-r rake-n wij ee:n te-er punt. liet
is een gangbare bewering geworden.
maar e-en bewering, die op nu is
g.-basee:nl is. dal men "Jr// moet
nius:e-eereti. Kn \va:ii!-om zou men niet /.<?![
moeten tooiieels])elen eil' ele-clamei-ren,
niet ze-lf moe-ten elansen en aa;i elen
Marathein-weelleiiijj ile-e-lnenien. i-n ni'-t
zélf eluizemi andere eüngeii eloen 'i
Schilderkunst
door A. Plasschaert
Else Berg bij *an
I>iprUeze tentoonstelling van Else Berg
toont een vooruitgang; dat is het'.
genoeglijke ervan. Mevr. Berg werd
meer persoonlijk, meer vrij, fleuriger
van kleur. Ze had dat noodig want
ze behoorde tot die schilderessen onder
de Lateren, wien ge in het werk in oei
karakter moest toewenschen. Ze
wasmeer iemand, die inet de anderen
meeging in den stoet, dan dat ge haar
vanzelve als een afzonderlijkheid
tusschen de anderen zaagt gaan. Ze
had een voorkeur voor den
grootgchouden vorm; ze zag de figuur zooals
des Lateren die niet alleen zagen (ook
bij Van Konijnenburg dwong het
wezen van den tijd tot dit tragische),
maar de vaste omlijning van een
afzonderlijk wezen werd bij haargi-mi&t.
Ik zal niet zeggen, dat zij nu opeens
als een diep talent zich doet zien.
Ik vermoed niet, dat zóó iets ooit
zal gebeuren maar er is vooruit
gang. En deze vooruitgang is vooral
te bespeuren in de figuren, die zij,
schildert. Niet in alle. Er zijn
naakten en gekleede figuur, die noch
de groote psychologische spanning
bijv. van Charley Toorop hebben, noch
een innerlijkheid hebben als bijv,
Mathieu Wiegman en Piet Wiegman
maar er zijn een paar portretten
(met een goed geel etc. erin als klem?),
die vrij zijn als schildering en psycho
logisch belangrijk genoeg. Daartoe
behooreii het portret van den heer
J. P. en het zelfportret (met het geel
als kleur erin), waar de schilderes
zichzelve gaf vóór een muur en vóór
wat zonnebloemen. Naast deze zijn,
hoewel minder, hier te noemen een
boerenbedrijf (Xo. (i), een
kouscnstoppeiid meisje (bruin-roefden) .-n het
Naakt met de kat (1). De
boerenverjaardag, zwak a la Permeke (dit
schilderij doet zien hoe vei-we-nele-i
lijk innerlijk l'ermeke zelf is I; is jmee-i
een illustratie dan een wezontlijkix iel,
of waarheid.
Van de te.ekcningeii kan ik !,,.g de
Mulattin noemen om het psyche lo
gische, enkele, krabbels naar Naakten.
enz. waaiiri ge: ziet, dat zij zün van
een .schilderes, bezig om de klom.
Wie.- een bepaalele aanle'g heeft v<-< i
musicale reproductie', zal als var.z* if
aan zijn impulsen gevolg geve-n, -u
niet gehandicapt, worelesn el..c ir het
bestaan van mechanische: muziek,
oineiat hij elan immers alfijel jets
..anele.-rs" zal willen. Het U-staan
van een ine-chanische' reproelue t ie zal
hem eerder e-e'ii prikkel zijn.
Maai- die, duize'iieleii aneleren. ei:e
plichtmatig en vivugelele>e>s dag in dag
uit op een instrume'iit beunhazen.,
kunnen slee-hls twee ielealen he-bbe-n.
Of verlangen naar goede niuzie-k. elie
hun elire-ctesr. lieter, edele-r de.e.r
elere-proelue'tie-inst rnnientcn we.-relt
ue-se'l lonk en, óf v erlangen om hun
k'einei.jilelheieljes hot te vieren met. t,- lat.-n
/i.-n dat zij er ook iets van keime-n.
Tot straf van de/.e laatste mnep,
ele -roep lier Vert'e leielijkst e- llilli-I ,-i-lit en
ilie wei-ki'lijk ele vi'iTe >t t iiigsbai' i l !e n
van einze mn/.iekc.iilt uur voriii.-n,
bestaan gelukkig nog de ee-hte virtu
ozen. (!r meesters el<-r jiet'sooiiiijke
uitingen, ele pi haai re veieirU'eleli-n in
^<-h<-pp«-rs. elie l ele mee-haüUat ie
01 >k moge Yoortse-lirijelen,
emniiM.aar/itü.-n I.lijven, omdat het Ik altijel
.vut het mechaniek vooral'L:';UIt, e-n
<i<- inaehiiie zichzelve ten gronde ze ui
i'ii-hteii. wanneer niet ele:
emoplxiuelcIjk'- tusse-henke>inst ele'r waak/ame
p!-:sip<inlijkheiel elaar was.