Historisch Archief 1877-1940
No. 2746
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 JANUARI 1930
MODERNE JEUGD
door Willy Petillon
GI D D i NG g[
MUYS|
iSChILDERSI
HET geslacht, dat bezig U op te groeien onder
onze vaak af keurende en misprijzende blikken,
.beeft het wel hard te verantwoorden. Wie de
ueeningen hoort in allerlei kringen van onze maat
schappij, de stemmen beluistert, die unisono
-opklinken uit vaak zeer ver van elkaar verwijderd
liggende kampen, die de uitspraken hoort uit
monden, wier woorden de kracht hebben en het
.gezag der deskundigheid, die moet wel soms de
overtuiging krijgen, dat er geen haar goed is aan
de jeugd van onze dagen.
Arme jeugd, met haar strijd en met haar moei
lijkheden, met haar groote en overstelpende proble
men, waarvoor ze zelf een oplossing moet zoeken,
aiiet haar conflicten, die zij met zich zelf uit moet
vechten, tendeele, omdat het nu eenmaal het lot
:is van ieder menschenkind van eenzaam te staan
in zielestrijd, ten deele ook, omdat zij geen steun
vindt, geen rustpunt, waar zij, beveiligd tegen den
storm, een oogenblik adem kan halen, in het
gevoel zich geborgen te weten. Arme jeugd,
tegen wie zoo oneindig veel meer gezondigd is en
wordt, dan dat 'zij zelf zondigt, aan wie we in
onze onredelijkheid en waanwijsheid van groote"
menschen (en we zijn vaak zoo weinig waarlijk
rnensch, dat we het epitheton groot" er gevoege
lijk heelemaal af kunnen laten) de verantwoor
delijkheid zouden willen opleggen van onze eigen
eilen en tekortkomingen.
Want de jeugd, waarmee ik vooral bedoel de
ijpere jeugd, is immers niet anders dan het
product van onzen modernen tijd, die zich hoofd
zakelijk kenmerkt door stijlloosheid en stuurloos
heid en verwarring.
En van die jeugd zouden we een
levenszekerheid willen zien, die we vaak zelf niet bezitten
«n we verwijten hun, dat ze de richting verliezen,
terwijl wij zelf verzuimden hun een kompas in
handen te geven !
Dat conservatieve elementen met schrik en be
ven aanzien, wat er van oude tradities en gewoon
ten en zeden onderste boven wordt geworpen en
zonder ontzag, zonder consideratie en zonder pi
teit zelfs door de beeldenstormende jeugd op den
vuilnishoop wordt gesmeten, wie zal het hun kwa
lijk nemen?
Maar degenen, die voelen, dat het hun plicht is
.mee voorwaarts te gaan, zij het dan ook in een
.sneller en feller tempo dan hun goed e;i aangenaam
lijkt, zij kunnen niet anders dan erkennen, dat deze
revolutionnaire periode noodig is om tot een bete
ren en zuiverden toestand te geraken, al zullen ze
zich nu en dan ook wel eens twijfelmoedig en met
wn zekeren angst afvragen: Waar traan we hoen r
Onder de altaren die neergeworpen en de afgoden
? die verbrijzeld worden behoort in de eerste plaats,
dat van den schoonen schijn, waarop de godheid
der hypocrisie naarstig werd aangebeden.
Het gevolg daarvan is. dat we herhaaldelijk
het verwijt tot de jeugd hooreii richten, dat het
haar ontbreekt aan eerbied, wat overigens, in het
voorbijgaan gezegd, door ieder volwassen geslacht
.aan de opgroeiende generatie verwelen wordt.
Maar waar het dan meer in het bijzonder de jeugd
van onze dagen aan ontbreken zou. is de eerbied,
die de jonge man behoort te betooiieii tegenover
het jonge meisje, dat wil zeggen, dat hun omgang
re vrij en te ongedwongen is, met te weinig reserve
en restrictie.
Met dit verwijt raken we een van de brandpunten
van de revolutie in het maatschappelijke leven.
Inderdaad is de omgang tusseheii di> jongens
en meisjes veel vrijer geworden en het ligt voor
de hand, dat dit op een gegeven oogenblik groote
bezwaren met zich kan brengen, speciaal in een
tijd van overgang als wij nu beleven en waarin de
jongelui wel de grootere vrijheid hebben, die hun
plotseling in den schoot: wórdt geworpen, maar
niet den grooteren weerstand, niet bun deel van.
ethiek, die de opvoeding hun had behooren te
schenken, om die vrijheid op juiste wijze te ge
bruiken.Gelukkig echter heeft de jeugd < >ok nog haar
eigen aangeboren ethiek, haar eigen fijngevoelig
heid en intuïtief inzicht, gelukkig behoeft zij niet
alles van ons en onze opvoeding te hebben !
