De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 25 januari pagina 5

25 januari 1930 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2747 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 JANUARI 1930 KRONIEK Miss HOLLAND 1931 De Deugdzame Millionnir "TTTAT altijd een beetje ergert bij zulke figuren als wijlen Edw. Bok, overigens toonbeelden van burgerdeugd, dat is het zachte waas van deugd zame zelftevredenheid, waarmee zij omhangen zijn. Er is een zekere maatschappelijke heiligheid aan hun geslaagd-zijn, die ons, ongeslaagden, bijna verwijtend aandoet. Zij schijnen te pas en te onpas te zeggen: zie m;j, onder de akeligste omstandigheden geboren en zie, wat er door eigen intelligentie en wilskracht uit mij gegroeid is. Dit vermag de Mensch, elke mensch, die volhardt en waakt en het oog op den Dollar gericht houdt. Ieder heeft zijn lot in eigen hand en het zijn slechts de zwakken, de nietsnutters, de dwarsdrijvers, die het niet tot eer en rijkdom brengen. De couranten, en later de levensbeschrijvers, gaan zich vervolgens beijveren der geloovige menig te mee te deelen, hoe zij hun rijkdom eigenlijk ver zamelden ten bate van het algemeen, hoe zij eigen lijk pure idealisten waren, voor wie het Schoone en Goede alleen bestond, zoodra zij finantieel, als 't ware, maar een veer van den mond konden blazen. Alles ten bewijze, hoe een arrivé, om zoo te zeggen, door zijn geslaagdheid zelve een deugd zaam mensch is en hier Eigenbelang en Ideaa roerend samen gaan. De ontbeeringsvolle jeugd, de wreede, uitputten de arbeid worden dan tot een soort van martelaar schap, verdienstelijk voor de Menschheid, en de latere millioenen zijn slechts het loon der Deugd. f?TT -'J Welk een edelaardige wereldorde is dit, waar vlijt, volharding, durf, vernuft zoo onvoorwaar delijk beloond worden en elke krantenjongen het ( milliardairschap onder zijn vieze pet draagt ! Toch leert de ervaring, dat de meeste kranten jongens of telegrambestellertjes sterven, voordat zij dat aardsch paradijs deelachtig werden. Het schijnt, dat er ook zoo iets is als gunstige omstandigheden, Schweineglück, bij te pas moet komen, en liet is verder niet boven allen twijfel verheven ff de eigenschappen, tot het fortuin maken vcreischt, wel alle tot de christelijke deugden" behooren. ,,De Jeugd zei Thorbecke moet opgevoed worden tot christelijke en maatschappelijke deug den." Maar hij zei er niet bij, wat hij onder maat schappelijke deugden" verstond. Ik denk haast, dat hij plooibaarheid, brutaliteit, K cksichtlosigkeit, geveinsdheid, principieele kwade-troiiw en dito wantrouwen, mateloos egoisme, zelfver zekerdheid, ijdelheid, menschenverachting en zoo meer, altemaa,! eigenschappen, die een mensen zoowel tot een goeden diplomaat, als tof een goeden zakenman maken. In zeer verschillende doses en menging. Men heeft niet van alles evenveel noodlij om te slagen. Maar zonder een matige hoeveelheid, een quantum satis, dezer dingen, bereikt niemand in deze booze wereld meer bijzondere hoogten. Behalve dan natuurlijk wijlen Kd\v. Bok. F. C. BRANDBLUSSCHER HOLLANDIA' SPANJAARD&C2 FABRIEK ESPANA UTRECHT Opgewonden koor: Mammie... . ben je gekozen"?!" Cultuurhistorische verkenningen ONDElt dezen suggestieven titel l) heeft prof. lluizinga een aantal studiën samengevat, die in de laatste jaren verspreid waren verschenen. I Jat geeft ook het karakter van dezen bundel aan, die een veelsoortig en bont, maar daarom ook wn,t ongelijksoortig en ongelijkmatig aspect vertoont. Al dadelijk treft de zeer uiteenloopende omvang van deze studiën. Ongeveer do helft van den bundel wordt ingenomen door een diepgaande studie over de taak der cultuurgeschiedenis, die gegroeid is uit een voordracht in de algomeene vergadering van het Historisch genootschap, eerügr jaren geleden. Hij deze theoretisch-iuethodologische uiteenzetting sluit zich het best Jtiin de beschouwing over de definitie van het begrip ge schiedenis, die men zicli uit de Kon. Akademie zal herinneren. Eveneens een algemeen, maar minder kentheoretisch karakter hebben de studie over renaissance en realisme en de aardige kleine samenspraak over de thema's der romantiek. di<; in de Gids van het vorige jaar de aandacht trok. Een meer speciaal, uitnemend stuk is de uiteen zetting van Duitschlands invloed op de Xederlandsche beschaving, Tenslotte nog specialer i» de studie over de figuur van den dood bij Dante, die voor eenige jaren in den Gids verscheen. Men ziet. dat de eenheid van deze cultuurhisto rische verkenningen inderdaad niet zonder scheur is. Maar toch kan niet worden volgehouden, dat de/.e vlag deze lading niet zou dekken. Want er is meer eenheid ten slot te in deze beschouwingen tn bespiegelingen dan het uitwendig mag schijnen. Die eenheid is evenwel meer innerlijk dan uiter lijk: zij wordt gevormd door den geest van den onderzoekei' zelf. Prof. Hui/inga houdt deze diverse dingen door zijn geestelijke kracht Kamen. liet 7,011 weinig zin hebben dieper in te gaan [op do hier behandelde onderwerpen, waar het hier geldt een bundel van grootendeels reeds vroeger verschenen studiën: min of meer hebben wij hier met herdrukki n te doen. Evenmin is het loonend na te gaan, of en in hoeverre de lezer het met de voor gedragen beschouwingen en inzichten eens is. Men zou bijv. de vraag kunnen stellen, of de hier gegeven definitie van het begrip geschiedenis niet al te eenvoudig en te weinig bepaald en om schreven is. Maar het gaat nu eenmaal altijd zoo met liet werk van prof. Huizing-a: men wordt steeds geboeid door de klare voorstellingen uitbeeldirg van de historische problemen en van de histori.srhphilosophische beginselen; men. komt daardoor zelf tot beschouwing en bespiegeling, waarbij dan veel minder plaats is voor eigenlijke kritiek dan voor bezinning en verdieping. II. BRUGMANM l ) J. Huizing», Cultuurhistorische verkenningen. Haarlun, A7. V. //. D. Tjeenk Willink en Zour,.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl