De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 25 januari pagina 10

25 januari 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 JANUARI 1930 No. 2747 Toon Kelder Portret van zijn zoon (1929) SCHILDERKUNST door A. Plasschaert In Memoriam Anna Abrahams (1*19-1030) Om bloemen en vruchten, en om die te schilderen was het leven vau Anna Abrahams, ejn heel vrouweleven ! En wanneer go dat op een oogenblik helder en klaar overziet, is 't altijd wonderlijk. Wat een bevangenis ! Dag-in, dag-uit verrukt te zijn om de kleur van rozen, die zoo bleek-rood zijn, dat ze op witte gelijken en altijd opnieuw verheugd om de kleur van wat perzikken te saam. En altijd een lang leven, dat ging tot het tachtigste jaar, zóó zeer verwonderd te wezen om geel en rood, om lichtblauw, om andere teederheden, dat ieder schilderij levend was, spontaan, frisch en toch beschroomd; argeloos gezien. Kr was in haar werk niets van met-voorbedachten-rade. Zooals bloemen bloesemen en zedig en toch rijk ver welken, en zooals vruchten edel zijn en zich toch niet opdringen, zoo gebeurde zonder armoe aan Anna Abrahams het leven. Haar schilderijen gaven meer kleur dan vormen van drie dimensies. Het kleurengeheel was beschaafd, en wat vrouwen eigen is, die schilderen, was haar ook eigen er was veel verscheidenheid vau gamma. Haar vorm werd ruim neergeschreven, en had meerde hoeda nigheid van een lyrisch-geworden herinnering, dan van sterk willen modelleeren en, wat ze schilderde zag ze daarom niet alleen, maar altijd als het deol van het geheul, het schilderij. Kr was in dit werk geen gebiedende vreugd noch sombere verdonkeriug al was er weemoed - - er was een steeds willige onbevangenheid tegenover het schoon, voor haar gesyrubole3i d in vruchten en bloemen, liggend in een vrij en open licht zonder geweld. Toon Kelder, bij Kleykamp, I>on Haas De op-eenvolgende tentoonstellingen van het werk van Toon Kelder vertoonen steeds opnieuw de resultaten van een volhardende!! arbeid. Zij vertoonen steeds vaardiger kunde, en het bereiken van grooter hoogte wat het ambachtelijke betreft. Maar zij doen ons meer zien; zij brengen nieuwe schakeeringen aan den dag. Het eerste werk, dat Kunstzaal van Lier Rokin 126 Amsterdam. Oostersche & Europeescha antiquiteiten Oude en Modarne schilderijen en plastieken Negerkunst & Ethnographica meetelt bij dezen schilder, was zwaar; met het paletmes werd een grooto massa verf op het doek gebracht, die nïet steeds genoeg geestelijk of licht trilling was geworden. Het werk was toen sterk hoewel somber van kleur. De voorstellingen waren stillevens, stadsgezicht, landschap. De kleur zou in een volgende, belangrijker periode steeds die van een colorist blijven, maar ze zou, kunt ge zeggen, tot een uiterste grens van het donkere gaan, terwijl zeker een invloed van Permeke nu en dan te erkennen was. De figuur won belangrijk; in die periode, die voor Kelder, een langdurige was, ontstonden tal van figuurstukken, visschers, werklui, dikwijls met een achtergrond van stad of zee in dezelfde stemming, terwijl het stilleven en het bloemstuk minder en minder voorkomt; wel echter zijn daarbij vele zeegezichten, die hij in Scheveningen schilderde. Het werk, dat bij Kleykamp nu te zien is. is van een latere periode dan wat ik noemde; het is uit 1929 en uit 1930; gedeeltelijk in Parijs (waar hij een tijdje verbleef) maar het meest in den Haag geschilderd. Het bevat de groep (studies) van gezichten uit Parijs (hij woonde bij het Bois de Boulogne) het bevat de groep der schilderijen met paarden en ruiters; het bevat naakten; daaren boven enkele portretten. De naakten en de paarden met ruiters in het landschap zijn zeker Composities" te heeten, in dien zin, dat zij niet naar de natuur ten eerste zijn maar ontstaan. ook met den wil een vollovond kleurgeheel te scheppen; studies naar onderdeelen werden ge maakt, maar het geheel is de vrucht van het ver mogen een onwrikbaar geheel te bouwen" (als kleur-geheel) De gezichten uit Parijs zijn breed gehouden im pressies van wat hij daar uit zijn hotelraam zag. Zij zijn voor de meesten het gemakkelijkst te ver staan. De kleur is meestal in het grijze, of in het bruine; een enkel maal zijn ze met meer kleuren. Het zijn momenten" van de stad onder een ge dekte lucht of bij regen. Zij doen de hand van den schilder gevoelen; het is eene, die met groote vegen werkt en de vormen vrij houdt van alle détail wat de beweging van die hand zoude stremmen. Het is een impressionisme vau den tegenwoordigen tijd; de colorist in Kelder bleef sober en zeker zijn er dingen bij aangenaam om te zien; do natuurlijke schilder is er (zie IJS, 3(i, IS l, 26 etc.) Ze zijn als regel donker. Veel openbaarde!' en beweeglijker is de kleur bij de Ruitens, in e m landschap, bij de Oliphanten zelfs en bij een landschap met badenden. dat ver band houdt met de naakten-groepen