Het is voor ieder dunkt me vrij duidelijk wat
itnet het verwijt van gebrek aan eerbied van tien
jongen man tegenover het jonge meisje te ver
staan wordt gegeven, liet is een zorgvuldige om
kleeding voor de erkenning van het feit. dat zijniet
meer is een onbereikbaar ideool, waarvoor hij in
de verte de knie mocht buigen, tot het voor hem
uit de zorgvuldig getraliede nis werd gehaald en
hem na vele schoone ceremoniën plechtig eii met
toestemming van allen die daarbij te pas kwamen
in vollen eigendom in de vaak lang niet
onbezoedelde handen werd gegeven om er verder mee te doen
wat hem goeddacht. Neen, het idool is echt en
levend en waar geworden, een menschenkind van
vleesch en bloed, niet beter en niet slechter dan
hij, die het vroeger in de verte mocht aanbidden.
Maar behooren zij. die deze verandering
kwalificeeren als een gebrek aan eerbied van den jongen
man tegenover het jonge meisje, er eerlijkheidshalve
niet aan toe te voegen ..van goede familie";1 In de
wat men pleegt aan te duiden als .,hoogere" of
béter-gesitueerde" kringen wist men inderdaad
eenige generaties en zelfs nog wel n enkele terug
een soort van eerbiedsvertoon voor het jonge
meisje af te dwingen door haar in een zorgvuldig
getralied kooitje op te sluiten, haar angstvallig
buiten het bereik van en het contact met jongelui
van haar leeftijd te houden en haar te beschermen
op een wijze, die veel had van strenge bewaking.
Onder zulke omstandigheden was het wel heel
moeilijk niet eerbiedig", dat wil zeggen op-een
afstand te zijn.
* *
*
Maar de anderen? De kinderjuf f rouwen, en knap
pe dienstmeisjes, die belandden in gezinnen, waar
groote zoons of groote pupillen waren? Hoe stond
het met den eerbied, die er haar. toch ook jonge
meisjes, betoond werd. onbewaakt en onbeschermd
als zij waren? Is het verwijt van gebrek nan eerbied
voor het jonge meisje après tout misschien niet
anders dan de angstkreet van de moeder, die nu
haar eigen dochters bedreigd ziet en die haar geen
schild en geen wapen heeft weten te geven om haar
toe te rusten tot den strijd, die geen andere be
scherming voor haai' heeft dan de nauwlettende
bewaking, behoedzame afzondering, liet buiten
bereik houden van het gevaar, zooals je een
fleschje benzine wegsliüt buiten een kamer waar
een vuur brandt ?
Is het niet een geluk, dat er eindelijk een eind
gekomen is aan liet eoinodiespel van den schoonen
schijn, van een loos eerbiedsbotoon en van struis
vogelpolitiek? Want al die eerbied, al die
sehroomvalligheid. <lie de jonge man van een vorige gene
ratie jegens het jonge meisje heette te hebben
was immers niets dan schijn. Ik vraag me wel eens
af of degenen, die zoo klagen over de verwording
van den modernen tijd en het bederf van de mo
derne jeugd dan de dagen van hun eigen jeugd
vergeten zijn. Hebben ze geen groot o broers geluid,
met vacantie thuis, die de schoolvriendinnetjes
achtervolgden in den tuin en op zolder, in
provisiekast of een donker hoekje onder de trap? Hebben
ze zich zelf nimmer hoeven te weren tegen onder
nemende neefs of vrienden van de groote broers?
En als ik nu in vertrouwelijke gesprekken op
den laten avond verhalen hoor uil de schooljaren
van vrienden en familieleden, och nee. dan vind
ik die niet zoo erg eerbiedig en onschuldig en dan
is wat er nu gebeurt niet zoo heel \ ee] erger, alleen
maar anders.
We loopen bij het vergelijken tusschen twee gene
raties altijd gevaar op twee klippen te stooten. De
eerste wordt gevormd dool' het feit. dat we alles
in onze herinnering yermooid zien in een gulden
glans, de scherpe contouren verzacht, de felle
contrasten van licht i.'ii schaduw verdoezeld. Kn
dat geïdealiseerde beeld del' herinnering vergelijken
we dan met de schrille werkelijkheid van het heden.
met zijn felle kleuren en tegenstellingen, wa.arxan
de hevigheid nog niet door den tijd verstild is. De
tweede klip is dat we, door een zeker conservat isme,
door een zekere eigenwaan en zelfoverschatting
ook. bijna, niet er toe te krijgen zijn, om volkomen
eerlijk te wezen, eerlijk tegenover ons zelt vooral.
Het kost ons zoo veel om te erkennen: nee. inder
daad, wat die jongelui daar uitrichten is niet in
den haak. maar in mijn jeugd was ik zelf toch o..k
niet beter. Alleen, de mogelijkeden waren er to.'U
i liet....
Het is een zeldzaamheid, maar1 daarom ook iets
wat treft en ontroert, om iemand zooals dr.
Gunning deed op het congres van de Vereenigmg
ter behartiging van de belangen van liet Kind in
Den Haag niet alleen voor zichzelf, maar openlijk
te hooreii verklaren: neen, we waren in onze
jeugd niet beter, we hadden geen eerbied.
Maar al erkennen we graag, dat de tegenwoor
dige jeugd volstrekt nietslechter is dan de generatie
die haar voorging, we kuiineii evenmin de oogeii.
sluiten voor het feit, dat zij in haar uitingen heviger
is, dat het haar vaak aan stuur, aan inzicht eri
begrip ontbreekt.
* *
*
We moeten alleen niet bang zijn. maar ver
trouwen hebben, vertrouwen in ons zelf, maar
vooral ook vertrouwen in en op de jeugd, in
haar eerlijkheid, haar intuïtieve ethiek. En als we
onze jongens en meisjes, vervuld van dat ver
trouwen, trachten te naderen, zullen ze ons meer
dan halverwege tegemoet komen. En de strijd is
zoo veel lichter, vele moeilijkheden effenen zich
van zelf.
\Vegnenien kunnen we die niet, maar dat be
hoeft ook niet. De strijd moet gestreden, de moei
lijkheden moeten overwonnen worden.Het is de taak
van vaders en moeders en opvoeders om de jonge
menschen sterk te maken, voor den strijd, hen te
wapenen en toe te rusten, niet om hen aan deu
strijd te onttrekken en ze op te sluiten in een bom
vrije kazemat, want daarmee bewijzen we hun.
geen dienst en ze zullen er ons ook niet dankbaar
voor zijn.
Eerlijkheid en vertrouwen moeten de basis zijn
van onze verhouding tot onze kinderen, onze
groote kinderen vooral. Geen knoeierijtjes, geen.
draaierijtjes. geen leugentjes om bestwil, Ze
behoeveii geen goden of halfgoden in ons te zien om
ons dien eerbied toe te dragen, dien we mecneii van
onx.e kinderen te mogen verwachten, niet int
kracht van het recht van den sterkste, want die
factor verdwijnt naarmate onze kinderen opgroei
en en den volwassen leeftijd naderen, maar omdat
we hun ouderen, hun ouders, zijn. En wanneer /.?>
ons hebben leeren kennen, niet als de vertegen
woordigers van een verouderden vaak fictief gezag,
niet als degenen, wier daden niet uvrritiseerd e:i
wiel' woorden niet in twijfel getrokken mogen wor
den, maar eenvoudig als degenen die we zijn. strij
dende en struikelende ineiisehen. maar menschen
o]i wie je vertrouwen en op wier Woord je rekenen
kunt. dan zullen, ze ons dien eerbied ook niet ont
houden.
l.aten onze kinderen ons vertrouwen .11 laten
ze ons liefhebben, dan komt de rest van/el!'.
Allén laten ze ons nooit behoeven te minachten!
Maar dat ligt aan ons.
MUZIEK D STRIJKINSTRUMENTEN
H.
SNAREN
[J T T T) TV T TF) Achter St. Pieter -t Q
p O. rV/\n.I\. Utrecht D Tel. -143 Q
PIANO'S D D VERHUREN D n VLEUGELS
RECEPTEN
\Vurm*' uppel pudfl iiü' tt-] njï*-lsrh r«'<M'|>ti
12."> gram fijn gesneden os^eiiv ??) . lli.'i Ltr.'un
u'eras]>'i v, iH ebri M >d, 12.") i;ram snit-uten. ! 2."J ui',ui;,
in blokjes u'esneden. appel. 125 gra.m Miike'. <l"
ger;'.--pte schil van n citroen, l gl:ia-je rum, o!'
eo'j-nai' en '?'> a l eieren.
.Mem; de bovengenoemde ingrediënt"!! u..<d.
il,n.reen en doe de iü'is-,a. in een mei boter int
ewr"ven en niet piineerineei bestrooid.-
w.-irme-puddinj;\orni. l .(t/il /,e uvduremLe ongeveer '.'-, uur koken.
E R S
VAN OUD-BUSSEM