uit den laatst en tijd. Die ruiters zijn meer uit de pharitaisie. dan wat Kelder tot nu toe maakte; het zijn bouwsels om de kleur, door den geest geschikt, (ie zoudt ze bovenal muzikaal kunnen noemen, wanneer ge daaronder wilt verstaan dat de kleuren zwellen en klinken, dat het geheel op elke plek levend is en dat de kleur optreedt ..in her ovvn right". Zij zijn dat ten eerste. Het zijn kleiii'klanken. meer dan l ichti illingen of gedeeltelij k e opl< >ssingeii van vormen in het licht. Dat zijn ze niet. Ze zijn een wezentlijk rhythmisch bewegen van de kleur bovenal: dat is de grootste eisch, waaraan zij bij den schilder hadden te voldoen. De objectieve" werkelijkheid had daarvoor te wijken; dit bewogen, muzikaal kleur-rhythmisch geheel is hun bekoring. .l let zijn ook stemmingen zoo ge wilt, maar innerlijke, visueel vertolkt. Die ruiters rijden door landschappen. «He ten eerste hadden te voldoen aan die muzikaliteit. en die niet natuur, maar irmerlijk-getroiiw. niet te localiseeren zijn. al mag een uitzicht uit zijn huis er uit te raden lijken maar het is steeds ver vormd, gewijzigd naar een innerlijke behoefte. Ze zijn om dit alles echter niet, littérair, het zijn schil derijen om de kleur; door <le kleur oefa»'>i zij hun verkiivj int. Van deze werken vindt ge een groot getal hier. verscheiden naar waarde, nooit beneden een goeden norm; dikwijls kort-af goed (zie II. IS. s etc. terwijl de jagers met hun buit van jonge vossen 10 hier bij te rekenen zijn). Een overgang naar ..de Naakten" vormen n landschap en de Vrouwen aan het strand; van die baadsters behooreii enkele zelfs tot de allerlaatste periode. Als overgang is zeker een klein schilderij als \o. löte noemen. Nog is het meer kleur dan licht, maar van daar-nit begonnen toch de compo sities der groote en kleine figuurstukken, die ile laatste werken van Kelder op dit. oogenblik zijn. Kn wat is het kenmerk van de~c \'dulden': J f et is een bij Kelder ongekende .Souvereiiiiteit van het licht over den vorm. Dat heeft goede dingen mee gebracht. Het werk werd er inderdaad edeler door. en het won aan beschaving, wat het aan te zwaren Toon Kelder Portret van mevr. K., in 't rood (1929) nadruk (laten wij zóó het hoofsch zeggen) verloor. Het w«m aan voornaamheid en met minder nadruk toch aan volledigheid. Ook bij deze naakten is de naakte figuur materiaal voor het gesloten geheel, dat Kelder wilde als schoon-gesloteii van doortrilde, lichte kleur. Het geheel is hier absolute hoofdzaak en het geheel moest een zachte klaarheid hebben. De vormen (bijv. de gezichten) krijgen daardoor iets latents, wat naast het openbare altijd een eisch is voor goed werk. De voorstellingen (ge zoudt ook kunnen schrijven: het zijn zwaaien van licht, in zichzelf weerkeerend) bestaan uit een of meer menschenlichamen, steeds van vrouwen. Kr is tussehen deze composities na tuurlijk ook verschil naar waarde, maar zij behooreri toch tot de zuiverste werken van dezen kundigen schilder; ze zijn. niet te ontkennen en niet voorbij te gaan; ze zijn van een schilderenden schilder. Tenslotte zijn er nog een paar werken, die beter afzonderlijk te behandelen zijn, dan dat ik ze rangschikken wou ouder genoemde groepen. Hiertoe reken ik in de allereerste plaats het schilderij van den zoon van den schilder op een grooteii speelgoedbeer. Dit portret is in zijne een voudigheid van een verrassend bijblijvende kracht. Van de drie portretten van Mevr. K. is dal in het bruin het minst; dat in het rood het meest gratieus. dat met, den gelen juniper juist om dat geel niet te vergeten. Ken sterk schilderij is nog de zwarte ruiter op het witte paard. Hoewel tegen enkele vormen van het paard iets is in te brengen, is het werk door hel zware wit en door den donkren ruiter, die in den achtergtond haast verdwijnt, geheimzinniger dan veel anderen hier. liet bergt een niet eenvoudig te verklaren verrassing. Ik hoop, dat door dit alles het duidelijk is. dat het voor iemand die belangstelt in schilderkunst noodzakelijk is deze tentoonstelling te gaan zien: een beweeglijk talent vertoont er zijn kracht en <!e sehakeeringen in die kracht. Sinter, liij Itlc.Ykuiup. l»cil Hu»K liet werk van Singel1 is gebleven wat het was: er is. gegeven den aard daarvan, ook weinig ver rassing te wachten, (ie moet. schrijven: het is niet onbeschaafd, maar is de lof daarmee ook niet uitgeput, die ge eraan zoudt kunnen geven? De landschappen, de bergen, de voorstellingen, zijn oppervlakkig; dadelijk is een schilderij uitgekeken. (?e zondt kunnen zeggen, dat het werken zijn voor een salon, maar ook. en dat is essentiecler, dat de schilder de natuur aangezien heeft met een leegc beleefdheid. D. G. SANTEE LANDWEER KUNSTHANDEL Heerengracht 396, AMSTERDAM Van 15 Januari tot 15 Februari Tentoon stelling Litho's H. de Toulouse Lautrec

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl